Hoe schrijfster Yvonne Keuls gratis aan het werk moest

In deze special, Vrouwen in de Kunst, staan vrouwen die al een tijdje meegaan en jong zijn begonnen en die nu dus zo oud kunnen zijn als ik bijvoorbeeld: 92 jaar. En die uiteraard nog steeds helder denkend rondstampen in het vak, gewoon doorgaan met hun leven. Ze geven wat gastcolleges, wat lezinkjes, maken een toneelbewerking van hun jongste boek en die voorstellingen lopen in mooie theatertjes en zij spelen er natuurlijk zelf de hoofdrol in. Daarnaast schrijven ze nog dagelijks drie à vier uur aan hun nieuwste boek, en o ja, regelmatig geven ze gepassioneerde interviews, want die oude dames weten nog zoveel bijzondere dingen van vroeger; er valt altijd wel iets van hen te leren.

Wat kunnen de jonge vrouwen van hen leren? Het liefst willen ze wat handige tips. Die mogen gaan over feminisme, de doordenderende tijd, wat leeftijd doet met perspectief, en vooral: wat beginnende vrouwelijke kunstenaars op financieel gebied in hun oren moeten knopen.

Als ik zo in mijn omgeving rondkijk, dan zie ik vrolijke, jonge vrouwen met doorgaans een baan, een eigen autootje (of samen met echtgenoot een wat grotere auto), wat lekkere fietsjes in de garage (met al dan niet afkoppelbare accu’s) en een stevige regenbestendige bakfiets geketend aan de kastanjeboom, met plaats voor drie koters en hun labradoedel. En ach ja… dan moet ik onwillekeurig denken aan mijn glorietijd met drie kinderen onder de vier jaar, die ik moest vervoeren – de jongste acht maanden oud, half slapend in een zitje aan mijn stuur – waardoor ik met een hand het hoofdje moest ondersteunen –, de twee oudsten op een plank die met een touw was vastgebonden op de bagagedrager van mijn ‘Goud Haantje’, het fietsje met houten banden waarmee ik de oorlog ben doorgekomen.

Waarom peesde ik door weer en wind van hot naar her? Omdat er in de periferie van Den Haag, waar ik vanwege de woningnood woonde, geen kleuterscholen waren, geen crèches, oftewel opvangplekken, en omdat oma’s te ver weg woonden en wij vriendinnen een verbond hadden gevormd. Maandag bracht ik mijn kinderen om negen uur weg naar vriendin A, wier kinderen ik dinsdag om negen uur afgeleverd kreeg, etc., etc.

Mevrouw, voor uw levensonderhoud moet u zich tot uw echtgenoot wenden

De vriendinnenmotor haperde nooit. Wij vormden het leger ‘ontslagen, gehuwde ambtenaressen’. Van de ene op de andere dag op straat gezet zonder een cent uitbetaald te krijgen, zonder enige voorlichting. Ik althans was er totaal niet van op de hoogte dat ik mijn baan als onderwijzeres met hoofdakte, handwerkakte, handvaardigheidsakte, gymnastiekakte, godsdienstakte en met aantekening op mijn aanstellingsbrief ‘mevrouw is geschikt bevonden om les te geven in een zesde klas [nu groep 8] met 53 leerlingen’. Maar mevrouw wist niet dat ze op straat gezet zou worden door ene meneer Romme van de KVP die de gehuwde dames weer terug naar het aanrecht wilde hebben, wanneer ze trouwde met bijvoorbeeld de heer Rob Keuls.

De Inspecteur van het Onderwijs ging zich met het geval Keuls bemoeien, want Keuls ging brieven schrijven. Ze wilde haar studiegeld terug, dat ze zelf betaald had. De Inspecteur zei dat het hem was opgevallen dat mevrouw Keuls toch zulke leuke toneelstukjes schreef, die ze met haar klas opvoerde in de aula’s van de scholen in de Schilderswijk. Nou, daar kon mevrouw toch gewoon mee doorgaan? Onbezoldigd natuurlijk, want ze was geen onderwijzeres meer, maar gratis, in haar vrije tijd, omdat het zo goed was voor haar en de kinderen. Ja, dat kon, zei mevrouw Keuls en ze ging er waarachtig gratis mee door.

En op een dag werd dat opgemerkt door de acteur/regisseur van de Haagse Comedie, Paul Steenbergen, die zei dat ze dat ook wel voor middelbare scholieren kon doen, met de bedoeling een nieuw publiek te kweken ter vervanging van het grijze publiek van de Haagse Comedie. En ze werkte toch gratis… Dat zei hij natuurlijk niet tegen mij. Tegen mij zei hij: „Als jij mij helpt aan een jong publiek, dan mag jij toneel schrijven voor onze jonge garde acteurs.” En dat zag ik wel zitten. Via een achterdeur kwam ik zo bij de Haagse Comedie naar binnen, onbetaald weliswaar.

