De overheidsfinanciën staan weer in de publieke belangstelling. Terecht, want over goed beheer van de staatskas ging het nauwelijks tijdens de verkiezingscampagne. Dat veranderde op slag toen Pieter Omtzigt van NSC de formatiebesprekingen (tijdelijk) afbrak. Ondermeer vanwege de toestand van de staatsfinanciën en gebrek aan vertrouwen in de financiële degelijkheid van PVV en BBB. Tijdens de verkiezingscampagne was al kraakhelder dat die partijen hun programma’s op financieel drijfzand hebben gebouwd.
Hoe staan de overheidsfinanciën en de economie er nu voor? Het CPB raamde op 22 februari in het Centraal Economisch Plan 2024 dat de overheidsbegroting langzaam maar zeker uit het lood gaat staan. Het begrotingstekort is naar raming 2,1 procent van het bbp in 2024. Maar het loopt gestaag op tot 3,3 procent in 2028 en tot 4,6 procent van het bbp in 2032. Hoofdoorzaak is dat allerlei uitgaven die in de boeken staan pas later tot besteding komen: zorg, AOW, klimaat, stikstof, defensie en asiel. De overheid betaalt bovendien meer aan hogere rentes op nieuwe staatsleningen.
Tegelijkertijd profiteert de overheid minder van de inflatie; die neemt af. Inflatie zorgt via een hoger nominaal inkomen voor een verbetering van de overheidsfinanciën, omdat tekort en staatsschuld worden uitgedrukt ten opzichte van van dat inkomen . De staatsschuld bedraagt in 2024 naar schatting 47 procent van het bbp en zal geleidelijk stijgen naar 64 procent van het bbp in 2032.
Zenuwachtig
Deze cijfers zijn niet om direct zenuwachtig van te worden. Een wat hogere staatsschuld dan 60 procent van het bbp is voor Nederland geen enkel probleem. Maar de gestage oploop van begrotingstekorten noopt wel tot ingrijpen. Want de begroting verslechtert tegen de achtergrond van een economie die niet al te best draait. De economische groei is dit jaar naar schatting slechts 1,1 procent en volgend jaar 1,6 procent. De groei van de arbeidsproductiviteit is ook al jaren beroerd – een teken dat de structurele kracht van de Nederlandse economie verzwakt.
Wat kan en moet een nieuw kabinet doen? De begroting moet ten dienste staan van goed macro-economisch beleid. Allereerst door grote schommelingen in inkomen, inflatie en werkloosheid te voorkomen. In tijden met veel vraag of weinig aanbod van goederen en diensten moet het overheidstekort kleiner worden. In tijden van kleine vraag of een groot aanbod moet het overheidstekort oplopen.
De economie is nog altijd gespannen. Volgens het CPB is in de hele komende kabinetsperiode de vraag naar goederen en diensten groter dan wat de economie potentieel kan produceren. Dat blijkt ook uit de arbeidsmarkt met recordaantallen vacatures ten opzichte van werklozen. De werkloosheid blijft de komende jaren onder de 4 procent van de beroepsbevolking. De inflatie is nog steeds vrij hoog (dit jaar 2,9 procent en volgend jaar 2,8 procent) – ook doordat de lonen fors blijven groeien. Dit jaar stegen die gemiddeld met 6,3 procent en volgend jaar met 4,2 procent. Om de spanning in de economie te verkleinen, maar ook om te voorkomen dat overheidsbeleid niet kan worden uitgevoerd door personeelsgebrek, is het wenselijk om de komende jaren minder uit te geven óf de belastingen te verhogen.
Toekomstige uitgaven
Daarnaast is het voor de financiële geloofwaardigheid van de overheid noodzakelijk dat de overheidsfinanciën op de lange termijn niet ontsporen. Toekomstige uitgaven, inclusief die aan bijvoorbeeld AOW en de zorg, moeten worden gedekt door voldoende belastinginkomsten. Daarbij moet het begrotingsbeleid ook zorgen voor een maatschappelijk aanvaardbare verdeling van lasten en lusten tussen de generaties.
Conform het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte – topambtenaren die voorafgaand aan elke regeerperiode een begrotingsadvies opstellen – is het verstandig als een volgend kabinet voor zo’n 15 tot 20 miljard euro aan bezuinigingen of lastenverzwaringen doorvoert om te zorgen dat het begrotingstekort in 2028 niet groter wordt dan zo’n 2 procent van het nationaal inkomen. De overheidsschuld zal dan – bij huidige inschattingen van groei en rente – op lange termijn convergeren naar zo’n 60 procent van het bbp.
Een deel van die opgave kan worden gedekt met minder verspilling van publiek geld. De afgelopen jaren heeft de overheid met geld gesmeten. Zo zou het bijvoorbeeld goed zijn om de 10 procent AOW-stijging door het hogere minimumloon terug te draaien. Dat in combinatie met een hogere (uitkeerbare) ouderenkorting om ouderen met lage inkomens te ontzien.
Stop klimaatsubsidie
De overheid zou bovendien een maximum moeten instellen voor wat de vermindering van een ton uitstoot van CO2 of stikstof mag kosten. Als maatregelen om CO2 of stikstof te beperken meer kosten, dan moeten die niet worden ingevoerd. Bovendien zou de overheid de vervuilers moeten laten betalen in plaats van ze massaal te subsidiëren via de klimaat- en stikstof-fondsen. Zo kunnen de energietransitie en het stikstofprobleem met miljarden minder aan publiek geld worden opgelost.
