Enthousiaste kreten tussen de berkenbomen. Zojuist heeft een Franse Eryx-antitankraket een autowrak de lucht in geschoten. Een voltreffer; harde knal, veel rook. Het wrak stond een paar honderd meter verder op het licht besneeuwde oefenterrein van de militaire basis in Tapa, in het noorden van Estland. Aan de rand van het bos kijken tientallen militairen toe. De sfeer is ontspannen. De Franse ambassadeur is overgekomen uit Tallinn om de oefening bij te wonen.
Luitenant-kolonel Patrick Ponzoni, commandant van de driehonderd Franse militairen die namens de NAVO in Estland zijn gestationeerd, is tevreden. De twee jonge shooters, die bij deze oefening voor het eerst een raket afvuurden, zijn geslaagd. Vanwege de mist wordt een oefening met een raket voor de middellange afstand uitgesteld. Rusland kan dus het best aanvallen op een mistige dag? „Welnee, schieten is geen probleem, maar als de raket niet ontploft kunnen we resten niet terugvinden.”
Provinciestad Tapa is in Estland vooral bekend van de grote militaire basis, met een vliegveld dat in 1939 door het Rode Leger werd gebouwd. Op de basis huist ook de multinational battlegroup van de NAVO, een van de acht vooruitgeschoven posten van de alliantie in Oost-Europa. In 2017 werden de eerste vier battlegroups geïnstalleerd, in Estland, Letland, Litouwen en Polen. In 2022, na de Russische aanval op Oekraïne, volgden Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Slowakije. In Estland gaat het om circa tweeduizend militairen, geleid door de Britten.
De buitenlandse soldaten, uitgezonden voor vier of zes maanden, geven kleur aan het grauwe Tapa. In het stationscafé zitten Amerikanen aan de pizza, op vrijdagavond vullen ze de kroegen. In een nabij gelegen stadion vindt ’s avonds het ‘NATO Boxing Event’ plaats. Op de basis rennen groepen soldaten in korte broek voorbij, dampend van de kou. Een communicatieadviseur die de hele bijdrage van IJsland vormt, komt vers uit Reykjavik en kijkt nog wat onwennig om zich heen. De Fransen hebben hun eigen gebouw, een Franse oase in Estland.
De NAVO-eenheid in Tapa is niet bedoeld om een eventuele Russische aanval tegen te houden, zegt commandant Ponzoni. „Onze belangrijkste taak is afschrikking. In tweede instantie gaat het om vertraging: bij een aanval zijn wij het eerste obstakel. Wij bieden de tijd die nodig is om versterking hierheen te laten komen.” Hoe lang die vertraging moet zijn wil Ponzoni niet kwijt („Daar zijn scenario’s voor”), wel dat de versterking waarschijnlijk uit het Verenigd Koninkrijk zou komen, omdat dat land deze eenheid leidt. Ponzoni, even opgewekt als resoluut: „We zijn voorbereid. En we zijn hier nog lang.”
Russische ondertitels
De nabijheid van Rusland is voelbaar in Estland. Zowel door de trauma’s uit het verleden als door de dreiging van nu.
Bijna vijftig jaar bezetting door de Sovjet-Unie – het eerste oorlogsjaar, daarna van 1944 tot 1991 – heeft geleid tot tal van gevoeligheden die elk moment kunnen opspelen. Over taal, onderwijs, monumenten. Een kwart van de 1,3 miljoen inwoners is of spreekt Russisch, en dat blijft schuren. In supermarkt en trein is het Russisch verdwenen, op informatieborden voor toeristen en in de ondertitels van Engelstalige films in de bioscoop is Russisch er nog. Ests is de enige officiële taal.
De Russische invasie van Oekraïne is het gelijk van de Baltische staten. Al jaren waarschuwden ze voor Russische agressie en hielden ze hun defensiebudgetten op peil. Nu lopen ze in de EU voorop met steun voor Oekraïne en maatregelen tegen Rusland. De Estse premier Kaja Kallas geldt in Brussel als havik, en ziet de door haar begeerde baan als NAVO-chef alleen al daarom aan zich voorbijgaan. Het regeringsgebouw in Tallinn verandert ’s avonds in een Oekraïense vlag. Voor de Russische ambassade, een roze pand middenin de oude stad, hangen protestdoeken aan dranghekken en liggen bloemen voor Aleksej Navalny.
