Tot een week geleden woonde Eva Crutzen vlak bij het restaurant waar ze graag wilde afspreken. Nu is ze verhuisd. Binnen Amsterdam, ja, maar haar gezicht springt meteen op slot als ze dat bevestigt.
In een vorig interview werd haar adres genoemd, en ook de naam van haar kind en haar vriend. „Ik ging eens opzoeken wat er online over mezelf te lezen is. Shocking. Er is zo weinig dat nog privé is.”
Eva Crutzen (36) is cabaretière, zangeres en actrice. Ze schreef en regisseerde de komische dramaserie Bodem, die vanaf maandag wekelijks te zien is op NPO3. De hoofdrol speelt ze zelf. Ze won er in september een Gouden Kalf voor na de première op het Nederlands Film Festival. De serie gaat over de 37-jarige Cat, die na een groot verlies in haar familie een destructief leven leidt.
Jouw werk is zo persoonlijk dat dit onvermijdelijk toch een persoonlijk gesprek wordt.
„Ik weet het. Het is ingewikkeld. Hoe meer mensen ernaar kijken, hoe meer vrijheid ik krijg om dit vak te blijven doen. Daar doe ik alles voor. Zo mag ik nu van de producent en van BNNVARA een tweede seizoen maken. Maar de prijs is het verlies van mijn privacy. Ik vind het niet prettig om bekend en herkend te worden. Mijn grenzen moet ik bewaken. Heb jij bijvoorbeeld mijn vader gesproken? Hij belde me de dag erna.”
Had hij spijt van wat hij verteld heeft?
„Ja! Hij zei: het kán zijn dat ik dingen heb gezegd die jij niet wilt delen. Nee, pap!”
Ze at één keer eerder bij het Amsterdamse Restaurant de Kas, een cadeau van haar vriendinnen voor haar 35ste verjaardag dat pas een jaar later verzilverd werd. Drukke levens, kinderen die geboren werden. Er zijn mensen, zegt ze, die de voorkeur geven aan lunchen met een omelet. Zij niet. Al in haar studententijd spaarde ze voor etentjes in dure restaurants. „Drie bloemkoolroosjes op een bord die krakend opengaan als je ze opensnijdt, en dat er dan een soort mousse uitloopt, nou ja, ik vind dat… geil.”
Het grote publiek kent haar van satirische televisieprogramma’s als Klikbeet en Promenade. In haar eigen werk, in het theater en nu op televisie, blijft ze dichter bij wie ze is en wat ze heeft meegemaakt. Rouw is daarbij een rode draad, Eva Crutzen was elf toen haar moeder stierf. Van haar regisseur en vriendin Wimie Wilhelm leerde ze hoe ze van een groot verdriet kunst kon maken. Wilhelm, onder meer bekend van haar rol als wachtcommandante in politieserie Baantjer, overleed in september op 62-jarige leeftijd. De uitvaart was een dag voor de première van Bodem.
Je droeg je Gouden Kalf huilend aan haar op.
„Ik ging van héél laag naar héél hoog in korte tijd. Het was een uitdaging om ervan te kunnen genieten.”
Lukte dat?
„Ik had me dat voorgenomen. Wimie zou hebben gezegd…”, ze zet de typerende lage stem van Wimie Wilhelm op, „…‘kom op, nou effe niet janken’. De première was fantastisch. Maar de volgende dag word je wakker en is de realiteit dat Wim er niet meer is. Dat overstemt alles.”
De eerste gang wordt geserveerd, venkel met burrata en bovenop een paar blaadjes winterpostelein. „Wat is dat?”, vraagt ze aan de ober. „Een soort spinazie”, zegt hij. „Een vergeten groente.” Met een klein lachje kopt ze ’m in: „Nou, inderdaad, ik was het helemaal vergeten.”
Ze was, vertelt ze, altijd erg bang om sentimenteel en pathetisch te zijn in haar theatervoorstellingen. Daardoor was ze geneigd om een stoere versie van zichzelf te scheppen, of om bepaalde dingen niet te doen. Dat veranderde toen Wimie Wilhelm haar regisseur werd. Zij stelde haar vragen als: waarom wil je dit vertellen? En: wat als je het niet via je personages maar als jezelf zou vertellen? „Ze leerde me om alles te benoemen zoals het is en om niet bang te zijn me kwetsbaar op te stellen. Door haar zag ik dat je op een smaakvolle, luchtige maar ook rauwe en realistische manier iets kunt maken van een zwaar onderwerp als rouw.” Lachend: „Dus zij is er de schuld van dat mijn privéleven op straat ligt.”
Hoe overtuigde ze je ervan dat kwetsbaarheid tonen niet sentimenteel hoeft te zijn?
