Rapper Willem ging na The Opposites solo, als rapper en acteur: ‘Mensen zijn als water. Je kan altijd opnieuw beginnen’

Onder een trap in een bezemkast in de kelder van Paradiso, waar het ‘stil’ is, zit Willem de Bruin (38). Hij draagt een blauw-zwart gestreepte trui met het woord Carribbean erop. „Moet m’n roots representen, toch”, lacht hij. Willem, ooit bekend als Willy van het succesvolle rapduo The Opposites, is moe maar in een uitstekend humeur. Spuug van God, zijn tweede soloalbum, is net uit, de eerste show van de tour is uitverkocht en zojuist gesoundcheckt. Stilte voor de storm, even rust. „Het gaat goed, man. Echt goed. Natuurlijk, wel wat gezonde spanning, maar dat hoort erbij.”

Misschien is die spanning er ook wel vanwege de hoge verwachtingen. In 2018, vier jaar na de breuk met Twan ‘Big2’ van Steenhoven, bracht Willem zijn debuutalbum Man in Nood uit. Een diepgevoeld, snijdend emotioneel album over de angst en depressie die hem ten deel vielen na het einde van The Opposites. De lovende recensies waren niet aan te slepen en radioprogramma 3voor12 riep zijn werk uit tot het album van het jaar.

„De Willy van de ragnummers van The Opposites bestaat nog, net als de Willem van nu. Die bestaan naast elkaar, zoals alles naast elkaar kan bestaan. Mensen zijn als water. Je kan altijd opnieuw beginnen.” Dat deed hij: hij speelde de hoofdrol in de film Catabombe (2018) en de voorstelling Spuug van God was in 2022 zijn theaterdebuut. „Daarom wil ik het niet hebben over wie ik ben, maar over wat ik voel. Dat is krachtiger. Je bent namelijk niets, een identiteit word je ook maar opgeplakt.” Na Man in Nood werd hij door sommige media ‘de Nederlandse Kanye’ genoemd. „Waarom kan ik niet gewoon Willem zijn?”, lacht hij met opgehaalde schouders.

Een levenslange zoektocht in één vraag samengevat. Willem groeide op in het dorpje Noordeinde, waar hij als „bruin jongetje” veel last had van discriminatie. Als jongen met „dubbelbloed” was hij ook niet bruin genoeg om bij de Antilianen te horen, bij wie de roots van zijn vader liggen. Die tweestrijd trekt de koets van zijn artistieke bestaan als twee wilde paarden. En die zijn niet te temmen, dus omarmt hij ze. Zo zingt hij op ‘Als Water’: ‘Ik ben winnaar en verliezer/ mijn vijand en held/ de oorzaak, het gevolg.’

Springen, rocken, stagediven

Ook op ‘Bloed Zien’ komt die dualiteit terug, waar hij rapt dat hij de vleesgeworden identiteitscrisis van Nederland is. „Ons land heeft relatietherapie nodig. We moeten aan de bak, uitzoeken wie we nu eigenlijk zijn. Ik kom uit Nederland en van Curaçao, waar ik ook deels woon. Ik heb dat conflict in mij, snap je. Ik vraag me dan af, wat is dat, wat betekent dat, wat doet dat met je? Die identiteitscrisis ontstaat omdat we niet willen erkennen wie we nu zijn als land.”

Spuug van God is daarmee zowel een persoonlijk album vol vragen als een geëngageerd werk dat de vragen breder trekt. „Antwoorden heb ik niet.” Ook hier stoelt Willem zijn teksten op gewichtige thema’s als identiteit, mannelijkheid en eenzaamheid. Toch is de muziek een stuk energieker dan zijn debuut. „Ik wilde niet weer hetzelfde doen. Ik wil niet alleen maar ballads zingen. Ik wil springen, rocken, stagediven. Dat is het vuur in mij.”

Het intrigerend goed geproduceerde album (door Morien van der Tang (Morgan Avenue), Ramiks en Jheynner) zit dan ook vol catchy gitaarrifjes, soft rock, breakbeats en keiharde hiphop. Zonder tekst zou het album makkelijk door kunnen als het vervolg op Man in Nood. Een man die reddingsboeien heeft gevonden en de ruwe zee heeft verlaten. Maar het is juist andersom, stelt Willem: „Spuug van God is eigenlijk een prequel voor Man in Nood. Het is de weg ernaartoe. Energie, chaos, opgekropte woede. Ik stelde me de vraag: Hoe kom je op zo’n punt terecht? In zo’n diep dal? En wat betekent het daar om man te zijn? Vader, zoon?”

Boze jongen

Als vader van twee kinderen van acht en negen, als zoon en als geliefde wil hij nu verantwoordelijkheid voor zichzelf nemen. Net als vijf jaar geleden was dit album een bevalling. „Ik heb een paar keer uitgeschreeuwd dat ik ermee stop, dat ik nooit meer muziek ga maken. Daar hebben mensen om me heen last van gehad. Ik kan niet meer enkel die boze jongen zijn die al die nare ervaringen heeft gehad. Een volgend album mag nog steeds schuren, maar het hoeft niet meer zo’n diep dal te zijn waar ik doorheen moet. De muziek moet minder aan me vreten. Misschien wat meer vertrouwen in mezelf, en wat minder ego. Zodat er net even iets meer gelachen wordt.”

Dat klinkt als een drieluik, met prequel en sequel. „Sterker nog, er ligt al een nieuw album dat bijna af is. Spuug van God zou eigenlijk 18 tracks lang zijn. Ik had ook echt de motivatie en ambitie om die allemaal uit te brengen, maar door de druk van de deadline en het perfectionisme was het beter om het in tweeën te splitsen. Dat was even spannend, en daar moest ik doorheen. Maar de mensen om mij heen hakten die knoop door, ook om niet weer vijf jaar te wachten met een volgend album. Dat had ik even nodig.” Hoe lang dan? „Dat weet ik niet, maar ik ga hierna meteen aan de slag.”

Dan valt hij even stil. „Ik kijk nu naar jouw hand. Heel toevallig. Jij hebt een dominosteen getatoeëerd, en die stippen zijn een centraal thema in het artwork van het album. Het leven is één grote toevalligheid. Een kansspel. Daarom ook Spuug van God, in het Papiaments ‘Skupi de Dios’: moedervlek. Niemand bepaalt waar jij moedervlekken hebt, dat is toeval. Ik heb een grote in mijn gezicht, waardoor ik altijd opviel en waardoor ik gevormd ben. En daarbij: de Nederlandse associatie met Spuug van God is negatief, een soort heiligschennis, terwijl dat op Curaçao niet zo is. Weer dat conflict. Klokje rond dus”, knipoogt hij.

https://www.youtube.com/watch?v=6zxb34WY2k0