De hele middag was de lucht al dreigend, nu valt de regen met bakken uit de hemel. Vluchtend voor de plensbuien haasten de mannen zich deze gure vrijdagavond naar binnen. Hier, in een onopvallend appartementsgebouw in hartje Milaan, begint straks een wekelijkse praatgroep met mannen die geweld plegen, of hebben gepleegd, tegen vrouwen. In het vergaderzaaltje van het ‘Italiaanse centrum ter promotie van bemiddeling’ staan in een grote kring al zo’n twintig zwarte en oranje klapstoeltjes klaar.
De groep bestaat vanavond uit achttien mannen, van dertigers tot zestigers. Potige kerels, met talrijke tatoeages en een stoer voorkomen, maar ook meer frêle types. Bij uitzondering en op voorwaarde dat er geen foto’s of geluidsopnames worden gemaakt, mag een reporter bij hun praatsessie aanwezig zijn. Het maakt sommigen nog wat zenuwachtiger dan anders.
Het groepsgesprek begint met een weerbericht. Iedere man wordt gevraagd naar zijn eigen, interne barometer. De meesten zeggen ‘heldere hemel’, maar een paar mannen slaan hun ogen neer en antwoorden ‘bij mij eerder bewolkt’. Ze zeggen hun voornaam en dat ze veroordeeld zijn voor huiselijk geweld. De praatgroep is een verplicht deel van hun voorwaardelijke straf, deelname betekent dat ze niet naar de gevangenis hoeven.
„Ik had vooral een probleem met coke”, zegt een man van 38 jaar met donkere krullen en een sportief uiterlijk, die een zwart-wit baseballjasje en gympen draagt. „Nu zie ik in dat mijn vriendin, met wie ik ook een zoontje heb, naar de politie is gestapt om mij tegen mezelf te beschermen. Had ze dat niet gedaan, dan had de situatie echt heel sterk verder kunnen ontsporen, dat weet ik wel zeker. Ik kon volledig over de rooie gaan en dan sloeg ik thuis de boel kort en klein.” Hij heeft in een gemeenschapscentrum aan zijn verslaving gewerkt en is sinds een maand of twee weer aan het werk. „Mijn vriendin en ik zijn nog steeds samen en ik pik langzaam de draad weer op.” Onzeker glimlachend kijkt hij de zaal rond, op zoek naar een schouderklopje.
Risico op recidive
Bijna één op de drie vrouwen tussen de 16 en 70 jaar ondergaat in Italië ooit een vorm van fysiek of seksueel geweld. Gemiddeld om de drie dagen wordt in Italië een vrouw vermoord, vaak door haar man, partner of ex. Het centrum in Milaan is het geesteskind van Paolo Giulini, directeur en criminoloog met dertig jaar ervaring. Zijn team van criminologen, psychologen en psychotherapeuten behandelt plegers van huiselijk, seksueel of verbaal geweld, maar ook „cyberpesters en stalkers, binnen en buiten de gevangenis”, legt hij uit.
Het centrum, opgericht in 1995, ontfermde zich tot nu toe over zo’n 4.600 mannen. „Door behandeling neemt het risico op recidive sterk af”, zegt Giulini. Na 18 programma’s van een jaar, met zo’n 380 mannen die zedendelicten hadden gepleegd, vielen slechts 14 van hen in herhaling.
De criminoloog leidt deze avond het groepsgesprek, met psychotherapeute Arianna Borchia. Het valt op dat beiden geen blad voor de mond nemen en uitspraken van de mannen geregeld corrigeren.
„Sinds het is gebeurd…”, begint een lange, magere man zijn verhaal.
„Er is niets gebeurd. Jullie hebben iets gedaan”, onderbreekt Giulini.
„Ja, tuurlijk, wij hebben een fout gemaakt”, vervolgt de magere man.
„Het was een misdrijf en wie hier zit is daarvoor veroordeeld”, zegt Giulini streng. De dingen juist benoemen is belangrijk, zegt hij tijdens een interview achteraf. „We laten niet toe dat ze dingen minimaliseren, we moeten hen corrigeren. Maar natuurlijk is het ook menselijk om je eigen schuld te minimaliseren.”
Ook een 44-jarige man met felle blik moet de dingen juist leren benoemen.