Levensverzekeringmaatschappij

Er was ook een tijd dat ik nog geen kinderen had maar toch op straat werd gezet. Ik had mij toen voor een baantje bij de Levensverzekeringsmaatschappij de OLVEH gemeld. Zij vroegen daar een eerste rekenaar en ik had een goede eindlijst hbs-b. Dat klonk de actuaris van de OLVEH aanlokkelijk in de oren. En als ik nou naast mijn baan ook nog een studie wilde doen: levensverzekeringswiskunde-a? O ja, geen probleem, dat deed ik wel even. En als ik dan ook voorlopig niet aan kinderen zou beginnen? Ah… Ook geen punt, hoe oud was ik nou helemaal? Maar voor ik het wist zat ik daar op mijn OLVEH-stoel met een dik buikje, het was 1960. De Pil was nog geen gemeengoed. Mijn OLVEH-baas taxeerde mijn buik op vijf maanden. „Hoe zat dat?”, vroeg hij me. „Wij hadden toch een afspraak?” „Een afspraak”, vroeg ik, „niet dat ik weet.” Mijn OLVEH-baas keek geërgerd op zijn horloge. „Gaat u maar naar de kassier”, zei hij, „en laat u uitbetalen tot kwart over drie. Ik hoef uw gezicht hier niet meer te zien.” En alweer stond ik buiten, deze maal met een buikje, maar weer zonder een cent.

Paul Steenbergen was intussen mijn begeleider geworden. Hij gaf mij opdrachten stukken te schrijven die werden opgevoerd door zijn jonge acteurs. En op een dag nodigde hij David Koning uit, die Hella Haasse bij zich had, om naar de première te komen kijken van een van mijn stukken. Niet zonder reden, want David zocht iemand die in staat zou zijn De boeken der kleine zielen van Couperus voor televisie te dramatiseren, in tien delen van circa twee uur. Hij had Hella daarvoor in gedachten, maar was toch nog ‘zoekende’. De confrontatie met mijn wijze van werken deed hem beslissen om zich op mij te concentreren. Het feit dat ik inmiddels gewend was ‘voor niks te werken’ was voor hem ook zeer aantrekkelijk. En zo begon ik op een dag zonder contract, zonder onkostenvergoeding, maar tot Davids volle tevredenheid voor de NCRV bij hem te werken.

Paul Steenbergen zei tegen mij: „Zolang je niet om geld gaat zeuren, krijg je de kans van je leven.” Die kans strekte zich uit over drie jaren. De verzorging van mijn drie kinderen moest ik gedeeltelijk aan betaalde krachten overlaten. Een vergoeding daarvoor heb ik nooit gekregen. „Niet om vragen”, zei Paul, „want dan ben je je baan kwijt. De televisie heeft daar geen geld voor. Ze betalen nooit de kosten voor de opvang van kinderen, want mannen laten dat gewoon hun vrouw doen.”

Uitzendminuten

Mijn eerste serie werd met applaus ontvangen en moest dus opgevolgd worden door een tweede: De koperen tuin van Simon Vestdijk. Maar Simon was stervende en had nog geen toestemming gegeven. „Maar…”, zei David Koning, „Simon heeft wel de serie De kleine zielen gezien en enthousiast gezegd: ‘Die vrouw mag het doen.’” En dus ging die gratis werkende vrouw aan de slag. David zei dat ik deze keer uitzendminuten zou krijgen, maar er werd niets contractueel vastgelegd. Hella Haasse wist raad. Zij vertelde me dat ik een stipendium moest aanvragen bij de Vereniging van Letterkundigen. Zo’n toelage kregen voornamelijk mannelijke schrijvers, die dan een jaar ongestoord konden schrijven. En Hella kwam met het voorbeeld van Harry Mulisch, die regelmatig 3.000 gulden kreeg. Ik schreef een enthousiaste brief om een stipendium aan te vragen en kreeg het volgende antwoord: „Mevrouw, voor uw levensonderhoud moet u zich tot uw echtgenoot wenden.” Ik stuurde de volgende brief terug: „Mijn echtgenoot is niet in staat om er een privéschrijver op na te houden.” Ik heb nooit een reactie gekregen. Beide brieven heb ik overhandigd aan het Literatuurmuseum (voorheen Letterkundig Museum).

Mijn werk was intussen met lovende woorden goedgekeurd bij de NCRV door Wim Hazeu, hoofd Drama, de opvolger van David Koning. Zelfs de opnames waren al klaar en werden eveneens lovend ontvangen. Nu de uitzending nog. Maar ik kreeg een brief van de directeur van de NCRV waarin hij schreef dat het hem speet, maar die prachtige serie die ik had gemaakt kon niet worden uitgezonden. De achterban van de NCRV had namelijk bezwaar gemaakt tegen uitzending omdat Vestdijk een atheïst was gebleken. Een atheïst, Vestdijk was dus een atheïst, en een Omroep met een C in de naam kon zich dat niet veroorloven.

Ik begon natuurlijk weer met brieven schrijven. Ik herinner mij zelfs de eerste zin van de brieven die ik een jaar lang schreef naar de directeur van de NCRV: „Als Vestdijk een atheïst is, dan was hij dat ook toen u mij de opdracht gaf tot het schrijven van die serie. Ik verlang uitzending van mijn serie en dus uitbetaling van de uitzendminuten waarop ik recht heb.”

Uiteindelijk maakte Wim Hazeu een eind aan onze onfrisse correspondentie door zijn baan op tafel te gooien. „Als die prachtige serie van Keuls niet direct wordt uitgezonden wens ik geen hoofd Drama te blijven. Ik heb de serie goedgekeurd en aangenomen. Ik ben verantwoordelijk. Ik wil dat die wordt uitgezonden en direct aan Keuls wordt uitbetaald.” En zo geschiedde. Na drie jaar vertraging werd ik voor mijn arbeid betaald.

Genoeg tips. U kunt uw voordeel doen met mijn levenservaring. Tegenwoordig vraag ik van tevoren hoe hoog mijn honorarium is en of dat bedrag overeenkomt met het honorarium van een mannelijke collega.