Toen Tomas Nepozitek klein was, nam hij zijn vriendjes vaak mee naar de rivier. Als ze na school naar het water banjerden, wedden ze er telkens om: welke kleur zal de Bílina dit keer hebben? Hij heeft paars water gezien, blauw, groen, roze. Bijna dertig jaar later woont hij nog steeds hier in Teplice, een oud kuuroord in de Noord-Tsjechische Ústí-regio.
Dit grensgebied van Polen, Duitsland en Tsjechië werd de Zwarte Driehoek genoemd toen Nepozitek er in 1989 ter wereld kwam. Het was een van de meest vervuilde gebieden ter wereld. Zure regen, vieze lucht, dood landschap. Het noorden van Tsjechië had decennia communistisch bewind achter de rug, waarin nietsontziend was gemijnd naar bruinkool, tin en wolfraam. Hele dorpen hadden plaatsgemaakt voor een maanlandschap.
Als Nepozitek nu met zijn kinderen over de reling van een brug hangt, zien ze gewoon water. Het is beter nu. Soms zien ze zelfs vissen.
Hier is eeuwenlang gemijnd, zegt Nepozitek. Hij en al zijn vrienden in Teplice vinden: „Nu is het tijd om de natuur met rust te laten.”
Maar de plannen zijn anders. De bodem is nog niet leeg: in het noordelijke Ertsgebergte ligt lithium, zeven miljoen ton. Waarschijnlijk is het de grootste voorraad in de hele Europese Unie. En laat de EU daar nu net naar op zoek zijn: het materiaal is nodig voor batterijen in elektrische auto’s. Opening van een mijn in Tsjechië kan jaarlijks genoeg lithium opleveren voor 800.000 auto’s, en dat 25 jaar lang, is de schatting.
Groene toekomst
Dit voornemen verdeelt het land. Van een afstandje, vanuit Praag of Brussel, lijkt het simpel: de mijn is een buitenkans. Premier Fiala ziet een hoofdrol voor Tsjechië in de Europese groene toekomst. Er kan van alles bij komen: een gigafactory voor batterijen, onderzoekscentra, een verwerkingsfabriek. Tsjechië kampt met een „gebrek aan zelfvertrouwen”, zei Fiala afgelopen zomer. Project Lithium is een van de zes pijlers waarop de toekomst van zijn land moet rusten.
Afgelopen herfst trok hij daarom door de regio om bewoners gerust te stellen. Dat kostte moeite, want waar de lithiumwinning moet plaatsvinden, heeft het rampzalige verleden al het vertrouwen in mijnbouw weggenomen.
De mijn, zo willen de initiatiefnemers, zal bestaan uit twee tunnels van tientallen meters diep. Bovengronds zullen alleen een entree en werkplaats zichtbaar zijn. En de vervuiling zal minimaal zijn. „Helemaal niet zoals de kolenmijnen”, verzekert staatsenergiebedrijf ČEZ de burger. Maar die boodschap komt niet aan, of wordt niet geloofd.
Angst is er voor schade aan natuur en milieu, voor achteruitgang van de leefomgeving. En dan is er de vrees voor de waterkwaliteit, voor de buitenlanders die in de mijnen komen werken, drukte op de wegen en verstoring van het toerisme. Dat het dit keer beter zal worden, of zelfs vooruitgang zal bieden: haast niemand ter plekke lijkt er écht in te geloven. Hoe kan dat?
Alarm in de stad
Toen corona kwam, wist hij al hoe je met zo’n masker om moet gaan, lacht Tomas Nepozitek. Hij zit in café Monopol, een oud art-decowarenhuis uit de hoogtijdagen van kuuroord Teplice. Hij bedekt zijn mond met zijn hand. Ja hoor, oude routine. Soms waren er dagen aaneen waarop hij in Teplice niet zonder masker naar buiten kon. En er was een alarm in de stad, herinnert hij zich, voor als de luchtkwaliteit te slecht werd. Als het afging, moest iedereen naar binnen. Deuren en ramen dicht. „Geen wandelingen, helemaal niets.” Vooral in de herfst gebeurde het vaak.
Als schooljongen werd hij twee keer per jaar op de bus gezet met zijn klas. Dan gingen ze veertien dagen naar een nationaal park, „Šumava of Krkonoše, ergens waar je makkelijk kon ademen.” Daar konden ze dan, eindelijk, gewoon buiten spelen. Het is een traditie geworden in de regio, de school van zijn eigen kinderen doet het nog steeds. Niet meer vanwege de lucht, maar omdat het er inmiddels bij hoort.
