Van de 36 gezichten op de berg Fuji van de Japanse prentkunstenaar Hokusai waren slechts tien complete sets bekend. Het Metropolitan Museum in New York heeft er eentje, net als het British Museum in Londen en de Bibliothèque National in Parijs. Christie’s veilde dinsdag in New York een onbekende set voor omgerekend 3,3 miljoen euro, een veilingrecord. Het was de eerste set die in twintig jaar te koop werd aangeboden.
Jitendra V. Singh, een 60-jarige hoogleraar aan de Universiteit van Pennsylvania, bracht de 36 houtdrukken de afgelopen tien jaar bijeen, een bijzondere prestatie. Dat deed hij met een kunsthandel in Tokio, en in stilte, om niet de prijs voor de zeldzame prenten op te drijven. Niettemin kostte het hem zo’n 3 miljoen dollar, vertelde Singh afgelopen week aan The New York Times.
De grote golf
Singh had meer dan tien jaar nodig om de houtdrukken te verzamelen. De laatste ontbrekende prent kocht hij januari vorig jaar. Daarna besloot hij de verzameling te laten veilen. De opbrengst gaat naar goede doelen.
Katsushika Hokusai (1760-1849) is een van de bekendste en invloedrijkste Japanse kunstenaars. Zijn houtsneden, en vooral zijn landschappen, zijn zeer geliefd en hebben vele Japanse en ook Europese kunstenaars geïnspireerd, onder anderen Vincent van Gogh en Paul Gauguin.
Op de bekendste van de 36 prenten, De grote golf bij Kanagawa, nemen roeiers in drie bootjes het op tegen een zee met reusachtige golven. De grootste golf heeft iets van een vervaarlijk monster die met zijn klauwen de roeiers zal verpletteren. Op de achtergrond staat de berg Fuji.
Christie’s baseerde de richtprijs van 3 tot 5 miljoen dollar voor de set mede op de veilingopbrengst vorig jaar van een exemplaar van ‘De grote golf bij Kanagawa’. Die bracht 2,8 miljoen dollar op.
Twee vrienden uit Marokko besluiten tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Europa te reizen, om mee te vechten onder Frans koloniaal gezag. Ze sneuvelen op zee, spoelen aan in Nederland en worden begraven in het Zeeuwse Kapelle. Tachtig jaar later brengen twee theatermakers hun verhaal tot leven in de voorstelling Gharib. Marcos Valster Da Costa Ferreira (33) en Mahfoud Mokaddem (31) verweven de fictieve oorlogsgeschiedenis met hun persoonlijke perspectieven en identiteit.
Het idee voor Gharib, Arabisch voor ‘vreemdeling’, ontstond in een eethuisje in Rotterdam, de stad waar de twee eerder samenspeelden in een voorstelling en waar Gharib te zien zal zijn op 4 mei als onderdeel van Theater Na de Dam.
Valster Da Costa Ferreira en Mokaddem leerden elkaar ruim vijftien jaar geleden kennen op de Jeugdtheaterschool Dordrecht en studeerden ook samen aan de Academie voor Theater in Tilburg. Na een tijdlang ieder een eigen pad te hebben gevolgd, wilden ze toch graag weer samen het theater in. Mokaddem, van Marokkaanse afkomst, hoorde van zijn vader voor het eerst over de Marokkaanse soldaten die aan Franse zijde meevochten. Hij en Valster Da Costa Ferreira wilden begrijpen waarom jonge Marokkanen daar in een tijd van koloniale overheersing toe besloten. Ze bezochten daartoe onder meer het Franse militaire ereveld in het Zeeuwse dorpje Kapelle, waar zeventien Marokkaanse soldaten begraven liggen.
„Toen we daar stonden, wisten we direct: dit verhaal moet verteld worden”, zegt Mokaddem. Ze doken in archieven, en ontdekten dat de meeste soldaten die aanspoelden bij de Zeeuwse kust niet geïdentificeerd konden worden.
Om hun verhaal toch tot leven te brengen, bedachten ze de fictieve personages Khalid en Aburrahmane. Zij willen in de voorstelling strijden voor vrijheid – net als hun vaders dat een generatie eerder deden in het Atlasgebergte. De scènes over Khalid en Aburrahmane worden afgewisseld met dialogen tussen Mokaddem en Valster Da Costa Ferreira, over hun eigen visie op oorlog en de link met het heden.
