Zweet in de handen bij naaldhakken

In de Kunsthal in Rotterdam was de afgelopen maanden een indrukwekkende tentoonstelling van kunstenaar en activist Ai Weiwei (Beijing, 1957) te zien. „Vier decennia ongezouten kritiek”, kopte deze krant. „Alles staat op het spel”, schreef de Volkskrant. Het ging onder meer over China, over de te voorkomen slachtoffers van een aardbeving, over censuur, over vluchtelingen en veel meer. In de winkel aan het eind van de tentoonstelling was een linnen tas te koop met een spreuk van de kunstenaar erop: ‘Everything is art. Everything is politics.’

Binnenkort heeft Sylvie Fleury (Genève, 1961) een tentoonstelling in de Kunsthal. Het zal gaan over mode, over make-up, over merken, over luxe, over kunst. Andere koek. Fleury staat niet te boek als mensenrechtenactivist. De Kunsthal noemt deze kunstenaar een ‘fashion victim’. Ze houdt van shoppen. Biografisch feit over Ai Weiwei: hij werd in 2011 door de Chinese overheid gearresteerd en 81 dagen vastgehouden. Biografisch feit over Sylvie Fleury: ze verzamelt schoenen.

Toch moet je sterk in je schoenen staan om van Fleury’s werk niet het zweet in je handen te krijgen. Opvliegers; ook al ben je nog niet in de overgang of dat al geweest of zul je er nooit in komen. Schaamrood voelt iedereen. En van het zweet wordt alles zo glibberig dat elk argument uit je handen glijdt. Tijd om op de wc even in de spiegel te gaan kijken. Zit alles nog goed? Wijk ik net zo veel/weinig af van de norm als ik had gehoopt? „Art must be beautiful, artist must be beautiful”, zei Marina Abramovic in 1975 in een beroemd geworden performance en ze borstelde haar haar tot bloedens toe. Dat is niet de strategie van Fleury. Altijd blijven lachen.

Fleury’s bekendste spreuk is ‘Yes to all’. Die zal in rood neon boven op het gebouw in Rotterdam worden gezet. Ja tegen alles. Dat zegt nog korter nog meer dan de spreuk van Ai Weiwei. En nog minder. Appels en peren, zon en maan, water en vuur, Mars en Venus, ernst en ironie; elke tegenstelling kan in die slogan verdwijnen, als in een zwart gat of in een damestas. Ja tegen nee. Carnaval.

Wat zou deze kunstenaar maken van het prehistorische voorwerp van mammoetivoor met vier gaatjes erin, gevonden in een Duitse grot, dat na decennia in een museumvitrine als ‘kunst’ of helemaal niet te zijn gecategoriseerd opeens een instrument om touw mee te vlechten bleek te zijn? Onbenoemd zou dit ding in de grot kunnen liggen waardoor je Fleury’s tentoonstelling in de Kunsthal zult betreden. Een artificiële grot. Natuurlijk, meteen zijn er nog meer tegenstellingen om te verdwijnen – echt en nep.

Aan de andere kant van Fleury’s grot, in haar binnenste zullen we maar zeggen, laat deze Kretenzische kunstenaar (ja, ze komt uit Zwitserland, maar geestelijk is ze een nakomertje van Epimenides, die op Kreta een Kretenzer liet zeggen dat alle Kretenzers liegen) een grote slappe raket zien. Een knuffelraket. Een ouderwets fallussymbool, van zijn machismo ontdaan door kleur en materiaal. De piemel als zitzak. Amechtig. Slapte wordt sinds de oude Grieken ondergewaardeerd.

Fleury zegt ondertussen niets, die laat het associëren aan ons over. Zouden stijve penissen en raketten eigenlijk alleen toevallig op elkaar lijken of is er een vormgevingsprincipe dat zij delen? Form follows function, zoals het design-adagium luidt. Volgens bedenker Louis Sullivan gold het voor werkpaarden en appelbloesems, voor adelaars, wolken en de zon: ‘Form ever follows function, and this is the law’, schreef hij in 1896.

De recente raket Blue Origin van Jeff Bezos lijkt nog meer op een penis dan gebruikelijk, zelfs nog meer dan die van Dr. Evil in de Austin Powers-film. Als symbool lijkt de fallus evenwel zijn beste tijd gehad te hebben. Wie wil er nog een monument in de vorm van een obelisk, pilaar of zuil? De bloeitijd van het fallussymbool ligt achter ons. En misschien gaat het wel verder dan symboliek. Kun je de ruimte in zonder piemel? Er is vast een raket denkbaar die een heel andere vorm heeft. Vibrators lijken al vaak niet meer op penissen. Wat zou Fleury vinden van de Womanizer Premium en de Satisfyer Pro 2? Deze seksspeeltjes doen nog eerder aan een föhn denken dan aan een piemel. En van een föhn maakte Fleury dan weer een pistool. Daar is er weer een voor het zwarte gat en de damestas: vaag en helder. Letterlijk en figuurlijk.