Hier in Teplice, in het geboortejaar van Nepozitek, twee dagen na de val van de muur, begon de fluwelen revolutie, het protest tegen het communistische regime. Nog eerder dan in Praag trokken de mensen er de straat op. „Wij willen ademen”, klonk door de straten. Het ging zo niet langer.
Lithiumkoorts
De voorstanders snappen dat het gek klinkt; transformeren van mijnregio naar, opnieuw, een mijnregio. Maar het zal dit keer anders zijn, is de bedoeling. Groener, minder vervuilend. In plaats van dat de regio leeggeplukt wordt, zal die er juist op vooruitgaan.
De lithiumkoorts begon bij de vorige premier van Tsjechië, Andrej Babiš, die er in 2017 verkiezingen mee won. In zijn ogen was sprake van een misstand: de mijngrond bij het dorpje Cínovec was aangekocht door het Australische mijnbedrijf European Metals Holding. De kostbaarste schat van het land in handen van een bedrijf aan de andere kant van de wereld, een „roof op klaarlichte dag”, vond Babiš. En dus deed hij de belofte het witte goud weer in nationale handen te krijgen. Het lukte, deels. In 2020 kocht staatsenergiebedrijf ČEZ een meerderheidsaandeel, 51 procent. Voor de samenwerking met de Australiërs is Geomet opgericht.
De lidstaten van de Europese Unie kijken reikhalzend uit naar het lithium uit Tsjechië. Het ruwe materiaal komt nu vooral uit Chili en China, de verwerking ervan gebeurt hoofdzakelijk in China. En dat kan zo niet langer, is de Europese consensus: zo is de EU te kwetsbaar. In november werden lidstaten, parlement en Europese Commissie het eens over de Critical Raw Material Act. Kern van die nieuwe wet: grondstoffen mijnen uit eigen grond, verwerken op eigen bodem, en recyclen. Complete onafhankelijkheid is daarmee niet in zicht, maar de Unie kan in elk geval de risico’s spreiden.
De Unie heeft veel lithium nodig. Ze wil in 2050 CO2-neutraal zijn en de vraag naar lithium zal tegen die tijd tot wel zestig keer hoger liggen dan in 2020. De schatting is dat tegen 2030 zo’n 25 tot 35 procent van de lithiumbehoefte uit EU-bodem komt. Binnen Europa zijn meer mijnen in aantocht: in Portugal gaat er in 2026 al een open, en dan zijn nog projecten voorzien in onder meer Frankrijk, Spanje, Oostenrijk en Duitsland.
Lees ook
Het Portugese dorp en de geopolitieke ambities van de EU: het verzet in Covas tegen de lithiummijnen
Duizenden banen
Het bestuur van de Ústí-regio wil meewerken aan de komst van de mijn. Grote voorwaarde: als die er komt, moet de milieuschade minimaal zijn en moet hij bijdragen aan het welzijn van de regio. Als dat lukt, ziet Martin Mata het zonnig in. Hij is directeur van het innovatiecentrum in de Ústí-regio en spreekt ook namens de gouverneur. „Wij willen hier de héle keten in handen hebben, van winning tot verwerking. De fouten die eerder zijn gemaakt, gaan wij niet herhalen.” Hij doelt op de grote schade die is veroorzaakt, terwijl de regio nauwelijks profijt had.
Voor lithiumwinning en energietransitie in de regio is zo’n 600 miljoen euro uit Brussel beschikbaar. Om die mijnindustrie heen ziet Mata zó een paar duizend interessante banen ontstaan. Er kan een megabatterijenfabriek komen, en onderzoekscentra. Hij treft al voorbereidingen met de universiteit van Ústí nad Labem. Binnenkort begint een masterstudie lithiumwinning. Energiebedrijf ČEZ voert gesprekken met bedrijven over die gigafactory voor batterijen.
De regio heeft een iets hogere werkloosheid dan de rest van het land, en ook in andere statistieken (opleiding, alcoholisme, ziektes, levensverwachting) steekt ze minder gunstig af. Maar met 4,5 procent ligt het aantal werklozen nog altijd ruim onder het Europees gemiddelde.
Toch is er urgentie, want als er niets gebeurt dan heeft de regio volgens Mata over twintig jaar wel degelijk een banenprobleem. De lokale economie leunt voor de helft op industrie, waar dit voor Tsjechië als geheel nog maar 10 procent van het bruto binnenlands product is. Jongeren trekken naar Dresden of Praag, nagenoeg alle steden in de regio hebben minder inwoners dan dertig jaar geleden.
Burgemeesters
De ophef over de lithiummijn bereikte deze zomer een hoogtepunt toen bekend werd dat er een verwerkingsfabriek voor lithium zou komen in Újezdeček, een gehucht naast kuuroord Teplice. De lokale bestuurders wisten van niets. En een tweede onverwachte melding: er zou een kabelbaan komen die het lithium dwars door het bos van de mijn naar de fabriek zou voeren. Daarvoor zou een strook bos worden gerooid van zes kilometer lang en tweehonderd meter breed.