„Zés jaar was ik samen met mijn partner en wat bleek: elk jaar had ze me wel een keer aangegeven bij de politie. Ik wist nergens van en plots bleek er een heel dossier tegen mij te bestaan. In Italië valt er bij een ruzie weleens een scheldwoord. En meestal ruzie je met twee, toch?”
„Het gaat hier niet om een paar scheldwoorden”, reageert Paolo Giulini. „Jullie zijn in behandeling, na een veroordeling wegens geweld. Fysiek of verbaal, want ook dat laatste is een misdrijf.”
In de hoek zit een gespierde man met een donkere zonnebril op zijn klapstoeltje, de benen gespreid. Hij vertelt dat hij al 23 jaar in Italië woont, maar uit Egypte komt. „Ik ben opgeleid als soldaat, dan leren ze je keihard te zijn. En nu moet ik ineens slap zijn. Als mijn vrouw en ik ruzie maken, dan weet ze dat ze gewoon moet stoppen met tegen mij te blijven praten. Ik heb haar daarom onlangs even opgepakt, en in een andere kamer gezet.”
„Je spreekt over haar alsof ze een voorwerp is”, reageert psychotherapeute Arianna Borchia, „als een pop die jij even ergens anders hebt neergelegd.”
„Maar ze weet dat ze voor mij niet bang hoeft te zijn”, houdt de man met de donkere zonnebril vol, „want al tien jaar raak ik haar met geen vinger meer aan. Ze misbruikt wat er vroeger tussen ons is gebeurd om haar willetje aan mij op te dringen. Doe ik iets niet, dan dreigt ze: jij weet waar ik jou naartoe kan sturen.”
„Jij lijkt hier haast het slachtoffer”, repliceert de psychotherapeute, „misschien zit jij wel in de verkeerde praatgroep?”
Zijn interne barometer staat op ‘bewolkt’, zegt de man met de zonnebril, omdat hij die dag voor de derde keer is veroordeeld. Ditmaal was het wegens een ruzie met andere Egyptenaren, waarbij hij werd opgepakt met een ijzeren staaf in de hand. „Het was oorlog tussen ons.”
In alle rangen en standen
Een dertiger vertelt dat hij uit Brazilië komt, „waar je altijd harder moet roepen en de ander moet overtreffen. Het is een jungle daarbuiten! Hier hebben ze me even opgesloten en dat zette me aan het denken. De tussenkomst van een neutrale, derde partij die ‘stop, niet verder’ zei, was heilzaam. Het gaat beter met me.”
„Alleen in een cel zitten zou voor mij niet heilzaam zijn”, reageert een Italiaanse man met rode baard en hipsteruiterlijk. „Ik heb juist dit nodig, deze groep, en ik besef dat luisteren naar jullie goed voor me is. Niet alleen in een relatie, ook in mijn omgang met mijn klanten en collega’s.”
In de praatgroep zitten Italianen en buitenlanders naast elkaar. Geweld tegen vrouwen komt overal voor. Het is niet ‘typisch zuidelijk’ en ook niet typisch voor bepaalde culturen. Het gebeurt in alle rangen en standen. Europese landen onderling vergelijken is moeilijk. Een hoog aantal meldingen hoeft niet te betekenen dat er meer geweld wordt gebruikt, maar misschien wél dat vrouwen sneller naar de politie stappen.
Het is ook niet eenvoudig gevallen van femicide of vrouwenmoord op Europees niveau te vergelijken. In Italië zijn vorig jaar 120 vrouwen vermoord, van wie de grote meerderheid door hun partner, een ex, of een familielid. „In Italië slaat femicide uitsluitend op vrouwen die in de familiaal-affectieve sfeer werden gedood en dus door hun man, partner, een vriend of een ex”, legt de hoge politiefunctionaris Alessandra Simone uit. „Een prostituee die door een klant wordt vermoord, tellen wij er hier daarom niet bij.” Maar niet elk land volgt die definitie.
