Publiek dat klachten heeft over de voorstelling Schau van Rundfunk „kan de tyfus krijgen”. Dat is wat de stem over de speakers in de zaal voorafgaande aan de nieuwe show van het comedyduo meedeelt. Het praatje, dat begint als een in theaters vertrouwd verzoek om de telefoon uit te zetten en geen foto’s te maken, verandert in een lange, absurde bijsluiter over mogelijk contact tussen toeschouwers en makers over de geboden kwaliteit.
Welkom in de wereld van Rundfunk, waar elke vorm van menselijk gedrag en menselijke relaties per definitie uitloopt op piekende waanzin en/of een frontale botsing. Yannick van de Velde (1989) en Tom van Kalmthout (1991) zijn er groot mee geworden: dankzij twee eerdere theatershows en een film met Duitse namen (Wachstumsschmerzen, Todesangstschrei en de film Jachterwachter) en twee seizoenen van hun sketchprogramma op tv, waarin de docent Duits (gespeeld door Pierre Bokma) een fenomeen werd.
In Schau laten ze opnieuw zien hoe goed ze het comedy-vak in de vingers hebben. Wat als ‘normaal’ gedrag wordt gezien in de samenleving, is afhankelijk van zulke knellende conventies dat je die als komiek op allerlei manieren kan overschrijden om er een grap uit te peuren. Daar heeft het duo een scherp oog voor.
Lees ook
‘Mensen doen vaak net alsof het geweldig met ze gaat. Daar maken we graag grappen over’
Uitputtend vasthoudend
In hun eerste sketch vraagt een vrouw (Van de Velde) aan een man (Van Kalmthout) waar zij hem van kent. Maar zij neemt geen genoegen met het feit dat er niet meteen een verklarend antwoord komt. De overschrijding zit in het ongepaste doorvragen, met aanhoudende vragen en suggesties van ontmoetingsplekken, waarna de man ook een veel te lange lijst van sporten opsomt om haar tegemoet te komen. Vervolgens zwicht de man: ze zal hem kennen van tv, van een reclamespot voor huidzalf, en hij voert vervolgens die reclamespot uit, in een veel te lange versie, met een tegendraads intermezzo over de pijn die de zalf veroorzaakt.
Herhaling, uitvergroting, overdrijving, en situaties tot in het absurde uitspelen, uitputtend vasthoudend aan een verschil van mening of inzicht: in bijna alle van de ruim twintig sketches komen die ingrediënten terug. Even klassiek is hoe Van de Velde en Van Kalmthout acteren: quasi-naïef, opgesloten in de geest van elk eenkennig personage. Dat doen ze nauwgezet, met een naadloze timing. Het effect is droogkomisch en vaak hilarisch. Hun non-kleding is een geslaagde aanvulling en richt zich op een brede toepasbaarheid bij alle typetjes die passeren. Lichtgroene strandpakjes, bestaande uit een shirt en korte broek, en bruine sokken, zonder schoenen. Malligheid, die toch niet te gezocht gek aandoet.
Het duo heeft duidelijk stappen gezet. Schau bevat minder meligheid en minder makkelijke seksgrappen dan hun tweede show, Todesangstschrei. Wat veel van hun personages deze keer gemeen hebben, is dat ze zich beter voordoen dan ze zijn: stoerder, slimmer. Steeds is er een moment dat met een luide ‘KRAK’ het masker barst en de waarheid opborrelt. Daar weten de mannen steeds een inventieve en originele manier voor te vinden. De man die niet aan zijn betalingsverplichting bij een maffiabaas kan voldoen, de patser die uit is op de vriendin van een andere man, het echtpaar dat alleen nog tegen elkaar kan zeuren: ze zijn niet wat ze lijken. Het maakt Schau tot een imponerend salvo van menselijke domheid, nauwelijks gefilterd sadisme en egoïsme, ijdelheid en onmacht.
Onverwachte draai
Waar ze ook beter doordachte oplossingen voor weten te vinden, is hoe ze aan verwachtingen en misverstanden in de communicatie een onverwachte draai kunnen geven. Soms beweegt de humor zich louter op taalniveau: twee mannen die het in een opgefokt straattaaltje over mode hebben, praten in dezelfde stijl door als een van hen vader blijkt te zijn, en ze over baby’s en kinderwagens spreken. En twee mannen in een podcast lullen zo slap dat ze uiteindelijk alleen nog dure woorden blind achter elkaar plakken. Zelfs in een banaal en niet heel origineel uitgangspunt, waarbij een vrouw telefoneert terwijl haar man seks met haar heeft, is het onderwerp van gesprek en met wie ze belt een verrassende, winnende combinatie, goed voor een harde lach.
Veel van het onbegrip speelt zich af tussen man en vrouw. Puntje van kritiek hierbij (ik neem de tyfus op de koop toe) is dat er soms wat belegen vrouwfiguren langskomen, in opzet en uitbeelding. Een vrouw die met haar onderbeen zwaait en grote ogen opzet is een sleets beeld van vrouwelijke wulpsheid. Hetzelfde geldt voor het net te vaak passerende idee dat het grappig is een vrouw een hoer te noemen.
Het succes van Rundfunk bij een breed publiek spreekt niet vanzelf: het is knap hoe Van de Velde en Van Kalmthout hun stijl bewaken en zich toch ontwikkelen. Met dank aan een rijke voedingsbodem: de mens in al zijn zwaktes en neuroses. Die is goed voor negentig minuten uitmuntend entertainment.