Angst voor de hoge E dwong sopraan Nora Fischer zichzelf opnieuw uit te vinden

„Haar stem kan alles”, verzuchtte een bariton eens bewonderend over sopraan Nora Fischer (37). Maar dat was voor haar val, die begon met één haperende hoge noot. De diepte voelde bodemloos. Op den duur lukte het haar zelfs niet meer om voor jarige vrienden Happy birthday te zingen. De plotselinge dood van haar oudere zus midden in die crisis versterkte de noodzaak om haar bestaan tegen het licht te houden.

„Want wij zaten vast aan dezelfde giftige ketens”, zegt ze. „Wat was er gebeurd met die twee kinderen die bruisten van levenslust en creativiteit, maar die in de loop der jaren zoveel zelfhaat ontwikkelden. Waar zijn die onschuld en vreugde gebleven? Het leven is niet vanzelfsprekend, daar moeten we elke dag weer ‘ja’ tegen zeggen. En om dat te kunnen, moest ik mezelf beter leren begrijpen, maar ook de wereld waarin ik opgroeide en de weg die ik aflegde.”

Ze ging de strijd aan met haar demonen. En nu, vier jaar later, blikt Fischer terug op dit zelfonderzoek in de indringende – gesproken – voorstelling De Sprong, die vanaf eind deze maand vijftien keer te zien is.

Ze kijkt uit het raam van Café Welling, de iconische muzikantenkroeg achter het Amsterdamse Concertgebouw. Een poster van haar vader, de Hongaarse dirigent Iván Fischer, hangt naast de artiesteningang. Achter zijn looprek struint de 93-jarige componist Theo Loevendie rond vieren naar binnen voor zijn dagelijkse kop koffie en de krant. „Ik heb hier wel gezongen met Theo achter de piano”, glimlacht Fischer. „Dit is een heerlijk rauw vrijbuitershol.”

In de greep van angst

De familie van Fischer – haar moeder is blokfluitist Anneke Boeke – kent aan beide kanten generatielange lijnen van musici en intellectuelen. In haar voorstelling gaat zij onder meer in op het hoge verwachtingspatroon waarmee dat haar opzadelde. Ze deed drie studies: conservatorium, musicologie en filosofie. Niet dat iemand het van haar vroeg. Ze dacht zelf dat het nodig was om vader, moeder en zus trots te maken. En de strenge mores van de klassieke muziek deed de rest, merkte ze.

„Je begint met zingen uit liefde en plezier, maar het verzandt in perfectionisme. Hoe ben ik beland op een plek waar ik alleen nog maar bang ben om het niet goed genoeg te doen? Dat raakt aan elementaire vragen. Wat is het om te leven? Wat betekent het wanneer dagen zich vullen met een obsessie voor de eisen die de olympische samenleving ons oplegt? Citius, altius, fortius. Sneller, hoger, sterker. En dan de klassieke muziek met uitgesproken ideeën over hoe ‘het’ hoort. Wie heeft daar iets aan?”

Ze wijst naar het Concertgebouw. „Het is weer de tijd voor Bachs Matthäus-Passion. Als student controleerde ik daar toegangskaarten. En dan zag ik mensen binnenkomen met de partituur onder de arm, om mee te lezen. Het voelt alsof je proefwerk ter plekke wordt nagekeken.”

Klassieke musici vertolken meestal werken met een lange historie, weet Fischer. „En daardoor liggen we altijd langs de meetlat van de geschiedenis. De vrees niet te voldoen aan het ideaalbeeld drijft velen – het gebeurde mij ook – in de armen van bètablokkers en angstremmers. Heimelijk geslikt op de plee. En vrijwel niemand kaart de oorzaken aan. Want angst wordt gezien als onprofessioneel, iets om je voor te schamen. Maar het is gewoon een gezonde reactie op alle opgelegde druk. Hoe hoger je klimt, hoe onbespreekbaarder het probleem wordt.”

De vrees niet te voldoen aan het ideaalbeeld drijft velen in de armen van bètablokkers en angstremmers

Dat de Holocaust diepe wonden sloeg in haar vaders familie hielp ook niet mee. ‘De Joodse drang tot excelleren om te overleven’ noemt ze het in haar voorstelling . „Bij de try-outs herkenden veel bezoekers de gezinsdynamiek die ik schetste. Ik verwijt mijn vader, moeder en zus niets. Veel van mijn gedachten en gevoelens waren gebaseerd op aannames, op onzekerheden die ik niet durfde aan te kaarten. Voor mij is De Sprong een ode en liefdesverklaring aan hen. Maar ons gezin vormde onderdeel van een groter web van generaties, waarin pijn onbewust en ongewild wordt doorgegeven.”