Dat was de druppel die de emmer ook deed overlopen voor de burgemeesters van de gemeenten Teplice, Košťany, Dubí en Újezdeček. Met andere burgemeesters in de regio eisten ze meer informatie en inspraak.
„Op papier zal alles kloppen, ja, zo gaat dat in Tsjechië”, zegt Tomáš Sváda, burgemeester van Košťany. „Maar de regering vertelt de waarheid niet en daar zijn we bang voor.” Hij zit aan tafel in het dorpshuis van buurgemeente Újezdeček, op bezoek bij burgemeester Květoslav Koutník. Nee, hier kennen ze niemand met vertrouwen in de mijn. Oké, er is Martin Mata van het innovatiecentrum, ze hebben zijn verhalen gehoord. Lachend schudden ze hun hoofd. Koutník heeft laatst nog een peiling uitgevoerd onder de achthonderd bewoners van zijn gemeente: niemand deelt Mata’s enthousiasme.
Sváda en Koutník wuiven de toezeggingen over milieuzorg weg. De lithiummijn zal veel water onttrekken aan de omgeving – riskant vinden ze. Het rampscenario is niet alleen een watertekort, maar ook vervuiling van dat water. Ze wijzen naar Zuid-Amerika. Door de winning in de lithiumdriehoek Argentinië, Bolivia en Chili lijdt de landbouw er van grote droogte en is veel milieuschade aangericht.
En dan die kabelbaan. De lijn loopt dwars door een gebied dat binnenkort de status van beschermd natuurgebied moet krijgen. De vrees is dat daar onderweg van alles vanaf zal vallen, ook al is beloofd dat zoiets niet gebeurt. Er is een veiliger variant, een omsloten transportband, maar die heeft niet de voorkeur van mijnbedrijf Geomet: duur. In de goedkopere optie hebben de verenigde burgemeesters geen vertrouwen.
Dat hun protest iets uit zal halen, daar geloven ze niet zo in. Ze hopen eerder op de ontwikkeling van de autobatterij zonder lithium, bijvoorbeeld, of een forse prijsdaling van de grondstof waardoor winning in Tsjechië niet rendabel is. Of misschien dat het project nog strandt op die laatste haalbaarheidsstudie.
Premier Fiala is na de ophef van de zomer in de regio gaan rondreizen, samen met beambten van ČEZ. In gymzaaltjes, lokale theaters en gemeentehuizen heeft hij geprobeerd bewoners van informatie te voorzien. Maar de bezoekers zijn overal uitgejouwd, vertellen Tsjechen die erbij waren. Geruststellend bedoelde teksten als „lithium, dat zit tenslotte ook in je cola” waren olie op het vuur. De bijeenkomst in Teplice omschrijft bewoner Tomas Nepozitek als een „lynchpartij” van drie uur.
ČEZ laat weten dat „communicatie met de burgers inderdaad een van de grootste uitdagingen is”. Daarom is er in november een informatiecentrum geopend waar experts „misverstanden rondom lithium kunnen ophelderen”. Officieel wordt het niet bijgehouden, maar woordvoerder Roman Gazdik schat dat er wekelijks een handvol mensen komt.
Echt geholpen hebben de informatiesessies van de premier niet. Jiří Kašpar, als burgemeester van Dubí ook onderdeel van het ‘verzet’: „Ik krijg mailtjes en telefoontjes van burgers, ze hebben zóveel vragen. Maar ik heb geen antwoorden.”
Ja, de burgemeester is bekend met de term nimby, het ‘not in my backyard’-protest van omwonenden dat altijd oplaait als een verstoring in hun ‘achtertuin’ dreigt. Zijn gemeente reikt tot de grens met Duitsland, en daar vlakbij moet de lithiummijn komen, bij het dorpje Cínovec. Maar hij vindt het te simpel om het lokale protest te duiden als ‘zomaar wat omwonenden die opzien tegen verandering’.
Kijk, hij klikt een webpagina open, een foto uit de vroege jaren tachtig van een grijs, levenloos landschap, met daarin opstaande zwarte strepen. Die strepen zijn bomen. Hij klikt door. Zelfde periode, een rode auto rijdt over een verlaten weg door iets wat een bos zou moeten zijn. „Dit was hier verderop in de bergen”. Alsof een brand al het leven heeft weggenomen. Het zag er overal zo uit, vertelt hij.
„Dit is waarom de mensen hier geen mijn willen. Je moet die geschiedenis begrijpen.”