‘De klant kan je het niet kwalijk nemen”, zegt Mark Groot Wassink, directeur duurzaamheid bij Auping. „Die koopt één keer in de tien jaar een matras, ligt in de winkel een paar minuten op verschillende varianten en moet dan een keuze maken, die ook nog serieus geld kost. Je hebt gewoon geen idee.”
Groot Wassink (42) staat in een showroom bij het hoofdkantoor van Auping aan de rand van Deventer. Hier worden de bedden en matrassen van Auping tentoongesteld, óók nieuwe, circulaire matrassen, die beter te recyclen zijn dan hun voorgangers. Het bedrijf heeft net een nieuwe fabriek geopend om deze matrassen in hoog tempo – het doel is een per minuut – te kunnen produceren.
Bij vervuiling denken mensen aan auto’s, aan vliegreizen, aan vlees. Niet aan matrassen. Maar voor de planeet is het niet best, zo’n matras, zegt Groot Wassink. Elk jaar worden er in Nederland anderhalf miljoen weggegooid. Om ze te maken worden twee, drie, vier verschillende soorten schuim aan elkaar gelijmd. Die chemische mengelmoes is bovendien bevuild doordat er jaren op is geslapen. Van afgedankte matrassen weer nieuwe maken, dat gaat dus niet. De meeste belanden bij verbrandingsovens, en zelfs daar zijn ze er niet blij mee – matrassen verbranden héél snel. Matrassen die niet worden verbrand, worden op z’n best nog gerecycled (of, in jargon, gedowncyceld) tot isolatiemateriaal, of nog laagwaardiger producten, zoals funderingsmateriaal voor asfaltwegen.
Elk jaar worden er in Nederland anderhalf miljoen matrassen weggegooid
De klant weet niet hoe vervuilend een matras is, maar de producent wel. „Dus dat het goed zit, moet van ons komen”, zegt Groot Wassink. Hij kwam zeven jaar geleden over van een start-up voor circulaire fietsen, om Auping aan een nieuw matras te helpen. Dat resulteerde in 2019 in een eerste zelfontwikkeld circulair matras, dat in 2020 de markt op ging voor het grote publiek. Afgelopen jaren ging de productie met de hand, maar dat gaat traag, bovendien is het minder secuur dan een machine het kan. Eerder deze maand opende Auping daarom een productielijn om jaarlijks ruim honderdduizend circulaire matrassen mee te kunnen produceren.
Eind dit jaar moeten alle typen matrassen van Auping van deze lijn komen, en dus circulair zijn. De nieuwe productielijn is voor Auping een grote stap op weg naar verduurzaming. Het gaat wel nog alleen om ‘gewone’ matrassen, de boxsprings (met meubelstof gestoffeerde matrassen) zijn voorlopig nog niet circulair.
Staalsmid
Bij Auping denken mensen vaak alleen aan bedden, maar staal staat aan de oorsprong van het bedrijf. In 1868 begon Johannes Auping een smederij in de binnenstad van Deventer. Deze meneer Auping maakte in 1885 op verzoek van het lokale ziekenhuis veertig bedden met een verende ondergrond van gevlochten staaldraad. De bezorging ging nog met paard en wagen.
Dat staaldraad zit nog steeds in de bodem van veel Aupingbedden, en staal zit ook in het matras zelf. Namelijk in de veren – pocketveren in jargon. De stalen veren zijn ingepakt in hoesjes. Het pakket van honderden veren in hoesjes zit op zichzelf ook weer ingepakt in een dikke laag schuim, zodat ze goed op hun plek blijven. De eerste vraag voor Auping was: hoe die veren in te pakken zonder schuim?
Groot Wassink loopt naar een dwarsdoorsnede van een ‘ouderwets’ matras. „Kijk hier, dat schuim – je ziet het.” Er brokkelt gelig gruis vanaf. „Dat schuim is de belangrijkste reden dat een matras op een gegeven moment op is. Het verliest een beetje zijn kracht, zeg maar, het ligt minder lekker.”