Simone werkt nu in de politieregio van Savona, in het Noord-Italiaanse Ligurië, maar was eerder verbonden aan de politie in Milaan. Daar heeft ze pionierswerk verricht op het gebied van geweld tegen vrouwen. Zo heeft Italië een preventieve maatregel die in de rest van Europa ontbreekt. Het systeem heet, met een voetbalterm, ‘de gele kaart’. „Italië is de enige EU-lidstaat waar om het even wie – een buur, vriend, leraar of arts – huiselijk geweld kan doorgeven aan de politie, zonder dat meteen een klacht wordt ingediend”, zegt politiechef Simone. „De politie kan dan besluiten die persoon een ‘gele kaart’ te geven. Dat geldt als een formele waarschuwing dat wij hem – of haar – in de gaten houden.”
Verrassingseffect
De gele kaart is een administratieve maatregel en geen onderdeel van een strafrechtelijke procedure. Maar zover kan het wél komen als de gelekaarthouder zijn gedrag niet bijstelt. De grote meerderheid van de mannen begrijpt die boodschap en komt daarna niet in aanraking met justitie.
Het gelekaartsysteem voor huiselijk geweld bestaat al elf jaar in Italië, maar in 2018 zette Alessandra Simone vanuit de politieregio in Milaan een nauwe samenwerking op met Paolo Giulini en zijn centrum voor bemiddeling. „Sindsdien moedigen we mannen met een gele kaart ook echt aan de stap naar zo’n centrum te zetten”, zegt politiechef Simone.
De sessies zijn gratis. En in tegenstelling tot de veroordeelden is wie enkel een gele kaart kreeg, nergens toe verplicht. Maar wat blijkt: 80 tot 90 procent van de gelekaarthouders volgt vrijwillig zo’n traject. Van belang hierbij is volgens Simone het „verrassingseffect”. „We vragen hen langs te komen en leggen meteen uit dat het niet hun vrouw of partner was die ons heeft gecontacteerd. We grijpen dus bijzonder vroeg in, op een moment dat velen nog niet beseffen dat hun gedrag verkeerd is.” Loopt de ‘heropvoeding’ goed, dan kunnen kaarthouders op zijn vroegst na drie jaar vragen om intrekking van hun gele kaart.
Sinds 2018 zijn er alleen in Milaan al meer dan duizend gele kaarten uitgereikt, zegt criminoloog Giulini. In heel Italië hebben 83 politieregio’s zo’n samenwerkingsprotocol met heropvoedingscentra ondertekend. Betrouwbare landelijke gegevens over het succes van het project ontbreken, maar de gele kaart werkt duidelijk ontmoedigend. Wie zo’n waarschuwing krijgt én een heropvoedingstraject volgt, verlaagt zijn kans om alsnog een misdrijf te plegen. Volgens gedeeltelijke gegevens uit 13 politieregio’s in Italië, kwam 7 procent van de gele-kaarthouders in 2022 na zo’n programma toch nog in aanraking met justitie. Zonder begeleidend traject is dat 10 procent.
Gebroken vinger
Zaterdagochtend, in het heropvoedingscentrum van Milaan. Buiten regent het nog altijd pijpenstelen. Een man van rond de zestig met bruin haar en een onopvallend uiterlijk, huilt zachtjes. „Mijn barometer staat op bewolkt, met de neiging tot slecht weer.” Hij is hier vrijwillig. Zijn vrouw stond op het punt aangifte tegen hem te doen, maar deed het niet. „En ja,” zegt de huilende man, „ik erken dat ik hier ben om wat huiselijk geweld wordt genoemd. Maar nu ligt dit achter mij. Moet ik dan eeuwig boeten?”
Hij heeft besloten bij haar weg te gaan. „Ook uit zelfbescherming moet ik de navelstreng doorknippen. ’s Avonds, als onze zoon al slaapt, fluistert ze in mijn oor dat ik moet boeten. Ze treitert me voortdurend en dat vreet aan me, maar ik mag niet reageren. Mag ik dan zelfs niet zeggen dat het pijn doet?!”
„Nee! In dit land mag jij dat niet!” Een 45-jarige man in ski-jas, zijn hand in het gips, veert op. Al de hele sessie zat hij gespannen op het puntje van zijn stoel en nu barst hij uit. Als enige in de groep heeft hij geen geweld gebruikt tegen een vrouw. Hij woont samen met zijn 83-jarige vader, die tijdens de zoveelste escalatie de politie heeft gebeld.
