Na lang aandringen mocht Deborah van Dam fotograferen in de jeugdgevangenis. Maar de jongens mochten niet herkenbaar in beeld. Wat te doen?
Van Dam besloot ze verticaal te fotograferen. „Verticale foto’s hebben iets ingeslotens. Ik wilde dat mijn camera het benauwde van de gevangenis zou uitdrukken.”
Teylingereind, zo heet de justitiële jeugdinrichting in Sassenheim waar Van Dam haar werk deed. De staat sluit er zo’n 130 jongeren op, 12 tot zo’n 24 jaar oud. Ze kregen bijvoorbeeld een PIJ-maatregel aan de broek, Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen – opsluiting en intensieve begeleiding voor minstens drie en maximaal zeven jaar.
Foto Deborah van Dam
PIJ krijg je alleen bij een misdrijf waar minstens vier jaar cel op staat, maar wat de jongens hadden misdaan, wilde Deborah van Dam niet weten. „Ik wilde de persoon zien, niet de misdadiger.”
Dat kostte weinig moeite, want ze was nog geen halfuur bezig in de woongroep van acht jongens waar ze daarna nog zes keer kwam – jongens van rond de zeventien – of er verzamelden zich „allemaal hoofdjes” rond het schermpje van haar camera om het resultaat te aanschouwen. Jeetje, dacht Van Dam, zelf één meter zestig kort: zie me hier nou staan tussen deze bomen van gasten, wanneer kom je nou zo dichtbij, sowieso bij vreemden, en deze jongens hebben best wat op hun geweten! Maar intussen zag ze dus alleen „die hoofdjes”, en hoorde ze de jongens roepen: ‘ik wil het zien, ik wil het zien!’ Van Dam: „Iemand had toen écht een foto van ons moeten maken.”
Foto’s: Deborah van Dam
De gangen zijn er kaal, de kleuren koel, het bestek van plastic. Alles is onpersoonlijk. Maar intussen leven daar jongens in de fase waarin je normaal gesproken opgroeit tot een eigen persoon. Die spanning, „tussen buitenwereld en binnenwereld”, zoals Van Dam het noemt, zocht ze op. Niks is aaibaar in Teylingereind, behalve dan de gefotografeerde nek van de jongen met het bruine T-shirt. Op de nek zie je de puistjes zitten. Maar rechts naast zijn nek: de muur en het hek.
Bellend met het vaste toestel langs de sobere muur, trappend in lucht op de luchtplaats, roepend door een tussenhek naar gevangenen van de buurgroep: deze jongens barsten bijna uit hun kader.
Wat zou Hitchcock van het heden denken? Interessante vraag, peinst regisseur Yeo Siew Hua. Zijn speelfilm Stranger Eyes, deze week in de bioscoop, is Hitchcocks gluurthriller Rear Window uit 1954 in het kwadraat. Iedereen bespioneert en filmt elkaar, wil zien én gezien worden, is voyeur én exhibitionist. Stalkers stalken stalkers. Toch schiet al die surveillance tekort wanneer het nodig is. Bijvoorbeeld als peuter Bo op een dag spoorloos uit een speeltuin verdwijnt terwijl haar pa Junyang wordt afgeleid door zijn mobieltje. Dan blijkt een gluurder alleen te zien wat hij wil zien, niet zozeer wat er gebeurt.
Hitchcock? Regisseur Yeo Siew Hua (1985) denkt dan aan diens stalkfilm Vertigo, over obsessie en projectie. „Hitchcock was gepreoccupeerd met hoe we elkaar zien, en daarmee is alles verbonden toch? Dat onze vooroordelen bepalen hoe we de ander zien. Dat ons beeld van de ander is gebaseerd op projectie. Ik wil daar nog aan toevoegen dat onze eigen identiteit ook weer is afgeleid van hoe de anderen ons zien. Weten we wie we zijn? Ik betwijfel het. Daarom schrikken we vaak zo als we onszelf op video in lage resolutie zien, of onze eigen stem horen. Dat is creepy en shockerend. ‘Wacht, ben ik dat?’”
In Stranger Eyes blijkt de vader van de verdwenen peuter te worden gestalkt door zijn overbuurman Wu, die in Junyangs verveling en wangedrag jegens zijn jonge gezin zijn vroegere ik herkent. Hij projecteert zichzelf op Junyang, hoopt hem te behoeden voor zijn fouten. Yeo Siew Hua: „Op een vreemde metafysische manier spiegelen hun flatramen elkaar als tijdsportalen, als verleden en toekomst.” Om moeder Peiying te observeren, hoeft buurman Wu minder moeite te doen: zij livestreamt zichzelf als diskjockey. Peiying wil gezien en gevolgd worden. Dat is haar bestaansgrond.