Generaal Martin Herem, opperbevelhebber van de Estse strijdkrachten, ontvangt in zijn werkkamer op het legerhoofdkwartier in Tallinn. Hij stelt zich voor als ‘Martin’. Dat hij met een kruk loopt, licht hij meteen maar even toe: „knie-operatie, niets heroïsch”. Herem is een bekende figuur in het kleine Estland, geliefd om zijn openheid. Binnenkort zwaait hij af, zijn voorganger ging de (Europese) politiek in. „Ik niet. Ik hou van geschiedenis, ik ga verder met mijn onderzoek naar verzetsstrijders eind jaren veertig.”
Halverwege het gesprek pakt de generaal een papiertje. De vraag was of hij een aanval van Rusland op Estland verwacht. Herem: „Ik heb daar een formule voor. Het gaat om vier factoren.” Hij tekent ze uit. „Eerst zouden ze heel veel militairen uit Oekraïne moeten terughalen. Dan moeten ze herstellen, wat gezien hun mobilisatie en oorlogseconomie best snel kan gaan, ik schat in een jaar. De derde factor is afleiding: als ergens in de wereld iets groots gebeurt, een economische crash, een nieuwe pandemie, oorlog op de Balkan of op Taiwan, dan moeten we heel goed opletten. Tenslotte moeten wij goed voorbereid zijn. Hoe beter wij voorbereid zijn, hoe kleiner de kans op een aanval.” De formule leidt tot een mogelijke aanval over één tot vijf jaar.
Ondermijnen, niet bezetten
Herem ziet geen kloof tussen Oost- en West-Europa als het gaat om de Russische dreiging. „West-Europa was lange tijd naïef, maar nu niet meer.” Dat Estland meer dan 3 procent van het bbp aan defensie besteedt en andere NAVO-lidstaten de afgesproken tweeprocentnorm niet halen, vindt hij niet zo’n probleem. „Ze zijn bezig met een inhaalslag. Waar ik wel moeite mee heb is dat de besluitvorming binnen de EU zo traag gaat. We zijn too soft, we praten te veel en doen te weinig. Europese politici zijn te bang om besluiten te nemen die hen kunnen schaden. Daarom hebben we nu te weinig wapens en munitie, en kunnen we Oekraïne onvoldoende steunen.”
Het Estse leger draait op reservisten. Mannen hebben dienstplicht en worden daarna geregeld opgeroepen voor oefeningen. Naast het reguliere leger is er een omvangrijke vrijwilligersorganisatie, de Defense League, met burgers die heel frequent militaire trainingen volgen. Het draagvlak is groot, bevestigt een IT-ondernemer op een station die zijn zaak net twee weken heeft overgedragen om te gaan trainen. Het leger bestaat uit 90.000 getrainde reservisten, van wie er, inclusief militairen in actieve dienst, 45.000 een recente training hebben gehad en snel oproepbaar zijn.
We zijn niet bang, we zijn goed voorbereid. Vraag aan mensen die verantwoordelijk zijn voor het bewaken van de grenzen van Estland of ze een Russische aanval vrezen, en je krijgt steeds hetzelfde antwoord.
Vraag het aan Kusti Salm, topambtenaar op het ministerie van Defensie, aan Veiko Kommusaar, adjunct-directeur van de Police and Border Guard Board of aan Gert Auväärt, directeur van het National Cyber Security Center. Een eventuele aanval op Estland, zo denken deze grensbewakers, is niet gericht op verovering of bezetting, maar op het vergroten van de Russische invloed en het testen of ondermijnen van de NAVO. Of, in het geval van digitale aanvallen die al dagelijks plaatsvinden, op het saboteren van maatschappelijke diensten.
Het tweede mantra, in de week dat Zweden lid werd van de NAVO, steevast gebracht met een glimlach: de Oostzee, inclusief de Finse Golf ten noorden van Estland, heet nu ‘NAVO-meer’. De nieuwe NAVO-leden Finland en Zweden, militair krachtige landen, versterken het Estse veiligheidsgevoel. De banden met het nabije Finland zijn nauw.
Bos en moeras
Maar de prioriteit van de grensbewaking ligt niet bij de noordkust. Die ligt bij de 338 kilometer lange oostgrens met Rusland. De grensbewakers spreken over drie delen: de riviergrens in het noorden, de blauwe grens dwars door het Peipusmeer (geliefd bij ijsvissers uit Letland) en de groene grens in het zuiden.
