Het Máxima Medisch Centrum (MMC) in Veldhoven heeft een wereldwijde primeur. De komende maanden voert het een proef uit waarbij prematuur geboren baby’s draadloos worden gemonitord, zo heeft het ziekenhuis dinsdag bekendgemaakt. De hartslag en ademhaling van zo’n vijftig baby’s wordt tien dagen lang gemeten met een draadloos bandje, de zogeheten Bambi Belt, die de traditioneel gebruikte plakelektrodes vervangt.
De riem moet bij zowel ouders als kind stress en ongemak wegnemen, die worden veroorzaakt door de elektrodes. De gewoonlijk gebruikte elektrodes worden direct op de kwetsbare huid van een te vroeg geboren baby geplakt en kunnen pijn veroorzaken. „Deze innovatie betekent voor pasgeborenen meer comfort, geen huidirritatie en geen verstoring van de slaap”, aldus Heidi van de Mortel, verpleegkundige neonatologie bij het MMC. „Baby’s kunnen met de Bambi Belt pijn- en stressvrij bewegen, wat bijdraagt aan een positieve ontwikkeling.”
Door de Bambi Belt kunnen ouders hun pasgeborene bovendien makkelijker uit de couveuse halen en knuffelen zonder slangen en snoeren die in de weg zitten. De riem zit rond de middel van het te vroeg geboren kind en maakt volgens het ziekenhuis in Veldhoven gebruik van „geavanceerde sensortechnologie”. In de pilot, die de komende maanden plaatsvindt, wil het ziekenhuis onderzoeken hoe de riem in de dagelijkse praktijk werkt.
1952, eerste klas lagere school. Ik moet iets goed hebben gedaan, want de juf zegt: ‘Daarvoor heb je een pluimpje verdiend.’ Van de rest van de les van die dag krijg ik niet veel meer mee. Een pluimpje! Hoe zou het eruit zien? Groot, klein, welke kleur, meer kleuren misschien? Eindelijk is de schooldag voorbij. Nu gaat het gebeuren. Maar de juf zegt ons alleen gedag en ik ben te verlegen om naar mijn pluimpje te vragen. Met lege handen en een zwaar hart loop ik naar huis.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Frida Vogels hoort tot de schrijvers die er niet voor terugdeinzen hun persoonlijke leven tot inzet van hun werk te maken. Al haar romans hebben een hoofdzakelijk autobiografische inslag. Dat geldt ook voor de gebundelde stukken – ‘kronieken’ noemt zij ze zelf – die onlangs onder de titel In den vreemde door uitgeverij Van Oorschot zijn uitgebracht. Sommige ervan kunnen tot het beste van haar werk worden gerekend.
„Als het goed is ziet de lezer mij”, sluit ze haar proloog af. Dat is bij Vogels nooit een probleem. We mogen in haar ziel kijken als ze haar oorlogsherinneringen ophaalt, maar ook als ze haar moeizame relatie met haar ouders beschrijft, haar ingewikkelde contacten met vrienden, onder wie Han en Lousje Voskuil, en haar geliefde jongere broer Kees en, vooral, haar huwelijk met de Italiaan Ennio de Matteis. Voor mij is haar ‘Brief aan Ennio’ in al zijn analyserende openhartigheid het hoogtepunt van dit omvangrijke boek.
Uit dit stuk blijkt dat het onverhuld schrijven over het eigen leven niet zonder consequenties voor dat leven kan blijven. In haar roman Kanker, onderdeel van haar gelauwerde trilogie De harde kern, beschrijft Vogels de ziekte en dood van Ennio’s oom Mario. Ennio ervoer het boek als een bedreiging. „Alles wat er over ons in stond, zei je toen, was tégen ons. De avond zelf, nadat je mijn verhaal gelezen had, heb je geprobeerd me op jouw manier nader te komen. Je wilde me beminnen in de volle zin van het woord, je probeerde in me te dringen. Daar hadden we ons al heel lang niet meer aan gewaagd en het mislukte ook dit keer. Je zei – en dat niet voor het eerst, maar wel voor het eerst sinds lang – hoe ongelukkig die leegte tussen ons je maakte. Het ontnam me ieder houvast.”
Daarna lukt het ze niet meer om samen nog geslaagde wandelingen of reizen te maken. Ennio kan voor een andere liefde kiezen, maar besluit toch bij haar te blijven. Vogels constateert: „(…) tussen ons is het fysieke contact negatief maar, onafhankelijk daarvan, verbindt al het overige ons.”