„Bij haar was het niet zozeer een kwestie van overtuigen. Bij haar moest je het gewoon doen. Daar ging je niet heel erg tegenin, snap je? Zij was zo slim en goed dat ik haar vertrouwde. En ze was ook erg direct en dominant. Dus als ik tegensputterde zei zij…”, weer met die lage, tikje ongeduldige stem, „…‘néé, doe nou maar, niet zo zeiken nu’. Dat hielp mij, zeker in de beginjaren.”
Een serveerster vraagt opnieuw of we de wijnkaart willen zien. Ze twijfelt nog steeds. „Nee, toch maar niet. Haha, jij denkt vast: ga nou drinken.”
Bodem is haar debuut als regisseur en als schrijver van een dramaserie. Het winnen van een Gouden Kalf voelt niet alleen als een beloning voor haar acteerwerk, maar voor ál het werk dat ze ervoor heeft verzet. Ze heeft bijna vier jaar aan de serie gewerkt. Het kon niet anders, zegt ze, dan dat ze er met een beginnende burn-out uitkwam. „Aan het eind kon ik geen licht en geluid meer verdragen. Mijn systeem zat helemaal in het rood.”
Je beste vriendin Yvonne van den Eerenbeemt maakt zich soms zorgen over je. Ze zei: Eva speelt hoog spel. Ze kan niet goed inschatten waar haar grenzen liggen.
„Dat klopt, ik ben daar niet supergoed in. Maar als ik dit wil doen, als ik dit soort dingen wil maken, dan vergt dat ook opofferingen. Soms moet je jezelf pushen. Ik denk wel dat het voor mijn naasten soms heftiger voelt dan dat ik het ervaar. Het is net als wanneer mensen tegen me zeggen: ‘Oh my god, het lijkt me echt de hel om in je eentje voor een zaal met duizend mensen te staan.’ Dan denk ik: míj lijkt het de hel om een patiënt een rottige diagnose te moeten vertellen. Het is ook gewoon je vak.”
Ze zit nu midden in het schrijfproces van het tweede seizoen van Bodem. Dat gaat precies door op het thema dat opnieuw haar eigen leven beheerst: hoe ga je om met een groot verlies? En nee, ze is niet van plan om dit keer meer uit te besteden. „Misschien denk ik op een dag: waar ben ik mee bezig? Maar nu nog niet. Niet zolang het wel kán.”
Yvonne vertelde dat de regisseurs die je benaderde voor het eerste seizoen, zeiden: waarom doe je het niet zelf? Omdat je zo’n duidelijke visie had op hoe het moest worden.
„Ja. Ik dacht dat het één stap te veel zou zijn om de serie zelf te regisseren. Ik sprak regisseurs die ik goed vind, maar ja, die zijn waarschijnlijk zo goed omdat ze sterke eigen ideeën hebben. Ik kwam tot het besef: dit kán helemaal niet. En ook achteraf denk ik dat het een ramp zou zijn geworden. Misschien niet voor de kwaliteit van de serie, maar wel voor mij als maker. Ik zou de hele tijd op die regiestoel willen kruipen.”
Wilhelms invloed op haar regiedebuut kan ze niet precies aanwijzen. „Al die jaren van samenwerken hebben bijgedragen aan deze serie.” Maar de grap is, zegt ze, dat het hoofdpersonage in de serie óók worstelt met kwetsbaarheid. „En ook zij wordt geholpen door de mensen om haar heen om dat te leren uiten.”
Heeft het overlijden van Wimie voor jou een extra lading vanwege het vroege verlies van je moeder?
„Ik heb nu spijt dat we geen wijn hebben besteld. Ehm… Ik denk dat als je je moeder jong verliest en er komen daarna oudere vrouwen in je leven… Je krijgt er wel wat surrogaatmoeders voor terug. Omdat je zelf die behoefte hebt en omdat anderen die behoefte voelen. Ik denk dat Wim voelde dat ze dat gemis een beetje kon opvullen. Een moeder staat voor veiligheid en die vond ik ook bij Wim. In mijn werk, maar bijvoorbeeld ook tijdens mijn zwangerschap. Ze was heel betrokken, checkte vaak hoe het met me ging, kwam snel na de geboorte op bezoek. Ze begreep: dit is zwaar voor haar, dus ik wil er voor haar zijn. Daarom voelde het ook zó onveilig en zó verdrietig toen zij wegviel.”
Vier jaar geleden vertelde je in een interview dat je vreesde dat het gemis van je moeder opnieuw zou opvlammen als je ooit zwanger zou worden. Dat is dus ook gebeurd?
„Ja. Ja.”
Is het anders als je het ziet aankomen?