In ‘Stranger Eyes’ stalkt en begluurt iedereen elkaar.Foto Grace Baey
Totale surveillance
Stranger Eyes is een tijdige film, al schreef Yeo het ruwe scenario ruim tien jaar geleden, vertelt hij in Venetië, waar zijn film in competitie is. Hij komt uit de vrij autoritaire, technologisch geavanceerde stadstaat Singapore, waar de overheid de burgers observeert via ruim 100.000 veiligheidscamera’s – het streefdoel is 180.000 in 2030. Dat heeft consequenties. Zoals een inspecteur de radeloze vader Junyang vertelt: politiewerk is allang geen kwestie meer van ondervragen of undercover gaan. Het draait om geduld, luisteren en kijken. Alles wordt digitaal vastgelegd, elke misdadiger laat zich betrappen, elke burger wordt ooit een misdadiger. Gewoon geduldig zijn en goed opletten.
Misschien was zijn script te confronterend; niemand zag brood in Stranger Eyes voordat Yeo Siew Hua in 2018 de Gouden Luipaard van Locarno won met A Land Imagined, over een slapeloze politieman die de verdwijning van een Chinese gastarbeider onderzoekt. „Door die prijs werd ik kredietwaardig.” Hij moest het scenario herschrijven, want in tien jaar was er digitaal een en ander gebeurd. Wel handhaafde hij de sleutelrol voor dvd’s, die in 2015 al in onbruik raakten. In Stranger Eyes heeft alleen oma nog een dvd-speler.
Yeo Siew Hua: „Maar ook influencers stelden tien jaar terug weinig voor, net als livestreaming. En tussendoor was er ook nog dat dingetje genaamd de pandemie. Vroeger ging het debat over hoe we onze privacy kunnen afschermen. Tijdens de pandemie werd het onze plicht onszelf te surveilleren. Nu is universele surveillance een feit en gaat het over wie toegang krijgt tot onze data, onze privacy. Veiligheidscamera’s kijken in huizen, videodeurbellen filmen de openbare weg, home security-systemen worden gehackt. Als wij ons aan surveillance onttrekken, maakt ons dat automatisch verdacht.”
Wordt het een wereld als gereformeerd Nederland van vroeger? Waar je de gordijnen ’s avonds open liet, omdat het anders leek alsof je iets te verbergen had? Yeo: „Zoiets, en de volgende vraag is dan hoe dat ons gedrag beïnvloedt. Het is als in kwantumfysica: een foton die beweegt als een golf tot je hem bekijkt, dat wordt dat in een recht lijn. Zo zijn mensen: als we weten dat iemand kijkt, verandert ons gedrag. Volledige surveillance brengt sociale kosten met zich mee.”
Onzichtbare man
In de conservatieve ethiek is surveillance de bron van moraliteit, leg ik hem voor. In H.G. Wells roman The Invisible Man verandert een wetenschapper die onzichtbaar is al snel in een misdadiger en verkrachter. De mens is verdorven, alleen andermans blik dwingt moreel gedrag af, is de boodschap. Yeo: „Dat is het misantropische mensbeeld waarop de noodzaak van universele surveillance steunt. Ik geloof dat niet, al erken ik wel dat ik alleen in mijn neus peuter als ik denk dat niemand kijkt.”
Hoe dan ook leven we nu in een wereld waar veel mensen via selfies, vlogs en livestreams nonstop jagen op likes en volgers. Yeo: „Ik ben eigenlijk al een generatie te oud om commentaar te geven op livestreaming, wat jonge mensen nu massaal doen. Ze willen allemaal gehoord en gezien worden en een platform hebben. Anders besta je niet. Ons zelfbeeld hangt af van het beeld dat we projecteren, en dat beeld is echter dan wie wij zijn. Die intensiteit van kijken en bekeken worden, kent historisch niet echt een precedent. Technologisch waren we nog nooit zo diep met elkaar verbonden en nog nooit zo van elkaar vervreemd. We scrollen en swipen, maar kijken niet echt naar elkaar.”
Hoe dat ons verandert? „We moeten opvallen, maar binnen de grenzen van wat gepast is. Want je kunt zomaar sociaal falen, op gigantische schaal. Ik denk dat de ruimte tot experimenteren in ons leven nog meer zal afnemen, en dat is zonde.”
Lees ook
Iedereen bekijkt iedereen in thriller ‘Stranger Eyes’: hoe ziet een leven zonder privacy eruit?
„Als je een tribuut wil bouwen voor de mijnwerkers dan moet het niet voor een kwartje,” vertelt Huub Stapel op de repetitiedag van Het Geluk van Limburg in Kerkrade. Op het podium is links de woonkamer van mijnwerkersfamilie Vincken, en zijn rechts de mijnen. In het midden staat de cast dansend en zingend met aan weerszijden twee cameralieden die hun danspasjes volgen. Hele scènes worden à la minute in elkaar te gefabriceerd en geprojecteerd op het scherm dat achter hen hangt. „Het is een heel technisch verhaal,” zegt Pieter Kuijpers, één van de regisseurs van het spektakelstuk.