Dat ‘overige’ blijft nogal vaag, maar misschien blijft dat altijd wel enigszins vaag omdat geluk zich moeilijker laat beschrijven dan ongeluk. Hoe het ook zij, Vogels schrijft: „Ik heb nergens spijt van. Ik heb het al vaak gezegd, alles wat er tussen ons is geweest is voor mij goed zoals het is en van alle momenten die ik samen met jou heb geleefd zou ik er niet een willen missen.”
Eind goed al goed, zou je als lezer bijna denken, maar aan het eind van haar brief aan Ennio lijkt ze toch te twijfelen of ze bij hem wil blijven. „Misschien ben ik te gehavend. Het laatste jaar met jou was vreselijk en zo kan ik in ieder geval niet doorgaan. Op dit moment zie ik niets anders dan alleen oud worden.”
De brief draagt de datum mei 1970. Ze zijn dan beiden omstreeks de 40 jaar, Vogels zou pas in 1992 als schrijver debuteren. De bundel sluit af met het korte stuk ‘Onoranze Funebri’ (Begrafenissrituelen). Het is 2 maart 2017, „de laatste dag van Ennio’s leven”. Ze zit aan zijn bed met Lia, zijn verzorgster, die op zeker moment constateert dat hij gestorven is. Vogels schrijft: „Ik stond op en deed zijn ogen dicht.”
Nederland moet zich beter voorbereiden op de vergrijzing in Europa. Voor handelsland Nederland zijn de economische risico’s van een oudere bevolking groot. Benadruk daarom in Brussel het belang van meer en langer werken, en zwengel de handelsrelaties aan met ‘jongere’ landen buiten Europa. Dat adviseert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in een rapport dat hij deze woensdag overhandigt aan minister van Financiën Eelco Heinen (VVD).
Europa vergrijst snel
Staan in de EU nu tegenover elke 65-plusser nog grofweg drie werkenden, in 2050 en 2060 is Europa al hard op weg naar een verdubbeling van de ‘grijze druk’. Op elke drie werkenden zijn er dan twee ouderen. Italië en Spanje vergrijzen het hardst, maar ook Polen en Duitsland, Nederlands voornaamste handelspartner, verouderen de komende decennia zorgwekkend snel.
Ogenschijnlijk staat Nederland er goed voor. De bevolking vergrijst weliswaar ook, maar niet al te snel. Bovendien zijn de Nederlandse pensioenpotten goed gevuld. Maar de Europese context is voor de open Nederlandse economie reden tot zorg. De meeste landen vergrijzen niet alleen sneller, maar ze sparen bovendien relatief weinig voor de toekomstige pensioenen. In plaats daarvan laten ze pensioenlasten dragen door de werkenden.
Nederland moet hameren op langer doorwerken in Brussel en in Straatsburg
Die toch al aanzienlijke lasten zullen nog fors stijgen, en dat leidt tot tal van risico’s, waarschuwt de WRR. Zo kan de economie gaan haperen, omdat bedrijven verhuizen naar landen met lagere lasten. Ook dreigen bezuinigingen op innovatie en onderwijs om de pensioenlasten te kunnen opbrengen. Daardoor boet Europa in aan concurrentiekracht. Verder kunnen hogere pensioenlasten leiden tot stijgende staatsschulden, wat de kans op financiële instabiliteit en een wankele euro vergroot. Ook neemt het inflatierisico toe omdat het leger werkenden slinkt: arbeid wordt duurder, lonen stijgen en die drijven de consumptie en de prijzen op. Ook de Nederlandse spaartegoeden zullen hieronder lijden. En al die economische kwetsbaarheid, schrijft de WRR, kan weer leiden tot maatschappelijke en politieke spanningen.
Deeltijdpensioen
Nederland moet handelen, schrijft de WRR. Hamer op het belang van langer doorwerken, in Brussel, in Straatsburg, in Frankfurt. En dan gaat het niet eens om een hogere pensioenleeftijd, maar eerder om het opkrikken van het nog altijd schamele percentage werkende 60- tot 64-jarigen. In de EU cirkelt dat rond de 50 procent.
Faciliteer bovendien, zo bepleit de WRR, deeltijdpensioen en deeltijdwerk. En vooral: school de Italiaan, de Pool, de Belg en de Nederlander tijdig om. Dan kunnen ze – zeg: als vijftiger – soepel switchen van het ene beroep naar het volgende en zo hun carrière verlengen.
Ook doet Nederland er goed aan handels- en investeringsbanden aan te halen met landen buiten Europa die niet te maken hebben met een grijze golf, adviseert de WRR. Indonesië, India, de Filippijnen en landen in Latijns-Amerika zijn er voorbeelden van. Het zogenoemde ‘demografisch dividend’ van deze ‘jonge’ landen vergroot de kans op economische voorspoed. Voor Nederland loont het dus als het in die landen investeert en zich er in Europa hard voor maakt er handelsakkoorden mee te sluiten.