Ron Nieuwenhuijs (1945-2024) was een gewaardeerd cameraman. Tot het noodlot toesloeg

Hij droeg een borsalino en rolde vaak de redactie van NOVA op met een fles wijn onder zijn arm. Hij zette de fles met een robuust gebaar op zijn bureau en maakte hem nog voor de uitzending soldaat, met een regieassistente die een plankje met Franse kaasjes had meegenomen.

Drank als smeerolie tijdens het werk: Ron Nieuwenhuijs (1945-2024) was niet anders gewend. Hij maakte onderdeel uit van een generatie televisiejournalisten die voor, tijdens en na arbeidstijd stevig innamen. De alcohol steeg nooit naar zijn hoofd. Nieuwenhuijs was een pietje precies en hij had een timmermansoog voor het beeld van de dag. Hij hield van, zoals hij zei, ‘mooie plaatjes’.

Nieuwenhuijs was verlamd onder zijn middel als gevolg van een verkeersongeluk in 1976. Vóór dat ongeluk was hij een cameraman die werkte voor NOS Sport, erna schoolde hij zich om tot regisseur voor onder meer NOVA, de voorloper van Nieuwsuur. Nieuwenhuijs was geen doorsnee regisseur. Hij gaf ongevraagd commentaar op lopende zaken, zowel op als buiten de redactie. Een opvallende man, met een grote wilskracht.

„Mijn vader was heel sterk”, zegt zijn zoon René Nieuwenhuijs. „Hij had een aangepaste auto. Daar kon hij op eigen kracht in en uit, met medeneming van zijn rolstoel. Hij was niet graag afhankelijk van anderen, liet zoals hij zei niet met zich sollen.” Die borsalino was niet zomaar een hoofddeksel, aldus René: „Hij zag er netjes uit, droeg een stropdas onder een trui of vest. Een verzorgd imago als contrast voor zijn leven in een rolstoel.”

Ron Nieuwenhuijs maakte onderdeel uit van een generatie televisiejournalisten die voor, tijdens en na arbeidstijd stevig innamen.
Foto privéarchief

Gijzeling in München

Boezemvriend Bert Spaak leerde Nieuwenhuijs kennen op 5 maart 1969, tijdens het beslissingsduel Ajax-Benfica in het Stade de Colombes in Parijs. Ajax won en bekerde verder, na afloop van de wedstrijd stelde chef-sport Bob Spaak de eerste cameraman van NOS Sport voor aan zijn zoon, die net een regiecursus had gedaan. „Het klikte, maar we werden niet meteen vrienden”, zegt Bert Spaak. „Zoiets ontstaat in de loop der tijd. Begin jaren zeventig reisden we de wereld rond: verslaggever Henk Terlingen, Ron en ik. Ron had de filmacademie gedaan. Op een dag trok hij de stoute schoenen aan en kocht een eigen camera, daarmee was hij zijn tijd vooruit. Over werk had Ron nooit te klagen: hij was een vakidioot, zoals we toen zeiden, en goed gezelschap. Niets was hem te gek. En hij was niet boos te krijgen.”

Als voorbeelden van zijn werk noemt Spaak de nachtbeelden die Nieuwenhuijs schoot van het gijzelingsdrama tijdens de Olympische Spelen in München van 1972, waarbij elf leden van de Israëlische ploeg om het leven kwamen. Voor die beelden namen ze een groot risico: „De Duitse politie had met een megafoon iedereen opgeroepen te vertrekken, maar Ron en ik gaven daar geen gehoor aan. We zijn in het donker in het gras gaan liggen. Toen we schoten hoorden, is Ron gewoon gaan filmen. Het was allemaal heel onwezenlijk, we konden niet goed inschatten wat er precies gebeurde en op welke afstand er werd geschoten. We hebben de filmblikken afgegeven aan de NOS. De beelden van de schietpartij gingen later de wereld rond.”