Het was heerlijk nieuws voor de coalitie, vlak voor de Algemene Beschouwingen: het vertrouwen in de politiek is gestegen. Dat komt vooral door laagopgeleiden: had vorig jaar maar 17 procent van hen vertrouwen in het toenmalige kabinet, het kabinet-Schoof krijgt vertrouwen van maar liefst 49 procent.
De vraag is hoelang dat zo blijft, aangezien de eerste beloftes nu al (dreigen te) sneuvelen. De opt-out van het Europese asielbeleid komt er voorlopig niet. De noodwet voor de ‘asielcrisis’, volgens Faber getoetst door „de beste juristen”, blijkt volgens ambtenaren juridisch niet houdbaar. Faber had haar eigen positieve conclusie gebaseerd op een „mondelinge brainstorm met topjuristen” (dixit Schoof) die helaas geen schriftelijke sporen heeft nagelaten. En vorige week was er al het nieuws dat landbouwminister Wiersma het mestbeleid van haar voorganger grotendeels voortzet.
Verder zijn er specifieke teleurstellingen voor PVV-kiezers. Wilders, die aanvankelijk tegen militaire steun aan Oekraïne was, ging onlangs vrolijk op de foto met Zelensky. Hij wil ook geen Nexit meer, bevestigde hij op vragen van Thierry Baudet. Wel noemt hij de opt-out een „mini-Nexit”, maar goed, die komt er dus niet.
Wat gebeurt er met het vertrouwen als je een sentiment blijft aanwakkeren, maar ondertussen bewijst dat je het niet kunt oplossen? Er zijn volgens mij twee opties. Optie één: het vertrouwen blijft hoog. Al stuiten veel beloftes op juridische en Europese muren, mensen voelen zich in elk geval gehoord. Dat hun praktische problemen nog steeds bestaan doet daar niets aan af. Als Nederland een oplossing ervaart, dan is er een oplossing.
Als deze optie uitkomt, zijn we definitief in de perceptiepolitiek beland, waarin beleving er meer toe doet dan werkelijk resultaat. Maar ik denk dat de onvrede hiervoor te hevig is en de beloftes te groot zijn.
Dan optie twee: het vertrouwen in de politiek neemt verder af. Niet alleen in dit kabinet, maar ook en misschien wel meer in de rechtspraak, de ambtenarij en de Europese Unie – dat zijn immers de spelbrekers die verhinderen dat de zon weer gaat schijnen in Nederland.
Beide opties zijn slecht voor de democratie. Het is een riskant spel om te spelen – des te riskanter omdat de rechterflank van de Kamer niet gedekt is. Er staat daar iemand klaar die nu al voortdurend benadrukt dat Schoof de nieuwe Rutte is en dat Wilders zijn kiezers teleurstelt: Thierry Baudet. Zijn partij FVD staat op winst in de peilingen (van 3 naar 5, volgens Ipsos I&O) en mag, sinds Team Blommesteijn de strijd won bij omroep Ongehoord Nederland, weer voortdurend leeglopen op televisie.
Baudet heeft momenteel een marginale, maar ook unieke positie: hij is de enige partijleider die een Nexit wil, het klimaatprobleem ontkent, vol op het anti-lhbti-orgel gaat, en wil stoppen met steun aan Oekraïne. Met deze standpunten hebben radicaal- tot extreem-rechtse politici wereldwijd veel succes.
Als dit kabinet blijft zitten, kan Baudet die standpunten uitventen zonder iets te hoeven leveren, net zoals Wilders lang deed. Maar Baudet is nog vele malen extremer dan Wilders. Alleen al in dit Kamerdebat stelde hij voor om „derde generatie Afrikanen” te remigreren omdat „we ons land kwijtraken” en we afstevenen op „een demografische ramp”. Hij benadrukte dat hijzelf geen nazaat is van migranten, aangezien hij „98 procent blank” is. Hij noemde transgenders „een rariteit in een stad”. Hij stelde een „nacht van de lange messen” voor onder ambtenaren. Dat was natuurlijk ironisch bedoeld, haha.