Waarom kozen jullie voor deze vorm, voor het afwisselen tussen verleden en heden?
Mokaddem: „Natuurlijk vind ik het vreselijk wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, maar als moslim met een migratieachtergrond ben ik ook bezig met de oorlogen van nu. Tijdens mijn jeugd was ik meer bezig met de oorlogen in Irak en Afghanistan dan met de Tweede Wereldoorlog.
„Wat we willen bereiken is dat we ons publiek aan het denken zetten over oorlog toen én nu: we zien allemaal wat er gebeurt in de wereld, als je het mij vraagt is er een genocide gaande in Gaza. Maar wat kunnen wij, hier, doen – zeker nu de politiek blind lijkt te zijn voor wat er speelt? Er zijn veel mogelijkheden, denk ik. Van het geven van een kleine donatie tot het delen van een post op sociale media, de straat opgaan of zelfs maar alleen erkennen wat er elders gebeurt.”
Valster Da Costa Ferreira: „We worden steeds meer gedwongen om met oorlog bezig te zijn. Juist daarom is het belangrijk om dit soort verhalen te vertellen. Als je hele dorp onderworpen is aan koloniale macht, waarom zou je dan überhaupt voor Frankrijk vechten? Waar ligt je loyaliteit? Maar in veel culturen, waaronder de Marokkaanse en de Braziliaanse, waarin mijn eigen roots liggen, gaat het veel meer om het wij-gevoel. Misschien moeten we dat in Nederland ook omarmen.”
Hoe brengen jullie die boodschap over in de voorstelling?
Mokaddem: „De kunst is het verhaal zo te brengen dat iedereen aan het denken wordt gezet. In een scène spelen we dat Khalid en Aburrahmane gebreide mutsjes krijgen van een Zeeuwse vrouw, tegen de kou. Dat is een voorbeeld van een kleine daad, met een groot gebaar.”
Hebben jullie zelf antwoorden gevonden op de vragen over loyaliteit?
Valster Da Costa Ferreira: „Het maken van de voorstelling bracht me wel nieuwe inzichten. Dat we ons misschien meer verbonden voelen met Nederland dan we durven toegeven, bijvoorbeeld. En als dat zo is, waarom durven we dat dan niet toe te geven?”
Mokaddem: „Ik realiseerde me dat we in Nederland een nieuwe cultuur moeten vormen. Hoe vaker cultuur wordt gebruikt om een ander buiten spel te zetten, hoe meer er een wij-zij denken ontstaat. Terwijl ik denk: cultuur is juist ook een uitwisseling.”
Wat hopen jullie te bereiken met ‘Gharib’?
Mokaddem: „Tijdens Eid ul-Fitr (Suikerfeest na de Ramadan) vertelde ik verre familieleden over de voorstelling. Ze hadden nog nooit gehoord van de Marokkaanse soldaten en vroegen of ik hen kon uitnodigen. Zij zijn nog nooit naar het theater geweest.”
Valster Da Costa Ferreira: „En ik denk ook dat juist wij, door onze achtergrond, mensen voor wie de drempel naar het theater normaal hoog is, kunnen bereiken en aanspreken. Ik ben zelf als kind geadopteerd uit Brazilië en opgegroeid in Nederland. Als ik dan toch iets positiefs moet noemen van die achtergrond, is het dat ik meer werelden ken, en me kan aanpassen aan het publiek. Als we spelen voor een wit publiek, vliegen we een scène over discriminatie anders aan dan voor een publiek dat dat zelf wel eens ervaart.”
Mokaddem: „Ja, we stemmen onze manier van spreken af op wie we voor ons hebben. Ik denk dat dat ook onze kracht is. We gaan moeilijkheden aan. Dit is een van de vele verhalen die we nog willen gaan vertellen.”
Op 4/5, om 21u, worden er onder de vlag Theater Na de Dam op div. plekken in Nederland 150 voorstellingen gespeeld . ‘Gharib’ speelt dan in Rotterdam. Ook te zien op 2/5 Den Haag; 3/5 Dordrecht; 5/5 Vlissingen en Middelburg. Info: theaternadedam.nl.
