Opinie | Een buitenlandse bouwer voor ‘onze’ onderzeeboten is zo gek nog niet

Dinsdag brachten media het nieuws dat het Franse staatsbedrijf Naval de opdracht van het demissionaire kabinet krijgt voor vervanging van de Walrus-onderzeeboten van de Koninklijke Marine. Deze onderzeeërs zijn van groot strategisch belang voor Nederland en voor de NAVO, omdat ze uitermate geschikt zijn voor geheime operaties in relatief ondiep vijandelijk gebied.

Het bouwen van een onderzeeër behoort tot de meest complexe technische programma’s die er bestaan: een veilige, hermetisch afgesloten leefruimte, die zwaarbewapend is en volhangt met de meest geavanceerde elektronica en sensorpakketten.

Ontwerp- en bouwprogramma’s voor onderzeeërs kenmerken zich internationaal dan ook door aanzienlijke kosten en lange doorlooptijden. Ze zijn afhankelijk van hoogwaardig technisch geschoold personeel. Aan de andere kant levert de sector een aanzienlijke technologische en economische bijdrage en profiteren aanverwante industrieën mee.

BV Nederland

De Naval Group zou de voorkeur van Defensie krijgen, omdat het de scherpste offerte heeft aangeleverd. Maar verschillende kamerleden, zoals fractievoorzitter Chris Stoffer (SGP) en de Provinciale Staten van Zeeland hadden de opdracht liever naar de Zweeds-Nederlandse combinatie Damen-Saab zien gaan, zodat de Nederlandse industrie kan profiteren. Bovendien zou Nederland volgens critici over een periode van drie decennia strategisch te afhankelijk worden van het buitenland, wanneer het in zee gaat met een Franse werf.

Het is voor Nederland in het huidige tijdsgewricht inderdaad van belang om de eigen defensie-industrie te beschermen en stimuleren. Maar ook wanneer een buitenlandse werf de opdracht krijgt, bestaan er waarborgen om ervoor te zorgen dat de BV Nederland er wel bij vaart.

Het kabinet zal transparant moeten zijn over de afweging van belangen

Dat het mogelijk is om samen te werken met buitenlandse consortia en tegelijkertijd de nationale industrie te bevorderen bleek onlangs in Australië. Daar werd bekend dat het land gaat samenwerken met de VS en het VK om een nucleair aangedreven aanvalsonderzeeër (AUKUS) te laten bouwen. Voor Australië is het vooral belangrijk om zijn maritieme achtertuin te beveiligen en bij te dragen aan regionale stabiliteit. Maar daarnaast speelt ook strategische autonomie een rol, of in de woorden van het persbericht van het Australische Ministerie van Defensie, de capaciteit om „een toekomst op te bouwen voor Australië door Australiërs”.

Een beslissing als deze gaat niet over één nacht ijs. Het ministerie heeft de technische specificaties van de ontwerpen beoordeeld, de aanschaf- en onderhoudskosten, het leveringsschema en de mate waarin ze de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB) versterken. In lijn met de Defensie Industrie Strategie zoeken de ministeries van Defensie en Economische Zaken naar een balans tussen eerlijke concurrentie en het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid en strategische autonomie van Nederland. Het selecteren van een buitenlandse bieder is daarbij niet noodzakelijkerwijs een probleem, noch is selectie van een Nederlandse bieder een garantie voor succes.

Onder de oppervlakte

Het navigeren tussen de beste koop en nationale veiligheid is niet uniek voor Nederland. In een onderzoek dat RAND Europe uitvoerde voor de Britse rekenkamer in 2021 constateerden we dat vooral de specialistische aard van het werk gecombineerd met de aanwezigheid van slechts een beperkt aantal commerciële aanbieders het aanbesteden van defensiematerieel tot een hardnekkige uitdaging maakt.

We geven daarom graag de lessen mee die zowel de VS als het VK herhaaldelijk hebben geleerd in hun pogingen om hun eigen onderzeeërindustrie in stand te houden. Deze industrieën blijken eenvoudig te pauzeren en notoir lastig weer op te starten. Wanneer staatssecretaris Christophe van der Maat (Defensie, VVD) had besloten prioriteit te geven aan een Nederlandse onderzeebootindustrie, is het maar de vraag of dit ook gepaard was gegaan met voldoende vraag in de toekomst. Die is namelijk nodig om de technische vaardigheden en toeleveringsketens in stand te houden.

Er speelt dus meer onder de oppervlakte dan alleen het leveren van de beste boot. Hoewel Den Haag aan het roer staat, kijkt het kabinet bij deze beslissing wel degelijk over de grens. De EU neigt immers naar een gemeenschappelijke defensie-industrie en heeft deze maand zelfs haar eerste industriële defensiestrategie gepubliceerd. Of het nu via EU-instellingen is, zoals het Europees Defensieagentschap, via de NAVO of via multilaterale samenwerkingsverbanden zoals OCCAR, Nederland heeft opties. Er is een groeiend besef van de voordelen van samenwerking om zich te verdedigen tegen internationale dreigingen.

Bij de beslissing over de vervanging van de Walrussen spelen dus naast de technische specificaties en de kosten wel degelijk economische en strategische overwegingen een rol. Het kabinet zal transparant moeten zijn over de afweging van deze belangen. Maar zelfs wanneer de onderzeeërs in een Franse werf worden gebouwd, kunnen Nederlanders er zeker van zijn dat deze een steentje zal moeten bijdragen aan het versterken van de Nederlandse defensie-industriële basis.


Lees ook
De keuze voor de bouwer ligt gevoelig: ministeries hebben verschillende belangen én de Nederlandse industrie moet ook profiteren

<strong>Zr. Ms. Bruinvis </strong>is spoedig aan vervanging toe.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/opinie-een-buitenlandse-bouwer-voor-onze-onderzeeboten-is-zo-gek-nog-niet.jpg”><br />
</a></p>
<aside class=