Als Pieter Derks (39) vertelt dat hij zijn voorstelling ‘Ja, leuk’ heeft genoemd zodat het hopelijk vanzelf een vrolijke avond wordt, dan weet je eigenlijk al genoeg. Er is wat hem betreft weinig reden tot vrolijkheid, dus probeert hij zijn pessimistische boodschap vrolijk te verpakken.
Derks is een geëngageerd cabaretier en kan zich flink kwaad maken over politiek en machtige bedrijven, iets wat wekelijks te horen is in zijn columns in de rubriek ‘De Druktemaker’ op Radio 1. Dit doet hij ook in zijn twaalfde voorstelling, maar het theater biedt meer mogelijkheden dan een radiocolumn. Om zijn pessimisme over de staat van de wereld wat gezelliger te maken, heeft Derks onder meer een band meegenomen waarmee hij een aantal leuke en up-tempo nummers speelt.
Het leven bestaat in feite uit een eindeloze serie problemen, aldus Derks. In een niet uitsluitend serieuze opsomming benoemt hij de hobbels die je alleen al moet nemen voordat je leven goed en wel van start kan gaan. „Zo wordt iedereen per definitie geboren in een land waar je de taal niet spreekt.”
Ernstiger wordt Derks in zijn blokje politiek-Den Haag, als hij zijn woede uit over verschillende politici en partijen. Zo verbaast hij zich erover dat Pieter Omtzigt na formatiegesprekken die zouden gaan over de anti-rechtsstatelijkheid van bepaalde politieke ideeën, uiteindelijk viel over financiële kwesties. Wat is daar nou aan de hand, vraagt Derks zich af: „We willen wel fascisme maar kunnen het niet betalen?”
Aandacht
Derks kan zijn politieke voorkeuren verwoorden in scherpe oneliners, maar het is interessanter en grappiger als hij zijn zorgen wat persoonlijker maakt. Sterk is zijn betoog over het gevecht om aandacht, het kapitaal van de 21ste eeuw. Derks vertelt over ene ‘dokter Pimple Popper’, die een medisch specialisme uitoefent dat volstrekt overbodig is, maar online wél veel aandacht trekt. Ook bij Derks thuis wordt dit socialmedia-account waarop enorme puisten met chirurgische precisie worden uitgeknepen gevolgd.
Dit soort anekdotes zijn grappig door de onbenulligheid en herkenbaarheid ervan. Iedereen heeft wel zijn eigen dokter Pimple Popper, een vreemde fascinatie voor iets mals. Tegelijkertijd maakt Derks aan de hand van zo’n particulier voorbeeld haarfijn duidelijk hoe het mechanisme van „de aandachtseconomie” werkt.
Derks: „Nu denkt iemand anders: ik moet iets bedenken dat nóg meer aandacht trekt dan een vulkaan van pus.” Vervolgens weet de cabaretier zijn betoog binnen een paar zinnen te verbreden tot meer gevaarlijke vormen van extremisme. Er lijkt geen speld tussen te krijgen als hij uiteindelijk concludeert: „Extreme dingen trekken meer aandacht, alles wat je aandacht geeft groeit en zo groeit het extremisme.”
Averechts
Terugkerend thema in ‘Ja, leuk’ is de vraag of technologische innovaties zich niet soms onterecht laten aanzien voor vooruitgang. Is er niet een punt waarbij een teveel aan kennis en (communicatie)mogelijkheden averechts werkt, vraagt Derks zich af. Hierbij kraakt hij een aantal serieuze noten, maar vertelt ook een komisch verhaal over waarom je maar beter je telefoon niet kan opnemen. Zo belandde hij eens in de situatie waarbij hij op de vraag of hij scheidsrechter kon zijn bij de voetbalwedstrijd van zijn dochter geen ja bleek te hebben gezegd, maar zeker ook geen nee. Hij belandde uiteindelijk op het voetbalveld als scheidsrechter, maar zijn besluiteloosheid resulteerde daar in een wel érg langdradige voetbalwedstrijd.
Tegeltjeswijsheid
Uiteindelijk concludeert Derks dat we moeten leren accepteren dat niet alles oplosbaar is. Anders zal iedere situatie waarin iets nog niet opgelost is onbevredigend blijven. Omarm het mysterie zegt Derks, een boodschap waarvan hij zelf ook wel weet dat het nogal afgezaagd klinkt. Met fijn sarcasme over kloven en „een bochtig tuinpad als bestemming” neemt hij het genre van dit soort tegeltjeswijsheden op de hak. Ironisch: „Je wordt er helemaal filosofisch van.” Toch weet hij duidelijk te maken dat in wat afgezaagd klinkt, soms gewoon waarheid zit. Zijn slotlied zit vol clichés („Dit is het leven dus je moet gewoon maar gaan/ ik was allang vertrokken en ik kom vanzelf wel ergens aan”), maar mist desondanks zijn effect niet.