Voorafgaand aan een korte tijdrit fietsen wielrenners zich soms in het zweet op hometrainers, om bijna sprintend met hoge hartslag uit de startblokken te kunnen schieten. Deed saxofonist Kamasi Washington zondagavond iets soortgelijks in de kleedkamer van Paradiso? Want hoe is anders te verklaren dat hij, koud op het podium, direct een fenomenale solo van ruim zes minuten uit zijn longen kan persen. Hij scheert langs grote thema’s. Liefde, verlies, blijdschap, euforie; het zit er allemaal in. De laatste noten komen uit zijn tenen, de sax baart een tetterende olifant, maar het kan, het past, het klopt.
Terwijl zijn band doorspeelt puft Washington uit en wist glimlachend het zweet van zijn voorhoofd. Hij houdt van spierballenjazz en bereikt daarmee een veel breder publiek dan de gemiddelde jazzmuzikant. Met onder meer de legendarische DJ Battlecat in de gelederen legt de achtkoppige band links tussen hiphop, soul, funk en jazz, waarbij breed uitgesponnen vrije solo’s gretig worden begroet in een uitverkocht Paradiso. De man uit Los Angeles draagt een zwart gewaad met gouden stiksels die mee glimmen met het amulet om zijn hals en de sax voor zijn borst.
Onder de overweldigende spiritual jazz ligt de dikke boodschap van liefde en aandacht die hij uitwerkte op zijn album Fearless Movement uit 2024 waarvan de meeste nummers van de avond komen. Ontroerend en typerend is zijn aanpak op ‘Asha The First’, dat hij baseerde op het eerste piano-melodietje van zijn dochtertje. Op deze Eerste Paasdag speelt hij de vier noten voor, waarna zijn dj en zijn drummer een grootse beat neerleggen die wordt onderstreept door drie blazers en zangeres Patrice Quinn. Zo ontstaat een orkestraal jazzwerk waarop ook zijn vader, sopraansaxofonist Rickey Washington, soleert en er dus drie generaties op het podium klinken.
Een valkuil van de gulle Washington is dat hij wel erg veel ruimte geeft aan solo’s van zijn bandleden en die zijn doorgaans niet zo spannend als zijn eigen muzikale verkenningstochten. Zo loopt de energie er halverwege een beetje uit, mede doordat zangeres Quinn niet over de beste keel lijkt te beschikken. Een uitzondering is toetsenist Brandon Coleman die op eigenzinnige wijze aan de slag gaat met de stemvervormer en funky toetsenwerk.
De indrukwekkende solo waarmee Washington de avond opende speelt hij op ‘Lesanu’, een nummer waarop naar eigen zeggen hij ‘het bestaan van muziek’ eert. „Door muziek lijkt het soms alsof ik vrienden van honderd jaar oud heb”, licht hij toe. Zo lopen door de hele avond meer intergenerationele lijnen. De funky hiphopjazz van ‘Get Lit’, geschreven met funklegende George Clinton, wordt door DJ Battlecat gemixt met nineties rap van Camp Lo.
Als een van de laatste nummers speelt de band ‘Prologue’, een bewerking van een compositie van de Argentijnse bandoneonist Astor Piazzolla. Opnieuw versmelten zang en blazers in een euforisch samenspel over een stevige beat. Eindelijk is daar weer ruimte voor Washington zelf om op avontuur te gaan. Op een stroom van noten neemt hij de luisteraar mee over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Washington heeft na ruim twee uur en acht nummers nog altijd adem over, alsof ‘Prologue’ nog maar de eerste etappe is.
‘Luisteren of fluisteren’ staat op bordjes in de Paradox, hét jazzpodium van Tilburg en omstreken. Er hangt donkerrood velours, er staan stoeltjes, men drinkt speciaalbier uit glazen op voetjes. Een enkele zanger met akoestische gitaar zingt met z’n ogen dicht: „Pour your love, all over me.” Welkom op metalfestival Roadburn?
Ceci n’est pas une metalfestival. Roadburn, dat vijf jaar geleden als eerste grootste festival door de coronacrisis werd geannuleerd, is sindsdien onherkenbaar veranderd. Dat komt ten eerste door slimme programmering: niet stilstaan, in beweging blijven, vernieuwing zoeken, experiment boven bekend. Dus dat Patrick Walker met zijn soloproject 40 Watt Sun op festival Roadburn die roerend mooie, kale liefdesliedjes staat te zingen in de Paradox, is geen, ehm, tegenstrijdig idee. Op het festival waar in 2017 nog raar werd opgekeken van hiphopgroep Dälek, en van de donkerhartige popzangeres Zola Jesus een jaar later, stond nu een bizar Japans ritueel (Kuunatic), Canadese americana (Ora Cogan), Welshe gothic-folk (Tristwch Y Fenywod), brommende Ierse drones (One Leg One Eye) en meer paradijsvogels.
