‘Hoe vet is dit”, zegt een Turk van in de twintig terwijl hij een 11de-eeuwse moskee binnenstapt. Met grote ogen staart hij naar de bruinrode pilaren, het turquoise tapijt en de Turkse vlag die bij de ingang hangt. Wanneer hij alles heeft vastgelegd met zijn smartphone, richt hij zich tot twee vrienden. „Kom, laten we bidden.”
De Turken zijn op vakantie in eigen land. Ze krijgen een rondleiding door Ani, de eeuwenoude stad op een hoogvlakte in het oosten van Turkije, die in de 18de eeuw werd verlaten en nu tientallen ruïnes van religieuze gebouwen telt. Hun eveneens Turkse gids heeft hun net uitgelegd dat deze moskee is gebouwd nadat de Turkse krijgsheer Alp Arslan, de tweede sultan van het Seltsjoekenrijk, Ani in 1064 veroverde op de Byzantijnen, en zo de weg opende voor de verovering van Anatolië. De eerste moskee van Anatolië, noemt de Turkse pers het gebouw.
De moskee kijkt uit over een kronkelende rivier die diep door het landschap snijdt. Die rivier markeert de grens tussen Turkije en Armenië, die Ankara in 1993 sloot op verzoek van Azerbeidzjan, dat ook toen in een oorlog was verwikkeld met Armenië en op deze manier Yerevan economisch wilde raken. Aan de overkant van de rivier zijn in de verte Armeense vlaggen en wachttorens zichtbaar.
„Er zouden hier een stuk meer toeristen zijn als die grens openging”, zegt gids Aleyna. Niet dat het haar veel extra werk zou opleveren, lacht ze, want de Armeense toeristen die nu via de grens met Georgië naar Ani komen, maken liever gebruik van hun eigen, Armeense gidsen. „Helaas vertellen die de wildste leugens. Ze doen altijd alsof Alp Arslan een schurk was en beweren dat Ani eigenlijk Armeens is.”
Wie even om zich heen kijkt, ziet dat die laatste claim niet zo ver gezocht is. Naast een moskee staan tussen de ruïnes van Ani tal van Armeense kerken en de kathedraal, het grootste gebouw van de stad. Ze dateren veelal uit de tijd dat Ani werd bestuurd door de Armeense Bagratuni-dynastie (885-1045) en een bloeitijd doormaakte als hoofdstad van het Armeense Koninkrijk. Dat de stad langs de zijderoute altijd divers was en vele keren van heerser wisselde voordat ze in de 14de eeuw in verval raakte na een aardbeving, doet er in de Armeense geschiedschrijving minder toe. Het waren immers in de eerste plaats de Armeniërs die Ani deden uitgroeien tot een machtige handelsstad en culturele trekpleister met de bijnaam ‘stad van duizend-en-één kerken’.
De botsing tussen Turkse en Armeense narratieven over Ani wijzen op een botsing tussen twee vormen van nationalisme, zegt Aysenur Korkmaz, een historicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam die onderzoek doet naar de Armeense Genocide en Armeense nationale identiteit. „De Turkse variant is, kortgezegd: dit is van ons, want wij hebben het veroverd. De Armeniërs daarentegen zeggen: dit is van ons, want wij waren hier eerst.”
Bovendien is Ani voor Armeniërs extra belangrijk vanwege de Armeense Genocide (1916-’17), waarbij de Armeniërs uit het destijds ineenstortende Ottomaanse Rijk werden verdreven en 1 tot 1,5 miljoen van hen werden gedood. „Armeniërs leggen die link tussen Ani en de genocide niet zozeer omdat hun volk precies op deze plek is verdreven of vermoord, maar omdat Ani symbool staat voor het culturele verlies dat gepaard ging met de genocide”, zegt Korkmaz. „Dat verlies wordt des te meer gevoeld omdat Ani pal tegen de grens ligt en vanuit Armenië te zien is. Dat maakt Ani een altijd aanwezige afwezige.”