Om sommige van zijn teksten werd gelachen, andere werden genegeerd. Deze clown doet er niet meer toe, leek het sentiment. En ja, het is ook moeilijk te geloven dat de maniakaal orerende Baudet weer net zo groot wordt als in 2019. Maar ook een kleinere groei zou een probleem zijn. Het zou betekenen dat Kamerzetels worden ingenomen door mensen die niet het politieke vertrouwen willen herstellen, zoals bijvoorbeeld NSC wil, maar die juist extra wantrouwen willen creëren.
Daarom was het zo raar, en jammer, dat Baudet geen weerwoord kreeg. Op zijn betoog over de remigratie van derde generatie Afrikanen ging Wilders serieus in: hij zei dat dat „dweilen met de kraan open” is en dat de grenzen dus dicht moeten. (Waarop Baudet gemakkelijk kon antwoorden: ja, dat wil ik ook, maar de EU verhindert dat.) Op dezelfde vraag zei Schoof alleen maar dat remigratie voor dit kabinet geen prioriteit heeft. De „98 procent blank”-opmerking zeilde probleemloos voorbij. Alleen Yesilgöz protesteerde bij de transgenderbelediging: ze vond dat de voorzitter had moeten ingrijpen. Diezelfde voorzitter vond de nacht van de lange messen te ver gaan, maar ontnam Baudet niet het woord.
Zitten mensen eigenlijk wel op te letten? Snappen ze wat er op het spel staat? Of vinden ze het gewoon niet zo erg?
Hoeveel tijd zou het kosten om een paar A4’tjes aan ambtelijke adviezen tot één pdf’je samen te voegen en naar alle Tweede Kamerleden te mailen? Donderdag is er een bataljon aan communicatie-deskundologen vier uur bezig geweest om opgevraagde stukken grotendeels zwart te lakken.
Vier uur! Dit kabinet wil 22 procent minder rijksambtenaren. Ik ben reuze benieuwd bij wie die snoeischaar gaat toeslaan. Bij de ambtenaren die adviezen schrijven of bij degenen die ze zwartlakken?
In die vier uur moest ik geregeld denken aan Zoetermeer, residentie van onze premier. Ik sprak iemand die zijdelings te maken heeft gehad met de renovatie van de Mandelabrug over de A12. Weet u nog? Begin 2022 was daar ineens paniek, want er zaten scheuren in. Nou ja, inééns…
Die zaten er al sinds 2007 en waarschijnlijk nog veel langer. Onschuldige krimpscheuren, dachten sommigen, maar anderen vreesden voor grotere constructieve malheur. Nu waren er twee stervelingen op aarde die daar iets zinnigs over konden zeggen: A) De man die al meer dan twintig jaar dagelijks op die brug staat voor een controlerondje. B) De hoogste bruginspecteur bij Rijkswaterstaat.
Korte samenvatting: de weg van A naar B duurde vijftien jaar. Vijftien jaar zijn er rapporten van afdeling naar afdeling geschoven, zijn er vergadering geweest van commissies onder tl-lampen, hebben raadsleden zich erover gebogen en zijn communicatie-deskundologen aan het communiceren geslagen, totdat de opperinspectie eindelijk die brug tot ‘onveilig’ kon verklaren. Plotseling begreep ik de tekst die jarenlang op de plastic overkapping had gestaan: Zoetermeer Leisurestad.