Het Geluk van Limburg, naar het boek van schrijver en journalist Marcia Luyten en met een theatertekst van schrijver Frans Pollux, vertelt het verhaal van de opkomst en de ondergang van de Limburgse mijnbouw in de periode 1900-1970. Tegelijk volg je de mijnwerkersfamilie Vincken waar grootvader Huub Vincken (Huub Stapel) na het sluiten van de mijnen terug kijkt op zijn leven. Huub start als jongeman met zijn vriend Emil in de mijnen als koempel [mijnwerker]. Hij trouwt met Barbara (Magtel de Laat) en samen krijgen ze een kind. In de raamvertelling vertelt Huub over zijn leven aan zijn tienerkleinzoon Sjefke.
„De ontwikkeling van de industrie loopt parallel aan de fases in een mensenleven”, vertelt Servé Hermans, die samen met Kuijpers het stuk regisseert. „Je ziet Barbara en Huub een eerste huisje kopen, een kind krijgen, ruzie krijgen, scheiden. Je ziet iemand met een bak bami aan de keukentafel in zijn eentje wegvegeteren en dan sluit ook nog de mijn waarin hij gewerkt heeft. Dat vind ik ongelofelijk ontroerend.”
Stapel, Kuijpers en Hermans groeiden op in Limburg. Ze kennen de verhalen van de mijnbouw goed, ook al heeft niemand van hen direct met de mijnbouw te maken gehad. Zo groeide Stapel op in Tegelen, waar geen mijnbouw was, maar hij herinnert zich de bussen die in alle vroegte langs Tegelen reden om mijnwerkers op te pikken. „De mijnen waren nooit ver weg,” vertelt hij. Ook Hermans, opgegroeid in Maastricht, voelt een diepe band met de provincie. Hij maakte al eerder theater over Limburg zoals Dagboek van een Herdershond (2022) en Het was Zondag in het Zuiden (2023-2024) over de watersnoodsramp in 1993 met Toneelgroep Maastricht. Het Geluk van Limburg is een co-productie met dat gezelschap.
Huub Stapel in ‘Het Geluk van Limburg’ Foto: Annemieke van der Togt
Volgens Hermans zijn de mijnen ‘identiteitsbepalend’ voor Limburg. „De mijnen zitten heel diep. Bij de reünieconcerten van Carboon, die liederen maakten over het koempelschap, heb ik nog nooit zo veel mensen zien huilen.” Mijnbouw ging verder dan alleen werkverschaffing: de mijnbazen en de katholieke kerk bemoeiden zich met het publieke leven. Hermans: „Als boer had je nooit vrij, maar als mijnwerker heb je een sjichts [ploegendienst]. Dan heb je vrije tijd en dat was een gevaar voor de samenleving. Want wat gingen die mannen doen als ze klaar waren? Te veel naar het café, achter de vrouwen aan. Je zag hier dat de staatsmijnen zich met elk aspect van het leven gingen bemoeien. Duivensportvereniniginen oprichten, fanfares, gezellehuizen voor gastarbeiders, Zo werd het leven planmatig ingericht.”
Werken in de mijnen was uiterst gevaarlijk, maar nadat de mijnen gesloten waren, bleef de romantiek van het mijnwerk hangen bij oudmijnwerkers, vertelt Kuijpers die uit Tegelen komt. „Je deelt de angst. Er is enorme herrie, het is vochtig, donker, er zijn muizen. Alles wat je erover leest is dat het verschrikkelijk werk was, maar ook dat er een enorm gevoel van kameraadschap was.”
Scène uit ‘Het Geluk van Limburg’ Foto: Annemieke van der Togt
Hermans en Kuijpers willen hoe het was in de mijnen overbrengen door film en theater te combineren. Kuijpers, bekend regisseur en producent van onder andere Nemesis (2024) en Van God Los (2003), denkt dat film iets kan toevoegen. „Onder de grond willen we dat je de benauwdheid van de mijnen voelt. We halen echt alles uit de kast.”
Het is geen typische musical maar eerder muziektheater, vertelt Hermans. Bij het grote dansnummer ‘Alles wordt beter!’ komen de musical elementen samen. Buddy Vedder in de rol van mijnbaas Van Zuylen danst samen met het ensemble energiek, terwijl de familie Vincken op de achtergrond erbij staat. Stapel veinst de pasjes nog niet helemaal te kennen en levert een eigen variatie op de strakke choreografie van Martin Michel. „Hij doet het er om hoor,” zegt Hermans tegen zijn collega’s.
