Het is voor natuurbeschermers zo’n beetje de heilige graal: de ‘trofische cascade’. Als een verdwenen diersoort zoals de wolf wordt geherintroduceerd in een gebied, kan zo’n cascade ontstaan: doordat de wolf reeën en zwijnen eet, worden die populaties gezonder omdat de wolf vooral zwakkere dieren pakt. Vossen, vogels, aaskevers kunnen zich tegoeddoen aan de resten die de wolf achterlaat. Op die dieren komt nóg meer leven af: van insecten tot microben. Zij verrijken de bodem met hun gekrioel, en binnen een aantal jaar kan de herintroductie van één enkele sleutelsoort zoals de wolf het complete ecosysteem weer laten opveren.
De laatste tijd zetten natuurbeschermingsorganisaties en beheerders van natuurgebieden daarom veel in op het op gang brengen van dit soort cascades, met een hip woord ook wel rewilding genoemd: het ‘herwilderen’ van de natuur. Dat kan door het uitzetten van wilde diersoorten zoals bevers of paarden, door het aanleggen van nieuwe oesterbanken in de Noordzee, of zoals aan de Zeeuwse kust gebeurt: het laten liggen van zeehondenkadavers op stranden omdat die een voedselbron kunnen zijn voor de oeveraaskever, groene vleesvlieg en zwarte doodgraver – die op hun beurt weer allerlei vogels aantrekken, en zo verder.
De herwildering is ook zichtbaar bij projecten rondom beken waarvan de loop wordt losgelaten om te meanderen, en bijvoorbeeld in bermen en langs dijken in Nederland waar de begroeiing minder kort wordt gehouden zodat bijen, bloemen en vogels terugkeren.
Rewilding is een beweging die op hoopgevende manieren de veerkracht van natuurgebieden en ecosystemen vergroot, blijkt ook uit diverse studies naar de effectiviteit. Het kán goed werken. Maar het is ook een beweging die de komende jaren de nodige veerkracht van de samenleving zal vragen. Met meer dode bomen in natuurgebieden, zeehondenkadavers op de stranden, meanderende waterstromen en wilde wolven in de omgeving van mensen zullen natuur en mens ook vaker botsen. Een wildere natuur is ook een rommeliger, onvoorspelbaarder natuur.
De opmars van de bever in Nederland levert beheerders van dijken, spoor en andere infrastructuur de laatste jaren al kopzorgen op. De kosten om het gegraaf van bevers te herstellen, lopen in de vele miljoenen, becijferde RTL Nieuws vorig jaar.
De herintroductie van de wolf leidt op veel plekken tot moeilijke, en polariserende, vragen over of zo’n wild roofdier eigenlijk wel iets te zoeken heeft in een dichtbevolkt land als Nederland.
Een dijk die minder bemaaid wordt, kan door veranderingen in de bodem kwetsbaarder worden voor verzakkingen. Dus het eerlijke verhaal over rewilding is dat het niet overal kan en ook wat kóst. Het vergt een andere houding ten opzichte van de natuur, het kan duur zijn, het vergt vaak ook actief beheer, zoals het voorbeeld van de zeehondenkadavers in Zeeland laat zien: die moeten door mensen op de stranden worden neergelegd omdat de plekken waar de zeehonden zelf sterven vaak onhandig of overlastgevend zijn. Ook rewilding moet je managen, vergt risico-calculaties en maatschappelijke debatten.
Vaak levert rewilding uiteindelijk meer op dan het kost, al is dat soms lastig te meten. Het versterkt de natuur en kan helpen bij klimaatverandering, zowel bij het opvangen als het voorkomen daarvan door de grotere CO2-opname van gezonde natuur. Als het verstandig wordt gedaan is het een hoopvolle ontwikkeling. Maar een trofische cascade moet niet leiden tot een cascade van maatschappelijk ongenoegen.