Mijn informant citeerde zo’n communicatiemedewerker, die opgewekt verklaard had dat dit „een lekker uitdagende klus” was. De Nelson Mandelabrug laat precies zien wat het probleem is met de ambtenarij. Binnen al die organisatielagen ontbrak de juiste vakinhoudelijke deskundigheid. Het probleem is dat ambtenaren in de loop van de afgelopen decennia steeds minder ruimte hebben gekregen om hun kennis te laten gelden, om bewindspersonen tegen te spreken op grond van hun eigen deskundigheid, en, niet te vergeten, hun morele opvattingen.
In weekkrant Den Haag Centraalvertelt een vrouw deze week waarom ze als gemeenteambtenaar overstapte naar het onderwijs. Ze moest de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoeren, maar „er was geen ruimte om te luisteren naar wat mensen nodig hadden, het beleid ging boven de praktijk. Daar ben ik op stukgelopen.”
Zo komen we vanzelf wel aan die 22 procent. Degenen die het schip verlaten zijn niet de babbelaars, de weglakkers of de procesmanagers. Het zijn degenen die gedreven zijn door idealisme en specifieke vakkennis en ervaring. Het gevolg is dat overheidsinstellingen de mensen die écht iets weten en kunnen freelance moeten inhuren. Vorig jaar becijferde marktonderzoeksbureau Ipsos dat het in 54 procent van de gevallen om méér dan de voorgeschreven 10 procent gaat. „De helft erkent dat externen kennis meebrengen die ontbreekt in de organisatie.”
Op zichzelf is dat logisch. Je hebt freelancers nodig voor de blik van buiten je kantoor of redactie (columnisten horen op straat te lopen en met bruggeninspecteurs te kletsen), maar je hoopt toch ook dat er binnen die organisaties ruimte is voor tegengeluid van degenen die een vak hebben gestudeerd en praktijkervaring hebben.
Een dezer weken komt er een nieuwe ambtseed voor rijksambtenaren. Eén nieuw zinnetje trof me: „Ik werk integer en behandel iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect.” Eigenlijk trof me vooral dat ene woord: rechtvaardig. Dat kun je gerust lezen als een uitnodiging aan ambtenaren om de eigen subjectieve morele blik in te zetten, en veel meer bevoegdheden te nemen dan die van een eerloze afvinker en stempelaar. Een goede ambtenaar is geen neutrale robot die bij het beleid alleen maar de vraag stelt of iets technisch kán en of het juridisch mág. Nee, die ambtenaar moet ook de vraag durven stellen: wíllen we dit?
Voor dit kabinet, dat ambtsadviezen weglakt en de ogen sluit voor wat nog wel leesbaar is, is zo’n cultuurverandering tamelijk spoedeisend. De nieuwe eed verplicht onze ambtenarij tot een morele revolte.
Doe een pyromaan nooit lucifers cadeau. De afgelopen maanden probeerde PVV-leider Geert Wilders de indruk te wekken dat redelijkheid en compromisbereidheid in hem zijn gevaren. De ‘mildere Wilders’ was opgestaan. Maakt u zich geen zorgen, hier geen brandgevaar. Afgelopen week werd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen duidelijk dat Wilders Nederland wil besturen zoals hij al jaren zijn eigen partij bestiert. Als enig lid, zonder inspraak of bemoeienis van anderen. Partijloos premier Dick Schoof, die de agenda van Wilders uitvoert, zat erbij als een gegijzelde die met oogbewegingen omstanders vraagt om gered te worden.
Was het zó erg? Ja, dat was het. Wat een breed debat had moeten zijn over de grote uitdagingen waar Nederland de komende decennia voor staat, draaide door staatsrechtelijk geknoei van het nieuwe kabinet al snel maar om één kwestie: het formeel, op basis van noodrecht, uitroepen van een asielcrisis. Wilders eist dat dit gebeurt. De coalitiepartners hebben zich er herhaaldelijk zwart op wit aan gecommitteerd. Dus moet en zal het gebeuren. Door het noodrecht in te zetten, kan het kabinet forse maatregelen nemen zonder goedkeuring vooraf van de Tweede Kamer. Een paardenmiddel dat normaliter alleen bij hoge uitzondering (oorlogen, overstromingen) wordt ingezet. Tijdens het debat werd Schoof dan ook gedwongen om het onderliggende juridische advies te delen met Tweede Kamer. Daar zat geen woord Spaans bij. De problemen rond de opvang van asielzoekers vormen geen crisis van epische proporties, en de inzet van noodrecht is daarom „niet aanvaardbaar vanuit democratisch en rechtsstatelijk oogpunt”. De rechter maakt hier gehakt van, aldus de Rijksambtenaren.