Confrontatie
Om dit verloren erfgoed dichterbij te brengen, organiseren Armeense reisbureaus all inclusive tours langs Ani en andere Armeense culturele locaties in Oost-Turkije. Het past in een wereldwijde trend van roots tourism (‘oorsprong toerisme’), stelt Korkmaz in een academisch artikel, net als bijvoorbeeld de groepsreizen van Afro-Amerikanen naar locaties in Afrika waar eens slavenmarkten stonden.
Maar behalve helend kunnen dit soort reizen ook confronterend zijn, zag Korkmaz, die voor haar onderzoek deelnam aan de Armeense tours. „In Ani begint dat soms al bij het kaartjesloket. Armeniërs ervaren het vaak als een vernedering om te moeten betalen om Ani binnen te kunnen. Zo heb ik eens een ruzie gezien tussen de kaartjesverkoper en een Armeense bezoeker die zei: ‘Oh ja, wil jij soms geld? Dan wil ik eerst mijn land terug’.”
Voorbij het loket staan de Armeniërs nog meer teleurstellingen te wachten, vertelt Korkmaz. Want daar zien ze al gauw dat hun gedroomde stad slecht en erg selectief wordt onderhouden. Zo is de moskee recent gerestaureerd, maar wordt er al jaren weinig voortgang geboekt met de kathedraal. Het museumwinkeltje verkoopt weliswaar bontmutsen en pantoffels, maar geen boeken over Armeense architectuur of geschiedenis. En op het grote bord met een ‘tijdlijn van Ani’ dat voor de stadsmuren hangt, staat niet één keer het woord ‘Armeens’.
Nu zijn tijdlijnen sowieso slechte vormen om de geschiedenis weer te geven , zegt Christina Maranci, kunsthistoricus en professor Armeense Studies aan de Universiteit van Harvard. „In een tijdlijn lijkt het alsof culturen monolithisch zijn en elkaar netjes opvolgen bij iedere machtswisseling. Maar zo werkt de geschiedenis natuurlijk niet. We hebben schriftelijke bronnen uit de 5de eeuw die al op een Armeense aanwezigheid wijzen, lang voordat ze Ani tot hun koninklijke hoofdstad maakten. En ook na het einde van hun bewind in 1043 behielden ze grote culturele invloed. Bovendien liepen Armeense, Arabische, Perzische, Byzantijnse, Seltsjoekse en Georgische culturen door elkaar heen. Dit is niet een plek die zich laat indelen in hokjes. Je kunt zeggen dat Ani te oosters is om westers te zijn en te westers om oosters te zijn.
Maar dat de Turken niet het woord ‘Armeens’ gebruiken op hun informatiebordjes, komt niet doordat ze deze culturele ambiguïteit willen vieren. Nee, stellen zowel Maranci als Korkmaz, het gaat hier om het doelbewust wegmoffelen van Armeens erfgoed. En dit heeft alles te maken met Turks nationalisme en het taboe rondom de Armeense genocide.
Wat zou ze zelf op de informatiebordjes zetten? Maranci lacht. „Waar te beginnen! Het probleem is in ieder geval niet dat we niet genoeg over Ani weten. Er bestaan prachtige kronieken van de 10de tot de 13de eeuw die licht werpen op hoe Ani eruitzag met haar dubbele stadsmuren, koninklijke paleis, kathedraal, kerken en badhuizen. En ze vertellen ons verhalen over de koningen die de stad bestuurden. Daar zou ik beginnen, bij die primaire bronnen.”
En dan is er nog Ani’s architectuurgeschiedenis. Neem de waarschijnlijk in 1001 voltooide kathedraal. Die doet met voor die tijd zeldzame spitsbogen denken aan latere gotische architectuur. „Deze kathedraal is gebouwd door de beroemde Armeense architect Trdat, die ook de koepel van de Hagia Sophia in Istanbul repareerde na een aardbeving”, zegt Maranci. „Die unieke biculturele ervaring die Trdat opdeed in Armenië en Byzantium zie je terug in de kathedraal.”
