Het advies van Anna Enquist aan haar jongere zelf: ‘Sta meer stil bij de schoonheid van het gewone leven’

De ochtend begon voor Anna Enquist op haar uitgeverij in Amsterdam met een afspraak met muziekensemble Camerata Trajectina: ze gaat teksten schrijven voor bestaande middeleeuwse Nederlandse liedjes. „Ik heb ze een inspanningsverplichting toegezegd”, zegt ze met een fronslach. „En nu maar hopen dat de muziek associaties oproept, en dat de woorden dan vanzelf gaan stromen.”

In de boekenkasten staan Enquists werken hier netjes naast elkaar. De negen romans en tien dichtbundels die ze schreef sinds ze op haar 46ste naast haar praktijk als psychoanalytica begon met schrijven. De helderheid, de muzische plots en de psychologische fijntekening van de personages: lezers vraten haar boeken (en critici soms minder).

Na Sloop (2021) schreef ze geen romans meer, wel losse gedichten, zoals een liefdevolle ode aan de Alpenboktor. „De romans die ik schreef na Het meesterstuk (1994) en Het geheim (1997) zijn allemaal uit nood of opdracht geboren”, zegt ze. „Na de dood van mijn dochter Margit (1974-2001) was het goed elke dag een paar uur te kunnen werken aan een roman, dat werden De thuiskomst en Contrapunt. Maar de laatste drie jaar ben ik minder op zoek naar onderwerpen. Voor het Orkest van de Achttiende Eeuw schrijf ik nu gedichten om door het Requiem van Mozart heen te vlechten. Dat houdt me goed geluimd. Een detective, dát zou ik dolgraag nog eens willen proberen. Maar ik denk dat dat heel moeilijk is, technisch.”

Zou je graag een perfect geheugen willen hebben?

„Sommige dingen vergeet je met reden. Maar het geheugen houden zoals ik dat vroeger had, daar teken ik voor. Ik wist van iedereen in mijn psychotherapiepraktijk álles wat diegene eerder had gezegd. Nu kijk ik tevoren toch maar even in het dossier. Maar dan weet ik na één zin ook meteen weer alles, dus ik mag niet klagen.

„Ik zie nog een handjevol cliënten. Psychoanalyse is een uitstervend vak, wat mij betreft ten onrechte. Er wordt nu vaker gekozen voor gedragstherapie of een pilletje: symptoombestrijding is sneller en goedkoper. Analyse kost tijd. Je onderzoekt de wortels, de betekenis van een symptoom. Wat is er vroeger gebeurd, hoe verklaart dat hoe iemand nu in het leven staat? Als iemand inziet dat gevoelens waar hij last van heeft samenhangen met situaties die niet meer bestaan, ben je vaak al een heel eind.”

Had je liever tot een andere cultuur behoord, zo ja welke?

„Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de Oudheid. En heb er ook wel over gefantaseerd hoe het zou zijn om op te groeien in het Athene van 500 voor Christus. Maar als je er iets beter over nadenkt… Als meisje moest je daar niet willen zijn. Ik heb ook de neiging de 18de eeuw te idealiseren. De explosief ontwikkelende wetenschap, de ontdekkingsreizigers; de nieuwsgierigheid die dat uitstraalt vind ik heel aantrekkelijk. Maar er werden óók veel lijf- en doodstraffen uitgedeeld. Dus ik zeg toch: nee.”

Wanneer ben je opgehouden te denken dat je slimmer werd, of denk je dat nog steeds?

„Ik heb nooit geloofd dat ik slimmer werd. Intelligentie is voor een groot deel genetisch bepaald. Je kunt wel nieuwe vaardigheden aanleren. Maar wat ik graag doe, deed ik altijd al. Jam maken, borduren. Daar zit geen ontwikkeling in. Voor mijn oudste kleinzoon heb ik net een boom met twintig vogels geborduurd. Twee jaar werk! En met plezier, want meestal zit niemand te wachten op mijn borduursels, ik heb stapels verschrikkelijke afbeeldingen van trollen gemaakt. Maar het is heerlijk om ’s avonds te doen. Heel bevredigend, lekker elk steekje afkruisen op het patroon.