Het openbaar maken van ambtelijk advies is problematisch. Ambtenaren moeten onafhankelijk en in de beslotenheid van hun departementen adviezen kunnen geven over alle onderwerpen, in de wetenschap dat deze pas publiek (kunnen) worden nadat de politiek verantwoordelijken (de bewindslieden) een besluit hebben genomen. Schoof, zelf een oud-ambtenaar, baalde dat er om de stukken werd gevraagd. „Tjongejongejonge, werkelijk niet te geloven dit”, verzuchtte hij. Het siert Schoof dat hij de ambtenarij in bescherming wilde nemen, maar ‘niet te geloven’ is natuurlijk vooral hoe dit kabinet degelijk onderbouwd advies naast zich neer lijkt te willen leggen. Minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) beweerde een week geleden zonder blikken of blozen dat alles juridisch getoetst was. „We hebben de beste juristen erop gezet.” Maakt u zich geen zorgen, hier geen brandgevaar. Wat ze er niet bij zei is dat die juristen de inzet van noodrecht „juridisch en politiek niet te verdedigen” vinden.
Dat het kabinet ondanks dit alles toch nog gaat proberen om het plan door te drukken is de échte crisis. Dit gaat niet over het oplossen van (eventuele) asielproblemen, maar over het levend houden van deze vanaf het begin al uiterst wankele coalitie. De ‘asielcrisis uitroepen’ is de prijs die Wilders vraagt voor zijn steun, en andere partijen lijken bereid om die te betalen. Althans, dat waren ze tot het debat. Nu klinken er vanuit NSC en VVD ook pleidooien voor een minder ingrijpende ‘spoedwet’, waarbij de Kamer wél zou mee kunnen beslissen. Ook voor veel oppositiepartijen is zo’n spoedwet bespreekbaar.
Is dat winst? Nou nee, want ook dit is een paardenmiddel. Ook met een spoedwet zou meegegaan worden in het PVV-frame dat er een asielcrisis is. De vraag of dat ook echt zo is, lijkt een gepasseerd station, ook voor oppositiepartijen, en dat is verontrustend. Het migratieprobleem is complex. De grootste groep migranten komt uit de EU zelf. De goed gedocumenteerde uitbuiting van deze arbeidsmigranten zorgt voor problemen. Daklozen, overlast, woningnood. De groep asielzoekers is veel kleiner, maar de opvang daarvan is slecht. NRC onthulde deze week dat er in 40 procent van de gemeenten nog altijd geen opvangplekken zijn, terwijl Ter Apel overvol zit.
Schoof heeft het graag over de „ervaren asielcrisis”. Burgers ‘voelen’ het probleem, en dat noopt tot actie. Nu moeten emoties uit de samenleving serieus genomen worden, ook die over migratie, maar als basis voor staatsrechtelijk ingrijpend beleid is het niet voldoende. Het politieke geweld over asiel verhinderde bovendien een serieus debat over de overige kabinetsplannen. Ook in deze Miljoenennota, formeel de hoofdmoot van de beschouwingen, wordt weer voor vele miljarden verspijkerd aan Nederland, met grote gevolgen voor sectoren (onderwijs, cultuur, zorg) en mensen (koopkracht). De eenzijdige focus op asiel doet die mega-operatie op geen enkele manier recht, en daar moeten kabinet en Kamer zich voor schamen.