De man verzette zich, waarop hij een nacht moest doorbrengen in de cel. Bij een eerdere woede-uitbarsting thuis brak hij zijn vinger door tegen een betonnen muur te bonken. „De flikken zijn infami, eerloze schurken. In een uniform voelen ze zich wel sterk. Als ik met een van hen alleen in een kamer was, vrat ik hem op met huid en haar.”
Psychotherapeute Rosanna Finelli en criminologe Francesca Garbarino, die deze ochtendsessie leiden, herinneren hem aan de regels van het groepsgesprek: „Je matigt je toon en laat anderen uitpraten voordat je zelf het woord neemt.” Ze wijzen erop dat zijn tirade afleidt van wat de huilende man net heeft verteld. Maar de man in het gips gaat minutenlang door.
„Zeg eens eerlijk, wat draag jij hiermee nu eigenlijk bij aan deze groep?”, vraagt Finelli hem streng.
„Helemaal niks”, erkent de man uiteindelijk, en zakt in.
Andere deelnemers vertellen de man in het gips dat er ook ‘goeie flikken zijn’. „Eén agent kwam na een ruzie tussen mijn vrouw en mij naar ons huis en vroeg me wat er was gebeurd”, zegt een man met een Latijns-Amerikaans accent. „Ik zei dat ik haar had geduwd en dat zij onbedoeld tegen de tafel was gevallen. Hij raadde me aan om bij een volgende ruzie een luchtje te gaan scheppen en een blokje om te lopen of misschien wel twee, om mijn woede te laten zakken. Het werkt. Net als even mijn gitaar pakken. Ik ben dankbaar om wat die agent heeft gezegd.”
„Daar draait het om”, haakt psychotherapeute Finelli in. „Ontdekken hoe je jezelf tijdens een conflict kan beheersen, zodat de situatie niet ontspoort. Het is geen kwestie van je gelijk halen en winnen, of verliezen. Jezelf in de hand weten te houden is geen teken van zwakte, maar juist van grote kracht.” In de ruimte hoor je een speld vallen. De man in het gips stopt zijn hoofd weg in zijn dikke ski-jas. Na de groepssessie stuift hij weg. Andere deelnemers zeggen na afloop dat ze het wel met hem eens zijn dat justitie en politie in Italië te snel worden ingeschakeld bij wat in hun ogen „slechts een echtelijke ruzie is”.
‘Onwettige vleselijke relatie’
De vuile was hang je niet buiten, was in Italië van oudsher het devies. Het leidde tot een taboe op huiselijk geweld, dat ook te maken heeft met de patriarchale cultuur. Tot voor kort golden in Italië nog zeer archaïsche wetten. Pas in 1981 schafte Italië het ‘eredelict’ en het ‘herstelhuwelijk’ af. Tot dat moment kon wie zijn vrouw, dochter of zus doodde uit woede om een ‘onwettige vleselijke relatie’, strafvermindering krijgen. En een verkrachter die met zijn slachtoffer wilde trouwen, werd niet bestraft. Bleek je echtgenoot na je huwelijk gewelddadig, dan had je gewoon pech. Trouwen was, tot scheiden legaal werd in 1970, in Italië voor het leven.
Maar volgens criminoloog Giulini is een patriarchale samenleving niet de hoofdreden van geweld tegen vrouwen. „Daders hebben vaak een niet-beschermde kindertijd achter de rug.” Dit betreft onder meer emotionele verwaarlozing als kind of juist een superbeschermde opvoeding. Patriarchale maatschappelijke structuren ziet hij „eerder als een subcultuur die het probleem van ongewenst gedrag verder voedt”.
Een mentaliteit verander je een stuk moeilijker dan een wet. In het Italiaanse onderwijs bepaalt elke school afzonderlijk of er iets aan seksuele en emotionele opvoeding wordt gedaan – officieel is het niet eens een vak. En hoewel Italiaanse media steeds meer aandacht besteden aan vrouwenmoord, wordt soms vergoelijkend gezegd dat hij haar doodde ‘uit jaloezie’, bijvoorbeeld nadat zij ‘hem had bedrogen’. Ook de kwalijke term ‘moord uit hartstocht’ is nog geen verleden tijd.
In het centrum voor plegers in Milaan hangt een kleine affiche, met een glasheldere boodschap: ‘La violenza non è amore!‘ Geweld is nooit liefde.