3 procent van de volwassenen heeft langdurige klachten na coronabesmetting

Ruim 3 procent van de volwassenen geeft aan langdurig last te hebben van klachten na een coronabesmetting. Dat blijkt uit een maandag gepubliceerd kwartaalonderzoek van het Netwerk Gezondheidsonderzoek bij Rampen (Netwerk GOR). Bij jongeren tussen de 12 en 25 jaar gaat het om zo’n 5 procent.

Het Netwerk GOR onderzoekt sinds 2021 de gevolgen van de coronapandemie op de gezondheid van de Nederlandse bevolking. Uit het onderzoek blijkt dat een gedeelte van de Nederlanders langdurig last heeft van bijvoorbeeld benauwdheid, kortademigheid, concentratieproblemen en geheugenverlies nadat zij corona kregen. Bijna 40 procent van de volwassenen met klachten geeft aan één tot twee jaar last te hebben. Een kwart van de ondervraagden met klachten zegt zich in het dagelijks leven beperkt te voelen.

Voor het eerst hebben de onderzoekers ook gemeten hoe ernstig de klachten zijn die de patiënten ervaren. Ongeveer honderdduizend volwassenen, met een bandbreedte van 80.000 tot 127.000, ervaren ernstige klachten door post-covid. Het gaat om ongeveer één op de vier volwassenen die kampen met de langdurige aandoening. Bij jongeren is de groep relatief groter – één op de vijf patiënten heeft ernstige klachten – maar in absolute zin kleiner.

Geen effectieve behandeling

In februari besloot de Tweede Kamer miljoenen te investeren in de ontwikkeling van gespecialiseerde behandelcentra voor deze patiënten. Momenteel kunnen mensen met long covid alleen terecht bij hun huisarts.

In de zorg voor post-covidpatiënten is nog een „wereld te winnen”, zegt Michel Dückers. Hij is als hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksinstituut Nivel. Een effectieve behandeling voor de aandoening is er nog niet. Dückers: „Dat is heel erg verdrietig voor al die mensen die thuis zitten.”


Lees ook
Dave Jonkers had werk, hobby’s, een sociaal leven. En toen kreeg hij long covid

Dave Jonker: „Ik weet nu niet hoe mijn toekomst eruitziet en of ik volgend jaar misschien toch aan het werk moet, terwijl het niet voelt alsof ik dat kan.”