Hun films behoren tot de mooiste en beste van de naoorlogse Italiaanse cinema. De Italiaanse regisseur Paolo Taviani, die afgelopen donderdag op 92-jarige leeftijd overleed, deed decennialang alles samen met zijn in 2018 overleden oudere broer Vittorio; van regie tot scenario.
Het gevarieerde oeuvre van de gebroeders Taviani was sociaal bewogen, esthetisch boeiend en (soms) narratief vernieuwend. Filmmaker Martin Scorsese is een bewonderaar van de „prachtige films” van de broers: „Elke keer als ik een van hun films zie, heeft het een diepe emotionele impact. Hun werk is anders dan al het andere dat ik heb gezien. Het is modern, iets nieuws.”
Een van hun bekendste films, Kaos(1984), is de verfilming van een aantal Luigi Pirandello-verhalen. De op Sicilië gesitueerde film vervlecht op meesterlijke en poëtische wijze diverse aardse en magische verhaallijnen en laat zowel schoonheid als trauma zien. In zijn voor NRC geschreven filmessays (later gebundeld in Het museum van licht, 1991) schreef Willem Jan Otten over Kaos dat de eerste twintig minuten van de film „behoren tot de mooiste minuten die ik ken, tot de eenvoudigste ook, de klaarste. (…) Deze twintig minuten bevatten misschien wel alles wat film volgens mij kan.”
Gouden Palm
Voor hun aangrijpende film Padre padrone (1977, naar het autobiografische boek van Gavino Ledda), over een Sardijnse herdersjongen die in opstand komt tegen zijn onderdrukkende vader, kregen ze in Cannes een Gouden Palm. Voor hun even gruwelijke als wonderschone oorlogsfilmLa notte di San Lorenzo (1982) ontving het duo de juryprijs op het filmfestival van Cannes. Terwijl een groep arme boeren in het laatste oorlogsjaar vlucht voor de nazi’s verlichten niet de sterren maar exploderende mortiergranaten de Toscaanse nacht. Het beeld van een door speren doorboord bovenlichaam behoort tot een van de meest memorabele shots uit hun werk. In 2012 kregen ze op het filmfestival van Berlijn de Gouden Beer voorCaesar Must Die, een met gevangenen gemaakte adaptatie van Shakespeares Julius Caesar. Volgens NRC „een bewonderenswaardig experiment, waarin de twee broers zich vitaler en gedurfder tonen dan vele jongere vakgenoten”.
Net als Vittorio werd Paolo geboren in San Miniato in de provincie Pisa. Het Toscaanse landschap waarin ze opgroeiden, speelt een belangrijke rol in vrijwel al hun films. Beide broers waren communist en begonnen hun loopbaan als journalist. In 1960 gingen ze documentaires maken – hun eerste samen met Joris Ivens – waarna vanaf 1962 speelfilms volgden.
Het fundament van hun werk werd gevormd door de neorealistische films, die ze diep bewonderden om hun naturalisme en menselijkheid, met name de films van Rossellini, De Sica en (vroege) Visconti. Die vormden volgens hen de wortels onder de naoorlogse Italiaanse cinema, de gebroeders Taviani beschouwden zichzelf als takken van die boom.
Ze werkten met sterren als Marcello Mastrioanni maar castten even graag niet-professionele acteurs. Mastroianni speelt de hoofdrol als gedesillusioneerde revolutionair in het historische epos Allonsanfàn (1974), dat zich afspeelt in 1816. Zijn teleurstelling over de verwording van de napoleontische revolutie en het ermee gepaard gaande idealisme ging ook over contemporain Italië waar de activistische geest van 1968 voorgoed was uitgedoofd.
Indirect gaan veel films van de gebroeders Taviani over de kracht en magie van verhalen vertellen. Het komt op zijn mooist tot uitdrukking in de (internationale) productie Good Morning Babylon (1987). Het is niet hun beste, maar er zijn autobiografische elementen in te ontdekken: hij handelt over twee Italiaanse broers, beiden steenhouwer, die rond 1915 naar Amerika trekken en in Hollywood aan de slag gaan als decorontwerpers. Met grote verwondering kijken ze naar zowel de decadentie als het vakmanschap van Hollywood, dat net zijn overgang beleeft naar lange, verhalende films. Die verwondering over de wereld hebben de Taviani-broers zelf ook een leven lang volgehouden.