Het bordje voor de kathedraal bevat één zin over Trdat en vermeldt vervolgens dat Alp Arslan de kathedraal in 1064 veranderde in een moskee en er zijn eerste vrijdagsmiddaggebed hield. „Het is frustrerend”, zegt Maranci. „In mijn onderzoeksveld hebben tal van mensen suggesties gedaan aan het Turkse ministerie van Cultuur en Toerisme om die bordjes aan te passen, maar er is nog niets veranderd.”
Plunderaars
Toch is Ani in 2016 toegevoegd aan de lijst van UNESCO-werelderfgoed en staan er voor de stadsmuren borden over door de EU gefinancierde renovatieprojecten ter waarde van meer dan 2 miljoen euro. Schriftelijke vragen over hoeveel UNESCO in Ani uitgeeft en of er voorwaarden aan verbonden zijn met betrekking tot het behoud en de presentatie van het erfgoed laat het hoofd van de Turkse Nationale Commissie voor UNESCO onbeantwoord.
Zulke voorwaarden zijn er doorgaans nauwelijks, stelt Korkmaz. „UNESCO mengt zich zelden in nationaal cultureel beleid, want het moet de banden met overheden soepel houden om in zoveel mogelijk landen te kunnen opereren.” De regering van president Erdogan heeft daar volgens haar handig gebruik van gemaakt. „Ze hebben zoveel mogelijk fondsen binnengehaald om erfgoed te beschermen, maar doen ondertussen zo weinig mogelijk om Armeens erfgoed als zodanig te erkennen.”
Toch is het feit dat er nu tenminste enkele bewakers voor de poorten van Ani staan een vooruitgang, benadrukt de academicus. Waar Erdogan nog interesse toont in Seltsjoeks en Ottomaans erfgoed, hadden de seculiere regeringen die Turkije een groot deel van de 20ste eeuw bestuurden geen enkele interesse in alles wat voorafging aan de ‘moderne’ Turkse Republiek. „Onder hen was Ani gewoon een niemandsland waar plunderaars vrij spel kregen.”
Dat het toerisme in Ani sinds enkele jaren op gang komt, heeft minder te maken met een interesse voor de ruïnestad dan met de komst van de Dogu Express, een toeristische treinreis van Ankara naar Kars, een stad vlakbij Ani. Die werd razend populair onder Turkse stelletjes die hun knusse treincoupés op Instagram zetten. Vanuit Kars brengen veel reizigers een bezoek aan Ani, waar veel van hen ook vooral bezig zijn met hun Instagram.
Ondertussen kunnen veel inwoners van de Armeense dorpen op een paar kilometer hier vandaan slechts van Ani dromen. „Dat is het wrange”, zegt Maranci. „De mensen die het meest om Ani geven, kunnen er niet heen, want zo’n reis langs de Georgische grens kan lang niet iedereen betalen.”
De vraag is of deze situatie zal veranderen. Toen na de aardbeving in Zuid-Turkije afgelopen jaar de Turkse grens met Armenië voor het eerst in dertig jaar even openging om Armeense hulp toe te laten, werd geopperd om de grens blijvend te openen. . Maar dit zou een doorn in het oog zijn van Erdogans bondgenoot Devlet Bahçeli, de leider van de extreem-nationalistische MHP. De vorige keer dat Erdogan aanstuurde op normalisering van de banden met Armenië, reisde Bahçeli terstond naar Ani. In oktober 2010 drong hij daar, vergezeld van een menigte met Turkse vlaggen, de 11de-eeuwse kathedraal binnen, om er demonstratief een islamitisch gebed te doen en een toespraak te geven ter ere van Alp Arslan. „Wij hebben bloed verloren voor dit land”, zei Bahçeli destijds. „Als het nodig is, veroveren we Anatolië opnieuw.”