Paavo Mikson, hoofd van het Piusa-grensstation, is verantwoordelijk voor de bewaking van zeventig kilometer grens in het uiterste zuidoosten van het land. Vanaf grensovergang Luhamaa rijden hij en zijn collega’s dagelijks langs het hek dat sinds 2019 wordt gebouwd. Eind volgend jaar moet het klaar zijn. Zo’n 15 procent van ‘zijn’ hek wordt inmiddels bewaakt met camera’s. vertelt Mikson tijdens een patrouille. De enige mensen die we tegenkomen zijn monteurs die camera’s op palen plaatsen.
Zoals het overgrote deel van Estland bestaat ook deze grenszone uit bos, met af en toe moeras. Aan de Estse kant is ruimte gemaakt voor een zandweg, aan de Russische kant is niets te zien dat duidt op bewaking (Mikson: „Zij patrouilleren stiekem”). Waar de grond te nat is voor een weg, is een pad van drijvend beton gemaakt. Het hek is vrij eenvoudig, met prikkeldraad bovenop. Het is niet bedoeld om Russen of migranten tegen te houden, zegt Mikson, „maar het geeft ons wel de tijd om er op af te gaan als er iets gebeurt”.
Andere buitengrenzen van de EU, in Polen, Letland, Litouwen en recent Finland, kregen de laatste jaren te maken met grote aantallen migranten die wanhopig probeerden de EU binnen te komen. Ze werden geholpen door de regimes in Moskou en Minsk, een vorm van hybride oorlogsvoering. Serieuze problemen bleven Estland tot nu toe bespaard. Veiko Kommusaar, de baas van Mikson, maakt zich geen illusies. „Dit is nog niet voorbij, misschien zijn wij de volgende op de lijst.”
Bij de grensovergang zelf is het stil. Deense en Italiaanse vrachtwagens staan op de parkeerplaats, kennelijk met goederen die niet onder de Europese sancties tegen Rusland vallen. In de laatste 24 uur passeerden bijna zevenhonderd voertuigen in beide richtingen de grenspost. Voor de oorlog in Oekraïne waren het er meer dan duizend. Drie mensen lopen met rolkoffers naar Rusland; Anastasia is met haar twee kleindochters onderweg van Riga naar Moskou. Haar man werkt als journalist bij BBC Russian Service, sinds de oorlog gevestigd in Letland. De begeleidende grenswacht: „Die worden aan de Russische kant heel uitvoerig ondervraagd over dit gesprek.”
Brug vol obstakels
In januari tekenden de defensieministers van de drie Baltische landen een overeenkomst om, naast het hek in aanbouw, een verdedigingslinie langs hun grens te bouwen. Het moet een zone worden met veel obstakels en surveillance, er zouden zeshonderd bunkers voor worden gebouwd. Generaal Herem relativeert de omvang van het project („Het wordt geen Maginotlinie”) en laat doorschemeren dat hij het geld liever zou besteden aan wapens.
De beroemdste en drukste grensovergang van Estland is die in Narva, de stad in het uiterste noordoosten met een bijna volledig Russische bevolking. Waar Tallinn en de tweede stad Tartu Europees ogen, ademt Narva de sfeer van de buren. De brug over de gelijknamige rivier ligt vol obstakels en hangt vol camera’s. Op de twee kastelen aan weerszijden van de rivier wapperen een Estse en een Russische vlag.
Jarenlang was Narva voor Russen een belangrijke toegangspoort naar Europa. Na de Russische invasie kwamen Oekraïense vluchtelingen via Narva naar de EU. Sinds 1 februari is de brug door Rusland volledig gesloten voor autoverkeer, vanwege ‘werkzaamheden’. Alleen voetgangers kunnen nog oversteken. Larissa Ilina keert net terug uit Rusland. Ze heeft haar moeder opgezocht in haar geboorteplaats St. Petersburg, honderdzestig kilometer verderop. Ze woont in Helsinki, de hele reis duurt twaalf uur.
Het aantal mensen dat gebruik maakt van de oversteek in Narva neemt toe omdat veel andere overgangen, zoals in Finland, worden gesloten. Dagelijks gaat het om zo’n 3.500 mensen, beide kanten op. Mensen kopen Russisch voedsel aan de overkant in Ivangorod en lopen weer terug, vertelt grenswacht Rainis Kokla op de brug. Hij is niet rouwig over de sluiting voor autoverkeer. Voorheen was er wel contact met de Russische collega’s, maar dat is voorbij. De naam Vriendschapsbrug, uit openingsjaar 1960, wordt niet meer gebruikt.