Naast dansen zal Stapel ook zingen in het stuk. „Ik heb een vader gehad die ons meerstemmig leerde zingen, zodat we als familie samen konden zingen. Ik kon eerder zingen dan acteren, maar ik heb het zingen nu een beetje overgelaten aan de rest. En als ik zing, dan met die moeilijke ademhaling”, vertelt Stapel. Net als vele andere koempels heeft Stapels personage Huub longproblemen waardoor zingen moeilijk gaat.
Limburg is belangrijk voor Stapels carrière: „De eerste tien jaar van mijn carrière vertaalde ik alles in het Limburgs voordat ik wist hoe ik het moest zeggen. Nu is de cirkel rond. Dit is alsof je een oude jas aantrekt.” Eerder speelde hij in Twente mee in Hanna van Hendrik, over een boerenfamilie in Twente. „Dat het kleine familieverhaal zo universeel was dat het hele land kwam kijken… Dat bewijst gewoon dat mensen echt komen kijken als het reguliere theater naar de mensen toekomt. Ook thematisch.”
Het stuk is doordrenkt met Limburg, toch moet iedereen erheen kunnen, zegt Hermans. Daarom wordt het stuk niet in het Limburgs opgevoerd. Dat weerhoudt Stapel er niet van om levensadvies te geven in het Limburgs: „Vergaet noëit waose vanaaf kumps [Vergeet nooit waar je vandaan komt]”.
Het staat nog niet in het woordenboek maar ‘femicide’ bestaat. Het is vrouwenmoord, gepleegd door een partner of ex-partner. En vaak liggen er al verschillende klachten bij de politie of Veilig Thuis over de dreiging die uitgaat van die partner. Het is een luguber patroon, dat vorige week opnieuw het leven lijkt te hebben gekost aan twee vrouwen.
Ongeveer elke twee weken wordt in Nederland een vrouw door een (ex-)partner om het leven gebracht, blijkt uit de Femicide Monitor van de Universiteit Leiden. Van de 448 vrouwen die van 2014 tot en met 2024 werden gedood, kwam 60 procent van de zaken als femicide in de boeken. 100 procent van de daders, staat er, is man.
Vorige week gebeurde het naar het zich laat aanzien twee keer. Eerst in Gouda, waar de 53-jarige Driekus K. zijn 39-jarige ex-vrouw doodschoot op straat. Hij had, zo blijkt, al eens dertien jaar in detentie gezeten wegens poging tot doodslag op een andere ex. Zijn werkwijze verschilde volgens het verslag van een ooggetuige amper: ook in Gouda verschuilde hij zich, droeg hij een verrekijker en vuurde hij kogels af op zijn ex die met haar kinderen over straat liep.
Een paar dagen later werd een 38-jarige vrouw in het Brabantse Vlijmen gedood in haar woning in het bijzijn van een klein kind; de politie arresteerde die dag haar vriend.
Dreigende femicide is, net als kindermishandeling en huiselijk geweld, niet altijd makkelijk te zien of te voorspellen. Je moet het wíllen zien en er werk van maken zoals burgemeester Huri Sahin van Rijswijk al twee jaar probeert te doen. Ze riep na twee gevallen van femicide in haar gemeente alle vrouwen op haar te mailen, als ze door hun partner of ex-partner in angst leven. Ze kreeg zestig berichten waarvan twintig „zeer urgente”. In een interview eind vorig jaar vertelde ze dat ze na een gesprek met een angstige vrouw die door haar man werd bedreigd, de politie er zelf bij haalde. De vrouw had tot dan toe te weinig hulp gekregen. „Ineens kon ze wél een awareness-systeem krijgen, een alarmknop waarmee je meteen contact met de meldkamer hebt.”
Elke vrouw die door een bezitterige of anderszins ontspoorde man wordt vermoord, is er één te veel. Gemiddeld 44 per jaar in Nederland is beschamend.
Een jaar geleden kondigde het tóen demissionaire kabinet een ‘plan van aanpak femicide’ aan dat ‘rode vlaggen’ opsomt die erop kunnen wijzen dat een man zijn vrouw of ex mogelijk gaat vermoorden: stalking, intieme terreur of bedreiging. Ook een vrouw die steeds verder wordt geïsoleerd door haar vriend en langzaamaan alle banden met familie en vrienden verbreekt, loopt risico, blijkt uit onderzoek.
Professionals en omstanders moeten die rode vlaggen herkennen, schreven de betrokken bewindslieden. Zoals ze kindermishandeling en ouderenmishandeling in grote campagnes onder de aandacht bracht, zou zo’n campagne voor femicide ook zinvol zijn. Het is essentieel dat de politie en hulpverleners vrouwen serieus neemt die zulke klachten melden. En dat er plek is in het blijf-van-mijn-lijfhuis.