Daarnaast is het urgent om fossiele subsidies, expliciet en impliciet, af te schaffen, niet alleen om de schatkist te vullen, maar ook om de energietransitie tegen de laagste maatschappelijke kosten te realiseren.
Een nieuw kabinet moet bovendien de verleiding weerstaan om opnieuw gratis bier uit te delen, bijvoorbeeld met een hoger minimumloon met bijbehorende koppeling van alle uitkeringen, extra hypotheekrenteaftrek voor starters, gratis kinderopvang, lagere zorgpremies of afschaffing van het eigen risico in de zorg.
Ongebreidelde groei
Bijzondere aandacht vergt ook de ongebreidelde groei van de zorguitgaven. De komende regeerperiode groeien de zorguitgaven volgens het CPB drie keer zo hard als het nationaal inkomen, door betere kwaliteit, medicijnen en behandelingen. De gezondheidszorg is daarmee het koekoeksjong in de overheidsbegroting. De overheid zou elk jaar opnieuw expliciet moeten besluiten over uitbreiding van het zorgpakket – inclusief de bijbehorende lastenstijgingen – om te voorkomen dat er steeds minder geld overblijft voor andere belangrijke overheidstaken.
De inning van overheidsinkomsten loopt gevaar door problemen bij de Belastingdienst. De IT-systemen moeten worden gemoderniseerd en meer personeel is nodig gezien het grote verloop. Minder belastingcontroles, problemen met aangiftes en aanhoudende problemen met box 3 kunnen de belastingmoraal ondermijnen en daarmee de fundering van de publieke sector aantasten.
Naast het op orde brengen van de begroting is het van grote macro-economische urgentie dat een nieuw kabinet de economische structuur verbetert en hervormingen doorvoert. Krapte en beroerde productiviteitsgroei vragen om beter aanbodbeleid, waardoor meer wordt gewerkt, meer wordt geïnvesteerd en vooral slimmer wordt geproduceerd.
Een nieuw kabinet mag daarom niet bezuinigen op overheidsinvesteringen in onderwijs, onderzoek, infrastructuur en energietransitie – ook al wordt wel het mes gezet in de consumptieve overheidsuitgaven. Mocht het Nationaal Groeifonds worden opgedoekt, dan moeten de vrijvallende middelen worden aangewend voor investeringen, niet voor consumptie.
Bedrijvenlobby’s
Structureel zou 1 procent van het bbp (of zelfs meer) kunnen worden vrijgespeeld voor overheidsinvesteringen die aantoonbaar rendabel zijn. Bijvoorbeeld geschraagd door kosten-batenanalyses van het CPB (‘gulden financieringsregel’). Het is geen probleem als het begrotingstekort dan structureel zou oplopen naar 3 procent van het bbp en de overheidsschulden op lange termijn wat hoger worden dan 60 procent van het bbp.
De overheid zou een heldere visie moeten ontwikkelen op marktordening en concurrentiebeleid. Het risico bestaat dat Nederland, zoals Frankrijk en Duitsland, weer vervalt in ouderwetse industriepolitiek waarin de sterkste bedrijvenlobby’s aan het langste eind trekken, eerlijke concurrentieverhoudingen worden verstoord en een einde wordt gemaakt aan de interne markt in Europa.
Duurdere woningen
Daarnaast blijven structurele hervormingen onverminderd urgent in de woningmarkt, arbeidsmarkt, belastingen en toeslagen. Het beleid van minister Huge de Jonge heeft de problemen op de woningmarkt groter, niet kleiner, gemaakt. Het aanbod van vrije huursectorwoningen heeft een optater gekregen waardoor ze duurder zijn. Ook dat kan het vestigingsklimaat schade berokkenen.
De arbeidsmarkt blijft krap en al het potentiële arbeidsaanbod moet worden aangeboord, vooral door werken financieel aantrekkelijker te maken voor werknemers aan de onderkant.
Het belastingstelsel is al jaren toe aan een grondige herziening, vooral als het gaat om een consistente belastingheffing over vermogensinkomsten uit sparen en beleggen, onderneming, eigen huis en onroerend goed. De problemen met het toeslagenstelsel dwingen eveneens tot een doorwrochte hervorming.
Solide beheer overheidsfinanciën
Maar de Nederlandse politiek gaat gebukt onder groeiende politieke tegenstellingen waardoor de overheidsfinanciën almaar verslechteren en de economische structuur verzwakt. Als de voortekenen niet bedriegen, zal dit politieke falen de komende kabinetsperiode niet kleiner worden, eerder groter. PVV en BBB doen aan economische luchtfietserij. De VVD en NSC zeggen nog wel een solide beheer van de overheidsfinanciën na te streven. Zo hamert Pieter Omtzigt op „gedetailleerde afspraken” over financiën in het eindverslag van informateur Kim Putters. Maar geen van deze partijen heeft een heldere macro-economische visie of politieke bereidheid tot het doorvoeren van hervormingen die de economische structuur verbeteren, net als overigens PvdA-GL.
Lees ook
Putters ziet heil in rechts kabinet, waarvan Wilders geen premier wordt – wat volgens PVV-leider ‘pijnlijk’ en ‘ondemocratisch’ is
Als de verantwoordelijkheid voor solide beheer van de overheidsfinanciën niet meer wordt gevoeld, en de politieke bereidheid ontbreekt om impopulaire maar noodzakelijke hervormingsmaatregelen te nemen, dan zullen rekeningen worden doorgeschoven en de economische prestaties van Nederland alsmaar verslechteren.