Het verraste haar dat – in een klein Gronings dorp waar ze de voorstelling voor het eerst speelde – mensen haar na afloop in tranen omarmden en bedankten. „Wat moet zo’n publiek met een zangeres in doodsangst, omdat ze denkt geen hoge E meer te kunnen zingen, vroeg ik mezelf van tevoren af. Er zijn ernstiger problemen. Het ‘Randstedelijke’ verhaal over mijn zelfontplooiing en de valkuilen van het perfectionisme zal hier wel op onbegrip stuiten, was mijn verwachting. Niets bleek minder waar.”

Fischer treedt in zo’n vijftien zalen en zomerfestivals op met „het meest persoonlijke en naakte wat ik ooit heb gedaan”. Toch voelt ze zich minder kwetsbaar dan voorheen. „Ik heb een masker afgezet. Het probleem – zeker in het rijke Westen – is dat we zoveel verlangen. En met alles wat wij denken nodig te hebben, leveren anderen in. Ik wilde ook in grote zalen zingen, bewondering en roem oogsten. Maar die ambitie maakte me doodongelukkig. Mijn stemcrisis dwong me terug te keren naar de simpele vreugde waarmee het zingen in mijn kindertijd begon. Dat plezier doorgeven aan wie daarvoor openstaan – meer heb ik niet nodig. En als dat niet genoeg blijkt om van rond te komen dan bedenk ik daar wel weer iets op.”

Foto Merlijn Doomernik

Een slecht mens

De Sprong schetst een lange zoektocht naar een ‘medicijn’ voor haar stem. Maar die zanglessen versterkten de verkramping. „Omdat ze zich richtten op reparatie en niet op heling”, zegt ze. „Om te kunnen helen, moest ik een carrière loslaten, een manier van leven waaraan ik krampachtig probeerde vast te houden. Die spanning echoot soms nog in mij na. De Sprong is opzettelijk een kleine tour, want ik weet niet hoe het gaat voelen. Maar door de grote persbelangstelling pushen sommigen me om meer voorstellingen te spelen. Verleidelijk. Maar ik voelde meteen weer die oude onrust. Het gaat erom mezelf eraan te blijven herinneren dat ik dat niet meer wil.”

Want precies die mechanismen brachten Fischer eerder naar een dieptepunt waarop ze ging geloven een slecht mens te zijn. „Ik zag mezelf van binnenuit en anderen van buitenaf. En die anderen deden in mijn ogen allemaal goede dingen, die waren onzelfzuchtig en vol medeleven. Ik wilde van binnen zijn zoals ik die anderen van buiten zag. Maar in mijn hoofd maalde het eigen onvermogen, het mantra: ik ben egoïstisch. De podiumangst gijzelde me. En wie gevaar voelt, verkleint de wereld tot een tunnel waarin alleen overleven telt.”

Theatermaker Nina de la Parra, een hartsvriendin, opende een nieuw gezichtspunt. „Voor mij was muziek gewoon, alom aanwezig al van voor mijn geboorte, een gereedschap waar ik goed mee kon omgaan. Hoeveel muziek kan betekenen voor anderen, ontdekte ik pas toen Nina midden in de crisis zei: ‘Nora, weet dat jij met alles wat je tot nu toe zong al genoeg aan mensen hebt gegeven.’ Zo had ik het nog nooit bekeken. Het was bevrijdend, die gedachte dat ik het niet enkel voor mezelf had gedaan.”

Om te kunnen helen, moest ik een carrière loslaten

Wat eveneens hielp was het lezen van De keuze, van de Hongaars-Amerikaanse psycholoog Edith Eger, die als tiener het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau en de dodenmarsen overleefde. „We krijgen binnen het eigen bestaan allemaal met pijn te maken, betoogt Eger. ‘Lijden is universeel, maar het slachtofferschap optioneel.’ We hebben een keus hoe we ons tot de tegenvallers in het leven verhouden. Toen ik vastliep, toen ik het verlies van mijn zangstem onder ogen moest zien, vond ik tussen die scherven iets wat ik wel kon: mijn twijfels omzetten in een voorstelling. Onder meer door bemoediging van regisseur Titus Muizelaar richtte ik mijn blik op een nieuwe horizon. En het belangrijkste talent wat ik daar ontdekte, was mijn vermogen om elke dag ‘ja’ te zeggen tegen het leven.”

Inmiddels doemt aan die einder ook het zingen op, met behulp van twee Italiaanse coaches die haar stem terugbrachten in een beginstand. „Voor hen moet zang zo natuurlijk voelen als eens in mijn kindertijd. Alle jaren van spanning veranderden mijn spiergeheugen in een steeds diepere valkuil waar ik op eigen kracht niet meer uit kon klimmen. Als natuurtalent was ik me nooit bewust van de herkomst van het zingen. En dus miste mijn muzikale huis het fundament van de techniek. Toen er een barst in de muur kwam, stortte de boel in. In Italië was het motto van deze vrouwen eerst en vooral: afleren, afleren, afleren. Zodat we nu mijn stem weer vanaf de grond kunnen laten opbloeien.”