Ze worden meestal niet gepresenteerd als producten, maar als ‘solutions’, de nieuwe vormen van technologie die momenteel in razend tempo op de markt worden gebracht en die bestemd zijn voor de mode-industrie. Ze moeten de industrie helpen om af te komen van problemen als overproductie en fabrieksafval. Ook moeten ze beter zicht bieden op de impact van productieprocessen. Tech-startups verkopen AI-algoritmes die het koopgedrag van klanten kunnen voorspellen, 3D-ontwerpprogramma’s die stoffen proefmodellen overbodig maken en digitale productpaspoorten die inzicht bieden in de herkomst van kledingstukken.
Techoptimisme heerst bij modebedrijven, maar evengoed bij adviesbureaus en overheden. Zo noemde adviesbureau PwC technologische innovatie in een rapport „het fundament onder de duurzaamheidsontwikkelingen binnen de mode-industrie.” Digitale productpaspoorten zijn een troef van het Europees Parlement, dat daarmee hoopt de transparantie van productieketens te verbeteren.
Maar technologie biedt niet altijd een oplossing voor de problemen in de industrie, en kan deze zelfs verergeren. Er worden weinig vragen gesteld over de mogelijke negatieve invloed van technologie, en er wordt zelden onderzoek naar gedaan. Terwijl: zolang dat niet gebeurt, kan van technologie vooral verwacht worden dat deze bestaande ongelijkheden verdiept en schadelijke productieprocessen versnelt.
Wie inzoomt op de realiteit van de kledingindustrie ziet al snel de haarscheuren in het optimistische verhaal. De context waarin modebedrijven werken is extreem competitief. Door de huidige geopolitieke situatie, inflatie en de opkomst van webwinkels zoals Shein en Temu, neemt onzekerheid onder kledingbedrijven toe. De focus op winst, het drukken van kosten en versnellen van productie blijven voor veel bedrijven prioriteit.
Deze logica bepaalt uiteindelijk waarom en hoe technologie wordt ingezet. AI-algoritmes en 3D-ontwerpsoftware worden niet enkel in het leven geroepen om de negatieve impact op mens en milieu te verkleinen, maar ook om te kunnen blijven concurreren. Dat betekent: nog sneller produceren, voor nog minder geld.
Handwerk
Het gebruik van AI om klantgedrag te voorspellen helpt om productie beter af te stemmen op de vraag en om onverkochte voorraad te beperken. Maar het kan er ook toe leiden dat bedrijven flexibeler en sneller inspelen op de markt, waardoor trends elkaar nog vlugger opvolgen. Dat bewijst Shein, dat veel gebruik maakt van AI en volgens onderzoek van de Universiteit van Delaware jaarlijks circa 1,5 miljoen nieuwe stijlen introduceert (ter vergelijking: bij H&M zijn dit er zo’n 23.000). Een geïntegreerde en sterk gedigitaliseerde keten maakt het mogelijk om ontwerpen in korte tijd te produceren en de verkoopprijzen laag te houden. De continue introductie van nieuwe trends in combinatie met lage prijzen, leidt tot meer consumptie en maakt de hoeveelheid afval uiteindelijk niet minder – integendeel.
Dat kleding zo weinig kost, komt daarnaast door de grootschalige inzet van (te) goedkope menselijke arbeid. De cijfers verschillen, maar naar schatting werken er wereldwijd tientallen tot enkele honderden miljoenen mensen in de kledingindustrie. Veel werk wordt nog steeds met de hand gedaan: het plukken van katoen, het naaien van kledingstukken, het weghangen ervan in winkels. De machtsverhoudingen in de industrie zijn extreem scheef: waar de mensen aan de top van modemerken profiteren, worden leveranciers en hun werknemers in productielanden in veel gevallen uitgebuit.
Lees ook
Fast fashion maakt de wereld kapot
een artikel over een experiment van Zara waarbij kledingstukken in een Duitse winkel werden voorzien van een digitaal volgsysteem om hun verplaatsing door de winkel bij te houden. Voor de verkopers op de vloer werd het werk „monotoon en zwaar” door inperking van hun creativiteit en zeggenschap. Daarnaast bleek dat via de gechipte kledingstukken ook hun bewegingen werden geobserveerd. „Werden we gebeld door onze baas, waarom we de voorraad nog niet hadden weggehangen.”
Averechts effect
Over deze sociale impact van technologie gaat het zelden, en dat terwijl technologie een belangrijk machtsmiddel is. Het is daarom cruciaal om te bevragen wie er toegang toe heeft, wie deze beheert, en wie er de vruchten van plukt. Wie besluit welke technologie er wordt gebruikt en op welke manier? En hoe zit het met kledingarbeiders en winkelmedewerkers, kunnen zij straks ook meepraten over trackingsystemen en de informatie in productpaspoorten? Zolang zij geen gelijkwaardige positie hebben in de keten, is technologie voor een groot deel van de wereldbevolking geen oplossing, maar een extra risico.
Ja, wanneer technologie bedachtzaam wordt ingezet, kan het een hulpmiddel zijn om de mode-industrie te verduurzamen, maar technologische innovatie is an sich geen oplossing voor de diepgravende problemen waarmee de industrie kampt.
Sterker nog: er bestaat een grote kans dat technologie een averechts effect heeft op mens en milieu. Die effecten moeten bedrijven en overheden erkennen en serieus nemen, net als de stemmen van alle betrokken mensen in de keten. Gesprekken over de verbetering van de mode-industrie voer je eerst van mens tot mens – en dan pas van mens tot machine.