Bezoekers rollen over de grond, in zwarte tricot hoezen gehuld; drommen mensen buigen zich nieuwsgierig over de tekstbordjes. Het is bijna te druk, op zaterdagmiddag bij de tentoonstelling Music Of The Mind in Tate Modern in Londen. Maar de toeloop zorgt ook voor een betrokken, actieve sfeer.
Music Of The Mind, de overzichts-expositie over leven en kunst van Yoko Ono, bereikt precies wat Ono wil: mensen in beweging brengen. De ruimten van Tate zijn als een dorpsplein waar volwassenen en kinderen dansen of de omtrek van hun schaduw op de muur tekenen. Bij ‘Hammer a Nail’ timmeren aanwezigen spijkers in een witte plaat, waar nauwelijks nog een plek op te vinden. Bezoekers zitten aan tafels te schaken met uitsluitend witte stukken op uitsluitend witte vlakjes. Een bordje legt uit dat dit extra moeilijk is, want hoe weet je nog welk stuk van jou was?
De 91-jarige Yoko Ono (Tokyo, 1933) is muzikant, kunstenaar, performer en activist. Ono, sinds 1980 weduwe van Beatles-voorman John Lennon, maakte begin jaren zestig deel uit van de Fluxus-beweging, deed performances en organiseerde concerten in Tokyo en New York. Ook tijdens haar huwelijk met Lennon stopte ze nooit met kunst maken, of muziek of films, blijkt op de expositie.
Ono noemt zich niet kunstenaar of muzikant, voor haar draait het om ideeën. Ieder werk begint met een idee, en elk idee moet uitgevoerd worden, in welke vorm dan ook zodat de ideeën zich over de wereld verspreiden.
Billen
Ono, die als kind in de Tweede Wereldoorlog de bombardementen op Tokyo meemaakte, heeft haar leven gewijd aan het streven naar vrede. Zo bedacht ze haar eigen versie van het schaakspel: schaken is oorlog, maar wie speelt met uitsluitend witte stukken weet niet meer wie de vijand is. Een één uur durende documentaire over de ‘Bed-Ins’ voor vrede die Lennon en Ono bij wijze van huwelijksreis hielden in hotels in Amsterdam en Toronto, is in Tate te bekijken op zitzakken, omringd door de posters met hun slogan ‘War is over. If you want it’. Er hangt een speaker waaruit Ono’s stem verkondigt dat soldaten naar het slagveld zouden moeten zonder broek aan. Met kwetsbare billen zul je niet snel gaan vechten.
Verderop grijnzen enorme projecties van blote billen je tegemoet. De film Bottoms (uit 1967), volgens Ono een ‘petition for peace’, biedt een serie wandelende mannelijke achterwerken, in steeds dezelfde uitsnede waardoor ze lijken op kadetjes, doorsneden met een verticale zwarte kloof die doorloopt tussen de dijen. Bottoms werd destijds gecensureerd door British Board of Film Censors, vertoning was verboden.
Midden in een van de zalen kijkt een vrouw verlangend naar een keukentrap. Wellicht wil ze de ervaring herhalen die John Lennon in 1966 bij het bezoek aan een expositie van Ono had, die hij toen nog niet kende: het trapje beklimmen en kijken naar het woord ‘yes’ dat in kleine letters op het plafond staat. Het was het begin van zijn liefde voor haar, vertelde Lennon later: als er ‘nee’ had gestaan was hij weggelopen. Maar de trap kan geen hedendaagse bezoekers meer dragen.
Voordat Ono trouwde met Lennon was ze twee keer getrouwd en gescheiden. ‘Half-a-Room’ (1967) is een levensgroot tableau van een kamer met wit geschilderde huiselijke voorwerpen. Ieder object is in tweeën gedeeld: bed, vogelkooi, stoelen, een schoen, als de pijnlijke verbeelding van een liefdesbreuk.
Milde toon
Zo reist Music Of The Mind op dynamische manier langs Ono’s ideeën, door haar ruim zes decennia durende carrière: vanaf de introverte beginjaren (een film van een brandende lucifer in close up), naar de mild ironische Fluxus-werken, zoals ‘Paintings to be stepped on’ die inderdaad op de grond liggen, en de kunstwerken die bestaan uit ‘instructions’ (‘Laat water druppelen op een steen tot er een holte ontstaat. Het mag ook bier of inkt zijn, in plaats van water. En een schrijfmachine of een jurk in plaats van steen’), tot de participatie-aanpak van de afgelopen decennia. In de laatste zaal hangt het interactieve My Mommy is Beautiful (2010), waar de bezoekers briefjes aan de muur prikken, met teksten over hun waardering, liefde en soms grieven jegens hun moeder.
Dat Ono’s milde toon door het publiek niet altijd wordt weerspiegeld, blijkt hier. Bijvoorbeeld uit de vroege film Cut Piece (1964), een opname van de performance waar bezoekers met een schaar in Ono’s kleding mochten knippen. Je verwacht misschien dat ze kleine stukjes wegnemen, maar nee, de eerste vrouw rijt meteen een hele mouw open. Het slotbeeld van een man die Ono’s bh-bandje doorknipt is moeilijk om aan te zien: haar kwetsbare blik naast zijn gretigheid.
Ook dat is een rode draad in Yoko Ono’s oeuvre: extreme reacties op schijnbaar onschuldige uitingen. In de film over de Bed-Ins winden verschillende tv-interviewers zich op over het bedprotest tegen oorlog: „Dat helpt toch niet.” Waarop Lennon koeltjes antwoordt dat hij vrij is een eigen oplossing te bedenken.
Sommige werken hebben een al te nadrukkelijke boodschap, zoals de mobile van soldatenhelmen met daarin puzzelstukjes die bezoekers aan elkaar mogen leggen tot een afbeelding van een blauwe hemel. Maar het merendeel is afwisselend (er zijn ook prachtige pentekeningen) en grappig (haar cartoons) en indrukwekkend door Ono’s onweerlegbare opvattingen. Terwijl haar beroemde schrille zangkreten door de ruimte schallen, bewerken aanwezigen een witte vluchtelingenboot (Add Color Refugee Boat, 2009) met blauwe verf en stiften. Ze schrijven briefjes over hun moeder of denken na over de betekenis van een vlieg op een bloot vrouwenlichaam (film The Fly, 1970). Ono zelf is niet aanwezig maar haar vitaliteit is overal.