Het talent van Nieuwenhuijs komt volgens Spaak vooral tot uiting in de zevendelige serie Lijf in beweging uit 1973, over lichamelijke opvoeding in Nederland. „De beelden die hij daarvoor maakte, zouden nu nog kunnen worden uitgezonden. Ze zijn zo mooi gedraaid, vernieuwend ook.” Zo werd voetbaltrainer en oud-gymleraar Rinus Michels in de aflevering over topsport zo close gefilmd dat alleen zijn mond was te zien, met het karakteristieke, barse stemgeluid eronder. „Daaraan kun je zien dat Ron een vakman was en ook hoe betrokken hij was bij de sportwereld.”

Ongeluk

Drie jaar later kwam er een abrupt einde aan. Langs de finishlijn van de eerste etappe van de Ronde van Nederland werd de hoogwerker waarop de 31-jarige Nieuwenhuijs in ‘een bak’ beelden draaide geraakt door een koelwagen. De bak kantelde, Ron werd eruit gekieperd. Hij kwam met smak op straat terecht en had een gebroken ruggenwervel. Anderhalf jaar lang leefde hij meer in ziekenhuizen dan daarbuiten. Spaak: „Het wrange was: Ron was eigenlijk vrij, hij was ingevallen voor een zieke collega. En dan zo’n vreselijk ongeluk.”

De verslaggever met wie Nieuwenhuijs die dag werkte was Mart Smeets. Smeets zocht hem snel op in het ziekenhuis: „Daar lag een hoopje vuil in bed. De impact was groot, het was een soort van sterven in het harnas. Er heerste grote verslagenheid op de sportredactie. Later bracht ik een fles wijn mee als ik op bezoek ging. Ron zei dan: ‘Schenk mij ook maar in. Ik ben nu toch al lam.’ Toen hij na zijn behandeling weer opkrabbelde was zijn manier van praten veranderd. Hij had een surplus aan cynisme, een bijtende manier van redeneren.”

Voor Smeets is Nieuwenhuijs verbonden met de avontuurlijke sportbeleving van de eerste helft van de jaren zeventig: „Ron paste daar precies in. Hij had met Henk Terlingen gewerkt en werkte daarna met mij. Ik was een vak aan het leren, had dat nog niet in de vingers. Ron had routine en was gedreven.” Voor de NOS was Nieuwenhuijs dé cameraman tijdens de Olympische Spelen in 1972 en het WK voetbal in 1974.

Ron Nieuwenhuijs maakt een foto tijdens een familiefeest (2010).
Foto privéarchief

Barcelona

Na zijn pensionering huurde hij met zijn vrouw Rita een appartement in Barcelona, waar zijn zoon René met zijn gezin woont. René: „Hij wilde bij de kleinkinderen zijn, hen zien opgroeien. Hij hield van de Spaanse keuken en van Spaanse wijn. Hij was vaker hier dan in Nederland, maar verhuizen hoefde niet. Hij sprak de taal niet en vreesde voor een verblijf in een ziekenhuis hier. Na zijn ongeluk was hij bang voor ziekenhuizen. Hij had er te lang in gelegen.”

De laatste tijd kwam Nieuwenhuijs nauwelijks meer in Spanje. Hij kwakkelde met zijn gezondheid en Rita leed aan alzheimer. Zoon René was nog in Nederland voor de kerstdagen: „Artsen hadden na zijn ongeluk gezegd dat hij niet heel oud zou worden. Hij zei dat hij het veel langer had volgehouden dan ze toen dachten. Maar nu was zijn lichaam op.” Bert Spaak: „Hij lag jarenlang in bed. Als ik opperde dat hij weer eens in zijn rolstoel moest kruipen zei hij ja, maar hij deed het niet. Hij kon het niet meer opbrengen.”

Enkele weken geleden maakten ze nog een afspraak. Toen Spaak later belde met de vraag of hij haringen zou meenemen, werd er niet meer opgenomen.