Isolence, 2007.
Foto Ingo Kniest

De Amerikaanse sciencefiction-schrijfster Ursula K. Le Guin schreef in 1986 het essay The Carrier Bag Theory of Fiction waarin ze ook voor het verleden andere symbolen voorstelt. „We hebben allemaal gehoord over de stokken, speren en zwaarden, dingen om mee te slaan en te prikken en te raken, de lange, harde dingen, maar we hoorden nooit over het ding om dingen in te stoppen, de verpakking voor het ding dat is verpakt. Dat is een nieuw verhaal.” Geen zwart gat maar de tas als cultuurdrager, de tas als eerste culturele uitvinding.

Op de tentoonstelling van de kunstenaar met de zonnigste naam in de Kunsthal zullen ook tassen te zien zijn – boodschappentassen, al lijkt dat woord te gewoontjes voor deze luxe vervoermiddelen. Er staat geen spreuk van haarzelf op. Het zijn de logo’s van bekende merken als Chanel, Gucci, Prada en Louis Vuitton. Wat erin zit is onbekend, naar verluidt is het kleding die Fleury in de winkels van deze merken kocht en nooit uitpakte. De tassen staan naast elkaar, leuk gerangschikt tot een stilleven, an assisted readymade. Moet je erom lachen of huilen? Insolence, heet het werk en deze versie dateert uit 2007, maar Fleury maakt deze readymades al sinds begin jaren negentig. Brutaliteit, vertaalt Google de titel. En onbeschaamdheid. Ik schaam me. Fashion victims. Meervoud.

Is dit dan de culminatie van duizenden eeuwen cultuur? De verpakking is belangrijker dan de inhoud, het is mooi want het is duur, het is begeerlijk want het is duur, het is goed want het is duur, het merk adverteert niets, het merk is het product, gooi er maar weer een paar slogans tegenaan. Toe maar. Trek het je niet aan. Trek het aan. If you can’t beat them join them. Schoonheid en lelijkheid, in het zwarte gat ermee.

Toch: je zou die tassen wel omver willen schoppen, maar nee, dat mag niet in een museum, waar anarchie, als die er al is, zorgvuldig is georkestreerd. Schijn en wezen. Fleury mag het wel. In 2007/8 maakte ze het werk Crystal Custom Commando, waarin vrouwen schieten op leren tassen van Chanel. Weg ermee, hup aan flarden, deze symbolen van rijkdom en smaak, die met een kogel van Fleury erin vast nog duurder zijn dan in de winkel.

De Kunsthal noemt Sylvie Fleury een ‘fashion victim’. Ze houdt van shoppen

Fleury vernietigt wel vaker. In 2007 liet ze het voorwiel van een kolossale auto, een groene Buick, doosjes met make up-verpletteren. Ja, weg ermee! Bevrijd ons van het keurslijf waarin het kapitalisme en het patriarchaat ons dwingen. Evenzogoed hing Fleury een paar jaar later sterk uitvergrote doosjes oogschaduw aan de muur, alsof het abstracte schilderijen zijn. Minimalisme uit de parfumerie. En als video-readymade stelt ze oude fitnessfilmpjes van grootheden als Jane Fonda en Raquel Welch tentoon. Opvlieger! Het is alsof ik op de set van de Barbie-film van Greta Gerwig ben beland, waarover Dana Linssen in deze krant schreef: „Oh ja, en dan is het ook nog een avonturenfilm én een musical én een cultuurfilosofische reflectie op feminisme, fantasie en werkelijkheid. Kom er maar in Plato en Baudrillard, Ursula K. Le Guin en bell hooks. Hierover gaan essays vóór en tégen worden geschreven. Dit is een perfect voorbeeld van hoe je een oogstrelende cake kunt bakken, verkopen, op een kristallen plateau wankelend optasten en je er dan ook nog zat aan schransen. Het is alleen jammer dat Barbie niet eet.”

Voor schoonheid en lelijkheid voorgoed in het zwarte gat verdwijnen, gaan we ook nog even van Hollywood naar Florence, van het begin van de 21ste eeuw naar het eind van de 15de, toen aangespoord door religieus leider Savonarola groepen jongens tijdens carnaval op de deuren van alle huizen bonsden. De Italiaanse politicus Francesco Guicciardini schreef in de 16de eeuw over hoe de jongens hun haar kort droegen en stenen gooiden naar vrouwen die wellustig gekleed gingen. „Tijdens carnaval, een dag die gewoonlijk werd gevierd met een duizend ongerechtigheden, hielden ze eerst een godsdienstige processie vol vroomheid, daarna gingen ze dobbelstenen, speelkaarten, make-up, schandelijke boeken en schilderijen verzamelen, en dan verbrandden ze die allemaal op de Piazza della Signoria.” Guicciardini was waarschijnlijk zelf een van die jongens geweest. Naar verluidt verdwenen er zelfs schilderijen van Botticelli in het vreugdevuur der ijdelheden. En spiegels. En jurken. En muziekinstrumenten. Volgens Guicciardini was iedereen na dat vreugdevuur veel gelukkiger. Het is niet voor te stellen. Een paar jaar later eindigde Savonarola zelf op de brandstapel.

