Het nieuwe Theater aan de Parade in Den Bosch moet ook overdag ‘zinderen, borrelen en bruisen’

Het nieuwe Theater aan de Parade in Den Bosch had een valse start. In 2015 zag het er nog naar uit dat Ben van Berkels UN Studio, bekend van de Erasmusbrug in Rotterdam, het nieuwe theater zou bouwen aan het plein bij de Sint-Jankathedraal. Na een volksraadpleging, waarin 57 procent van de 2.681 deelnemende Bosschenaren uit twee ontwerpen dat van UN Studio had gekozen, kondigde het stadsbestuur trots aan dat het nieuwe theater aan de Parade in 2020 zijn deuren zou openen. Maar tijdens de uitwerking van de plannen voor de nieuwbouw bleek het ontwerp van UN Studio om financiële en andere redenen onhaalbaar. Vervolgens liet het bestuur vijf nieuwe ontwerpen maken voor de ‘vernieuwbouw’ van het oude theater. Zonder volksraadpleging koos het in 2019 voor het ontwerp van NOAHH architecten, het bureau van Patrick Franssen dat ook het muziekgebouw TivoliVredenburg (2014) in Utrecht en het ‘cultuurhuis’ Amare (2021) in Den Haag heeft ontworpen. Een jaar later begon de vernieuwbouw van het Theater aan de Parade.

Hoewel het norse, in zichzelf gekeerde theatergebouw van Kraaijvanger architecten uit 1976 niet helemaal is afgebroken, is er geen spoor meer van te bekennen. Het nieuwe theater heeft twee gezichten. Gezien van het grote rechthoekige plein, waar de zieke kastanjes onlangs zijn vervangen door jonge lindebomen, is het een open gebouw zonder geheimen. Één blik is voldoende om te zien dat zich rechts een grote, hoge zaal bevindt achter de met verticale baksteenstrips beklede gevels, en links een kleinere. De grote zaal is voorzien van een feestmuts in de vorm van een bollend dak van gladde, witte bakstenen, de kleine is getooid met een goudkleurige pet. Ingeklemd tussen de twee dozen met zalen en op de bovenste verdiepingen kantoren, zitten het theatercafé en, achter een glazen façade, de entreehal waarin overdag licht van boven door het glazen dak valt.

Maar gezien vanuit de Casinotuin is het Theater aan de Parade het tegendeel van de gefragmenteerde pleinkant. Als een sprookjesburcht torent de toneeltoren hier hoog uit boven de huizen en andere gebouwen die bijna tegen het theater aan staan. Doordat de gevels ribben van witte en rood-bruine baksteen hebben gekregen en, als alles goed gaat, over enkele jaren met klimplanten zullen zijn begroeid, oogt de toneeltoren veel minder massief dan die van het oude theater. Door het witte dak en de vele donkere pinakels waarin de ribben eindigen, lijkt het theater op een verre, 21ste-eeuwse nazaat van de Sint-Jan, de mooiste gotische kerk van Nederland.

De grote Caisinozaal met geperforeerde wanden van bamboe en 920 met zilverkleurige stof beklede stoelen.
Foto Ossip van Duivenbode

Laagdrempelig festivalgebouw

‘Een sociale activator’ noemen NOAHH Architects het Theater aan de Parade op hun site. Dit doet denken aan de ‘sociale condensatoren’ van de Russische constructivisten die een eeuw geleden met hun collectivistische huurkazernes de Nieuwe Mens wilden creëren. Met de Nieuwe Mens is het in de Sovjet-Unie niets geworden, maar Theater aan de Parade heeft alles in zich om een ‘cultuurcentrum’ te worden waar de Bosschenaren niet alleen naar toe gaan voor concerten en theatervoorstellingen. Of het de directie ook lukt om van het nieuwe theater een ‘TPHUIS’ te maken waar het ook overdag ‘zindert en trilt, borrelt en bruist’, zoals staat in het programma van de open dagen van het theater op 2 en 3 maart, hangt natuurlijk vooral af van de programmering. Maar aan het gebouw zal het niet liggen. Het Theater aan de Parade is geen ontzagwekkende cultuurtempel maar een laagdrempelig en hyperflexibel festivalgebouw waar enkele weken geleden al meer dan 50.000 bezoekers carnaval vierden.

Het grote theatercafé bevindt zich bijvoorbeeld niet ergens diep in het gebouw, maar aan het plein dat elk jaar het centrum is voor het Theaterfestival Boulevard en andere festivals. Het café grenst aan de entreehal die, als een canyon, ligt tussen de Casinozaal en de Pleinzaal. Van hier kunnen de bezoekers over trappen en met liften naar de zeven foyers, die, elk een eigen karakter, geschikt zijn voor kleine, informele voorstellingen.

Ook de twee zalen zijn multifunctioneel. De grote Casinozaal, met het casco van de oude zaal maar met een veel groter toneel, is geschikt voor alle podiumkunsten. Met zijn geperforeerde wanden van bamboe en 920 met zilverkleurige stof beklede stoelen heeft de grote zaal een warme, behaaglijke sfeer. De Pleinzaal, met 435 zitplaatsen en 1.000 staanplaatsen als de tribunes zijn ingeklapt, is een schokbestendige rechttoe-rechtaandoos, geschikt voor vlakkevloertheater en de heftigste popconcerten. Zelfs het ingenieuze uitschuifbare autoplatform dat zich achter een brede bakstenen schuifwand in de laad- en losruimte bevindt, is multifunctioneeel. Niet alleen dient het platform om 18 meter lange vrachtauto’s met groot gemak naar binnen te schuiven, maar ook kan het tijdens festivals op de Parade worden gebruikt als buitenpodium.

De trappen en de liften tussen Casinozaal en de Pleinzaal waarmee de bezoekers naar de zeven foyers kunnen.
Foto Ossip van Duivenbode