Lees ook
Walter – mister Roadburn – Hoeijmakers: ‘Opeens kwam het besef: ik mag er wél zijn’
Triumph of death
Daarmee zijn er ook bijna geen grote namen meer geprogrammeerd, zie je geen spraakmakende reünies van verloren gewaande legendarische acts, en zijn ook de artists-in-residence relatief onbekende figuren. En dat is spannend, maar ook noodzaak, want ondanks de schaalverkleining zijn er zorgen over de kosten en was dit (opnieuw) naar verluidt de duurste editie ooit. Dus dat er veel acts op het hoofdpodium stonden die ondanks hun grote kwaliteiten (Messa, Thou) eigenlijk eerst nog wat meters zouden moeten maken in kleinere zalen, of dat je soms moest kiezen tussen vier bands die allemaal al meer dan drie keer op Roadburn hadden gespeeld zit ’m daar in. Kun je kritisch op zijn, en dat moet ook. Maar het zegt iets wezenlijks over de festivalindustrie, waar festivals groot en klein moeite hebben het hoofd boven water te houden door stijgende kosten, regeldruk en een publiek dat zich de steeds duurdere tickets steeds moeilijker kan veroorloven. Dat is het al niet zo nieuwe normaal. Roadburn is er in elk geval nog.
Lees ook
Opvallend veel popfestivals gaan dit jaar niet door – wat is er aan de hand?
En ja, een paar echte headliners werden zeker gemist. Maar het is ook knap dat Roadburn ter plekke in elk geval springlevend, relevant en vol voelde, met een veelkleurig publiek waar de zwarte shirts met teksten als ‘triumph of death’ je welkom heten, schouder aan schouder met een groeiend aantal spijkerjasjes waar regenboogvlaggen en andere queer-symbolen op waren genaaid. En Chat Pile en Big|Brave, een paar van die meervoudige alumni, wisten met hun secret shows (die zo geheim waren dat er ruim van tevoren lange, lange rijen stonden) de matte vrijdag te redden.
Cadeautje van een show
Een hoogtepunt een dag later kwam van de Noorse metalband Dødheimsgard, die hun geweldige album Black Medium Current (2023) in z’n geheel speelde, met de geflipte sjamaan Yusaf Parvez als bezwerende showman – ze spelen zelden in Nederland, dit was een cadeautje van een show. Een paar uur later kreeg Øxn (met Lankum’s Radie Peat) de grote zaal van 013 stil met hun pas zevende show ooit, vol langzaam opgebouwde treurwilgen van folkliedjes, vol aan pastoraal gezongen moord- en doodslag. En met opnieuw een secret show voor in de boeken: de Japanse psychrockers van Bo Ningen sloopten het skatepark met grooves zo strak dat je er een Shinkansen op zou kunnen laten rijden.
Øxn (met Lankum’s Radie Peat) in de grote zaal van 013 in Tilburg tijdens festival Roadburn. Foto Niels VinckThou in Tilburg tijdens festival Roadburn. Foto Niels Vinck Publiek bij PageNinetynine, tijdens festival Roadburn.
Foto Niels Vinck
En gelukkig, er was naast over het bizar complexe statiegeldsysteem met buttons waar ik volwassen barmannen om heb zien huilen, toch ook nog een band om over te bakeleien. De Turks-Nederlandse psychrockfeestband Altın Gün, die we in Nederland al op werkelijk elk festival hebben gezien. En wat blijkt: ook Roadburners hebben heupen, en die kunnen de dikke Anatolische grooves evenmin weerstaan als luisteraars elders.
Dus tsja, de vraag die bij dit soort waterscheidingsacts altijd rondgonst in Tilburg is: ‘Is het wel Roadburn?’ En het antwoord is: wat zou het? De wereld verandert, dit festival ook. Maar Roadburn is niet alleen de line-up. Het publiek, dat is Roadburn. Hun gemeenschappelijke hang naar verhalende, hypnotiserende en heel authentieke muziek én gemeenschap. Dat gaat niet zomaar verloren.
Festival Roadburn, gehoord 18 en 19/4 in 013, Spoorzone en Paradox, Tilburg. Aldaar t/m 20/4.