Boven Isolence, 2007. Onder Jane Fonda’s Original Stepper (Bronze), 2014
Foto Philippe Servant

Maar toch, er bestaat ook nu nog een mateloos verlangen naar eenvoud, naar puurheid, naar zuiverheid, naar schoon als tegenstelling van vies, bezoedeld, onrein. Je kunt er dagelijks mee worstelen, het is een constante in de cultuur die door Fleury te kakken wordt gezet. Voor mij is dat verlangen zelf bezoedeld geraakt. Schoon = vies. Mogen we nieuwe tegenstellingen? Kan het zonder tegenstellingen? Een raket is een ijsje.

Savonarola maakte geen onderscheid tussen kunst en mode. In deze eeuw gebeurt dat wel; en kunst is nog altijd de verhevene. Dat onderscheid staat aan de basis van het werk van Fleury, en van alle kunstenaars die gebruikmaken van de readymade en aanverwante instrumenten.

Opvlieger! Fleury gaat vaak aan de slag met werk van mannelijke kunstenaars dat ze op een of andere manier ‘vervrouwelijkt’, ja die aanhalingstekens moeten, want ook mannelijk en vrouwelijk zou je soms het zwarte gat in willen hebben. Daardoor is haar werk ook een beetje ouderwets aan het worden. Je kunt haar natuurlijk evengoed een pionier noemen. Aan de slag! Yes to all.

Binnen de kunstwereld voorziet Fleury de schilderijen van Mondriaan van kunstbont, laat ze de rechte lijnen van Daniel Buren ontsporen en vergeleek ze de scheuren die Lucio Fontana in schilderijen maakte met ripped jeans. Het hoogtepunt van Fleury’s milde art bashing is Walking on Carl Andre (1998), waarbij ze vrouwen met naaldhakken over de minimalistische metalen vloersculpturen van de Amerikaanse kunstenaar Andre laat lopen.

Soft Rocket (Gold), 1999.
Foto Courtesy artist

Opvliegertje… In de als modetijdschrift vermomde catalogus van Fleury’s tentoonstelling (2022) in Pinacoteca Agnelli in Turijn, schreef filosoof Emanuele Coccia, verwijzend naar ‘Fountain’ (1917): „Oog in oog met Marcel Duchamps werk heeft nooit iemand geconcludeerd dat de kunstenaar kritiek wilde leveren op de wereld van kranen en sanitair.” Ook bij de recente ontdekking dat het waarschijnlijk niet Duchamp maar barones Elsa von Freytag-Loringhoven was die het urinoir tot kunst verhief, ging het nooit over badkamers. Waarom gaat het bij Fleury dan wel over mode?

Omdat er veel op het spel staat. Mode en kunst zijn allebei systemen waarin schoonheid aan de man wordt gebracht en Fleury negeert met haar glamorous provocations de verschillen. In het vuur ermee! Nee, verguld ze! Daar komt ze ook weer Ai Weiwei tegen, die in 1995 een antieke vaas in stukken liet vallen en sinds 1993 het logo van Coca-Cola op antieke vazen schildert. Beide kunstenaars buigen zich over kapitalisme en consumentisme en dus de manier waarop je aan kunst misschien wel kunt ontsnappen – ga gewoon niet naar een museum, om te beginnen – maar aan schoonheid niet. Helaas. Gelukkig.

Over schoonheid schreef Ai Weiwei in zijn biografie 1000 jaar vreugde en verdriet onder meer, als hij met zijn vader boeken verbrandt als voorzorgsmaatregel: „Op het moment dat ze in as uiteenvielen nam een vreemde kracht bezit van me. Die kracht zou in de loop der tijd geleidelijk aan mijn hele lichaam en geest gaan beheersen, totdat zelfs de sterkste vijand erdoor zou worden afgeschrikt. Het was een onvermurwbare, compromisloze toewijding aan de rede, aan een gevoel voor schoonheid zo sterk dat de minste poging tot onderdrukking verzet opriep.” Fleury schreef niets. Ironie verdraagt geen boodschappen. Sois belle et tais-toi!

Een van de pronkstukken op de tentoonstelling is een bronzen sculptuur. Afmetingen 64.8 x 41.9 x 20.3 cm. Het is niet afkomstig uit de prehistorie maar uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, wat ook al best oud is. Het is een vierkant met afgeronde hoeken, het lijkt uit drie plakken brons te bestaan, een stapeling, een leeg podium, een sokkel. Ook dit voorwerp is een readymade, voor de gelegenheid door Fleury in 2014 verbronst. Ik had graag niet geweten wat het is, dat het net als dat voorwerp van mammoetivoor onbenoemd in een museum kon liggen. Ongecategoriseerd.

Sylvie Fleury: Yes to all. 30 maart t/m 8 september, Kunsthal, Rotterdam.