„Nee, dat maakt helaas niks uit. Maar tot mijn verbazing heeft het me in de band met mijn eigen moeder en het verdriet om haar ook iets opgeleverd. Ik was ineens niet meer het middelpunt. Er is nu iets belangrijkers om voor te zorgen. Bij mijn psycholoog kwam ik tot de conclusie dat ik altijd naar boven heb gekeken, naar een moeder die er niet meer was en naar het gemis waar dat voor stond. Maar dat is letterlijk veranderd doordat ik nu naar beneden kijk, naar mijn kind, naar rijkdom.”
Je vader vertelde dat je serie hem deed denken aan toen hij in de jaren zeventig de film ‘Turks Fruit’ zag. Omdat hij het zo vernieuwend vond en het los van allerlei meningen en stromingen een tijdsbeeld neerzet rondom eeuwigdurende thema’s als liefde en rouw.
„Dat heeft hij wel mooi beschreven. Heel lief ook.”
Hebben jullie het daar niet met elkaar over gehad?
Stellig: „Nee. Mijn vader is niet supergul met zijn complimenten. Ik hoor altijd van anderen dat hij trots op me is.”
Wat vind je daarvan?
„Ik weet het niet. Vroeger vond ik het lastig. In mijn twintiger jaren was ik nog zo aan het struggelen, ik wilde graag zijn bevestiging. Hij was altijd scherp en kritisch op wat ik deed, al steunde hij me ook. Ik vond het heel frustrerend dat hij het in die eerste jaren spannend vond of ik zou slagen in dit werk. Nu pas kan ik het me wel voorstellen.”
Hij komt uit een mijnwerkersfamilie en was de eerste in het gezin die naar de hbs kon. Hij dacht natuurlijk: jij moet voor jezelf kunnen zorgen.
„Ja. Het feit dat hij uiteindelijk arts is geworden, was zó belangrijk voor hem. Dat snap ik nu veel beter. En ik heb ook veel acteurs om me heen gezien die heel goed zijn, maar bij wie het toch moeizaam blijft. Je moet in dit vak zoveel geluk hebben om een plek te kunnen veroveren.”
Heb je zelf altijd gedacht dat het goed zou komen?
„Na mijn afstuderen dacht ik: oké, daar gaan we. Maar er begon helemaal niks. Niemand zat op me te wachten. Ik werkte achter de kassa van het Bijlmer Parktheater. Ik zag de een na de ander binnenkomen om een voorstelling te spelen terwijl ik daar het computersysteem zat te updaten en financiën invoerde. Toen dacht ik soms wel: oh ja, dít bedoelde hij dus. Na een half jaar herpakte ik mezelf, deed mee aan het Amsterdams Kleinkunst Festival, won de publieksprijs en voelde: let’s go.
De vader van het hoofdpersonage Cat in de serie is erg met zichzelf bezig en met zijn eigen rouw. Er is veel wrijving tussen hem en zijn dochter. Ik vroeg aan je vader of hij zich in hem herkende.
„Nee, denk ik?”
Inderdaad. Maar daarna zei hij dat het ook een blinde vlek kon zijn.
„De ouders van Cat zijn allebei emotioneel onbeschikbaar, net als zijzelf. Ze kunnen elkaar niet steunen in het verdriet. Die vader wordt betweterig en veinst dat hij er heel goed mee om kan gaan. Daarin lijkt hij totaal niet op mijn vader. Maar wat een verlies kan doen met een gezinsstructuur… Er is zoveel verdriet en gemis dat het heel moeilijk kan zijn om het met elkaar te delen. Daarin zou mijn vader zich wél kunnen herkennen. Voor ons was het ook lastig om erover te praten. Het maakt het verdriet zo eenzaam. Het is te groot en te ingewikkeld.”
Is het jullie uiteindelijk wel gelukt om erover te praten?
„Nou… Ik kan goed met mijn vader praten en ook wel met mijn broer. Maar het is altijd ingewikkeld. Mijn vader heb ik nooit zien huilen. En mijn broer kan er niet tegen als ik huil, en ik kan er niet tegen als hij huilt. Ik verlang ernaar om het er samen over te hebben en tegelijkertijd ben ik er een beetje bang voor. Je hoort weleens dat een gezin er sterker uitkomt na een heftige gebeurtenis. Dat ze het heel goed met elkaar kunnen delen. Het is prachtig als dat kan. Maar ik denk niet dat het vaak voorkomt.”
Geen dessert, besluit ze als de serveerster daarnaar vraagt. Wel een cortado, een espresso met warme melk. Sinds het overlijden van Wimie, zegt ze, moet ze erg opletten dat ze niet in die paniek en in die angst schiet van de elfjarige die haar moeder verloor. „Ik moet actief tegen mezelf zeggen: ik ben nu volwassen en ik kan op zoek naar handvatten om hiermee om te gaan.” Ze hoopt dat haar werk ook zo’n „handvatje” kan zijn voor anderen. „Om de impact van rouw te laten zien en om te helpen bij het bespreekbaar maken ervan.”