„Over schrijven heb ik veel geleerd toen ik daar op mijn 46ste zelf mee begon. Je kunt natuurlijk een cursus volgen, maar ik vond het geweldig al lezend de kunst af te kijken. Hoe doseer je informatie? Hoe maak je gebruik van tijden, welke invloed heeft dat op het verhaal? En soms leer ik uit ergernis. Dan vind ik mezelf te serieus. In mijn poëzie probeer ik dat op te lossen door te focussen op de details. Ik leer ook nog steeds op muziekgebied. Ik ben opgeleid als pianist maar speel ook graag cello, terwijl ik daarin maar één jaar les heb gehad. Ook cellisten kijk ik daarom graag op de vingers. Waar zetten ze de strijkstok, wat klinkt goed, welke houding werkt?”

Waar ben je dankbaar voor?

„Mijn fysieke conditie. Ik rook, ik drink en ik vind sport verschrikkelijk, alleen voetbal is leuk om naar te kijken en om over te praten. En toch heb ik nergens last van en fiets nog met gemak tussen de Bijlmer, waar ik woon, en het centrum van Amsterdam. Slank ben ik door stress. Het is allemaal geen verdienste, het zijn gewoon goede genen; mijn moeder werd 101. Maar ik ben er wel heel dankbaar voor.”

Als je huwelijk gelukkig kan worden genoemd, waaraan schrijf je dit dan toe?

„Respecteren hoe de ander is. Niet sjorren. Niet elkaar willen veranderen.”

Hoop je wat betreft de situatie in de wereld:

a. Op het gezond verstand?

b. Op een wonder?

c. Dat alles bij het oude blijft?

„Antwoord a. Maar dat is een hopeloze wens. Het gezond verstand van machthebbers die het lot van de wereld bepalen, is door hun gang naar die positie vaak al gecorrumpeerd. Narcisme wordt door macht gevoed. Zie Trump, zie Netanyahu, zie Poetin. En toch heb ik nog échte hoop voor de wereld en denk soms: is dreiging niet van alle tijden? Als middelbare scholier, zat ik al heel somber over atoomdreiging te mijmeren. Van de overheid kregen we een bus biscuit om onder de trap op te eten. Uiteindelijk aten we die zomaar op, omdat de bom niet viel. Maar ik zie ook: nu is de dreiging wel heel érg.”

Welke hoop heb je opgegeven?

„Dat ik ooit nog zo goed piano kan spelen als toen ik eindexamen conservatorium deed. Préludes van Debussy uit het tweede boek, dat gaat echt niet meer. Dus focus ik maar op mooie klanken en veel samenspel. Ik speel cello in een strijkkwartet met vrienden, allemaal bespelen we daarin een instrument dat eigenlijk niet ons hoofdinstrument is. Dat is een geweldig plezier. Ook het thuis studeren, trouwens. En vervolgens een beetje samen converseren, maar dan met mooie muziek in plaats van woorden.”

Ben je een moralist?

„Vanuit mijn vak heb ik de overtuiging: niks is gek en alles is interessant om te onderzoeken. Maar in het gewone leven keur ik niet alles goed. Mensen die niet aardig doen tegen hun kinderen, daar kan ik heel slecht tegen. Maar ik zeg er niks van. Ik vind het moeilijk te zeggen hoe ik vind dat dingen anders zouden moeten. Essays vind ik ook lastig om te schrijven. Je zienswijze krijgt snel zoiets waars en zwaars. In een gedicht vind ik het geen probleem mijn observaties tot uitgangspunt te nemen.”

Wat zou je jezelf niet kunnen vergeven?

„Ik vind het juist een goede eigenschap jezelf veel te vergeven! Je doet zoveel wat niet deugt… Als je jezelf steeds verwijten blijft maken, schiet dat niet op. Ik pleit voor een grote vergevingsgezindheid.”

Foto Hedayaullah Amid

Wat maakt je gelukkig als moeder?

„Écht contact. Dat je elkaar niet veel hoeft uit te leggen. Grapjes maken die alleen tussen jou en het kind zijn. In vrede bij elkaar zijn. Jaren geleden gingen mijn man en ik picknicken met onze zoon en kleinkinderen in het park en toen was ik ondanks Margits dood even echt gelukkig – ‘in de mate van het mogelijke’, zoals de Belgen zeggen. Dat vanzelfsprekende contact is het allermooiste. Als ik nu een advies aan mijn jongere zelf zou geven, zou het dát zijn: sta meer stil bij de schoonheid en het belang van het gewone leven. Maak daar tijd voor.”

Beschouw je jezelf als een goede vriend?

„Voor mijn echte vrienden wel. En toch voelt het soms wel alsof wat ik doe, niet genoeg is. De hoeveelheid ziekte en dood op mijn leeftijd is ellendig. Ik vind het bijna niet te verdragen dat Gerrit Kouwenaar en Henk Bernlef dood zijn, en ik nu niet meer met veel drank erbij met ze over poëzie kan praten. Dat soort gemis wordt steeds omvangrijker. Maar er blijft gelukkig veel stimulerends over.”

Zou je graag zonder vrienden kunnen?

„Nee. Ik geloof dat ingebed zijn in vriendschap essentieel is voor geluk. Als kind al voelde ik zelfs voor sommige boekpersonages echte vriendschap. De behoefte aan herkennen en delen gaat heel diep. Daar moet je niet zonder willen kunnen.”

Hoeveel geld zou je willen hebben?

„Ik heb meer dan genoeg. In de tijd van mijn eerste romans kon je daar nog veel geld mee verdienen. Van Het meesterstuk verkocht ik vierhonderdduizend exemplaren en van Het geheim nog meer. Dat is nu ondenkbaar.”

Wat kun je alleen met humor verdragen?

„Humor is een vorm van afstand kunnen nemen van iets. Je maakt het ondraaglijke draaglijk. Maar het lost niks op. Je kunt grappen over Wilders of Trump maken, maar in werkelijkheid blijf je afhankelijk van ze. Misschien hebben we steeds meer humor nodig. Maar het is toch niet zo dat ik steeds meer grappen maak.”

Hoe oud zou je willen worden?

„Dat hangt ervan af hoelang mijn hersenen goed blijven. Ik wil leven zolang ik met plezier kan lezen en musiceren.”

Hoop je op een hiernamaals?

„Nee, daar zie ik niet zoveel in. Je bent gewoon weg. Je leeft door in de geheugens van wie van je hield. En in mijn geval staan er in bibliotheken nog wat boekjes.”


Alpenboktor
Niet de grote ramp, de stofstorm, het vurige zand
van woestijn en bergrug maar kleiner, dichterbij. Is er
op deze breedtegraad een overlevingskans voor dit ijverig
insect, de toegewijde, de verguisde, onbekende alpenbok?
Ja, die met de grijsblauwe schilden, de zwarte tekening
en de machtige sprieten. Was zij een sieraad zou je
haar zó op een bloesje prikken. Zij is nog een larve,
vreet zich drie jaar lang een wieg in het hakhout.
Sist vaak weg in de haard. Zo niet volgen zalige weken,
slechts drie, toebedeeld door wrede biologie. Is zij klaar,
de antennes opgekruld langs het lichaam, de schilden bijna
gehard? Zij wringt zich het licht in. Vliegen, vechten en paren.
Dan gaf ik haar dauwdruppels op een vijgenblad,
kers, abrikoos. Heette haar welkom met camera
en vergrootglas. Gepaste afstand natuurlijk. Haar eitjes
zou ik bewaken. In het kleine zou ik verdwijnen.