Opinie | Water laat zich slecht tot de orde roepen

Het waren spottende woorden die te pas en te onpas de mond van een collega uitkwamen. Bij iedere te nemen hindernis in het bouwtraject van een theaterdecor op een buitenlocatie riep hij steevast op ironische toon dezelfde tekst: „En de regering doet niets!” Het werd een geliefde uitspraak. Binnen enkele dagen gebruikten wij het verwijt niet alleen voor problemen als een kapotte waterleiding, verzakkende tribune of omgewaaide boom, maar voor alles wat we als maatschappelijk ongewenst, dan wel als persoonlijk ongemak beschouwden. Slap gebakken patat, te hard blaffende honden, een lekke fietsband of een gat in je werkbroek: het was de overheid, en de overheid alleen, aan te rekenen.

Gedurende de afgelopen periode van hoogwaternood heb ik meermaals aan de spottende woorden van mijn voormalige collega moeten denken, al waren de problemen ditmaal van een serieuze orde en deed de regering wel degelijk ‘iets’. Bij het wijzen naar de overheid als verantwoordelijke partij voor het onderlopen van kelders, tuinen en straten, klonk echter hetzelfde misnoegen uit de mond van de burger, en ditmaal gemeend. „Ik ben woedend”, sprak een man die zijn winkelvoorraad in de kelder bewaart. „Op wie?”, vroeg ik hardop aan mijn televisiescherm. „Ik voel mij in de steek gelaten”, zei een schipper wiens schip voor een gesloten sluis lag. „Door wie?”, vroeg ik hardop aan mijn krant.

Verlies lijden roept verontwaardiging op. Om die te kunnen uiten is een zondebok nodig. Maar hoe koel je woede op een partij die niet aanspreekbaar is? Natuurkracht heeft geen oren om in te schreeuwen. Het water stroomt onverstoorbaar door, overvolle rivieren in, uiterwaarden op, dijken en kades over, het wordt niet geremd door onze verontwaardiging, niet geraakt door onze smart. Water laat zich slecht tot de orde roepen en niet tot verantwoording dwingen. Dat schept een gevoel van onmacht. Hoe om te gaan met onaanspreekbare krachten? Door een verantwoordelijke partij aan te stellen bij wie we in geval van verlies tenminste nog onze gramschap kwijt kunnen.

Kantje boord

Burgers leggen de verantwoordelijkheid voor hun lot gemakkelijk in handen van bestuurders. Niet onterecht zou je denken, de overheid heeft kennis en ervaring, wat wil zeggen dat zij haar beleid op expertise van deskundigen baseert. Dat levert in het geval van ons waterbeleid sterke staaltjes op. Het project ‘Ruimte voor de rivier’ heeft Nederland afgelopen periode gered van overstromingen, al was het hier en daar kantje boord. Desondanks is de minister van Infrastructuur en Waterstaat fier op het uit 2007 stammende Rijksprogramma dat in het leven werd geroepen naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden in de grote rivieren in 1993 en 1995. Het beleid dat focust op rivierverruiming in plaats van verhoging en versterking van dijken, wordt als baanbrekend beschouwd.

Natuurkracht heeft geen oren om in te schreeuwen. Het water stroomt door, niet geraakt door onze smart

Dat Adrianus Goudriaan, Generaal-Inspecteur van de Waterstaat, al in het begin van de 19de eeuw doende was met het ontwerpen van overlaten om het teveel aan water in de rivieren kwijt te kunnen, laten we maar buiten beschouwing. Net als het plan van zijn collega Jan Blanken, die in 1803 de Zuider-Lekdijk wilde doorsteken ter voorkoming van dijkdoorbraken op meer cruciale plekken. Onze huidige minister is trots op de waterstrategie, maar vooral ook op Rijkswaterstaat, defensie, waterschappen en hulpdiensten; hun inzet maakte de problemen hanteerbaar. Want het had allemaal veel erger kunnen zijn. Ook dat is waar. De tijd van zware ijsgang in de rivieren met dijkdoorbraken tot gevolg behoort tot het verleden. Toch nog een voordeeltje van de temperatuurstijging.

Intussen dringt onze onafhankelijke deltacommissaris aan op vooruitkijken om een watersnoodramp vóór te zijn. Volgens hem lopen we tegen de grenzen van ons watersysteem aan. Dat beaamt de minister: er is veel werk aan de winkel. De opgave wordt weliswaar steeds complexer maar dat zal de strijd tegen het water juist activeren. Dat klinkt geruststellend. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt om niet meer te bouwen op plaatsen waar het water kan worden opgevangen wanneer het rivierpeil te hoog wordt. Dat klinkt vertrouwenwekkend.

Stopcontacten boven overstromingshoogte

Wat minder vertrouwen inboezemt is de rekbaarheid van deze afspraken. Daar waar bestaande bouwplannen al vergevorderd zijn, kun je niet in één keer aan de noodrem trekken, aldus de minister. Daarom worden de geplande huizen in de uiterwaarden bij Arnhem gewoon volgens afspraak gebouwd. Ik ben benieuwd of er ook een afspraak met de Nederrijn gemaakt is. Dat die, op last van de overheid, niet zelf aan de noodrem mag trekken door de huizen te overstromen die gebouwd worden vóórdat de vrijblijvende afspraken zijn omgezet in regelgeving. Want of de verzekering de schade dekken zal, dat is maar de vraag.


Lees ook
Is het hoogmoedig te wonen waar het water ook wil zijn?

Is het hoogmoedig te wonen waar het water ook wil zijn?

De Arnhemse uiterwaardenwijk is een van de laatste die in een risicogebied gepland staat; tegenwoordig wordt er kritisch gekeken naar bouwlocaties. Dat moeten plekken zijn waar de huizen over een flink aantal decennia nog steeds veilig zijn voor het water. Ervan uitgaand dat 59 procent van ons waterland kwetsbaar is voor overstroming, vraagt dat nogal wat creativiteit. Maar niet alleen de overheid heeft daarin een rol, vindt diezelfde overheid. Ook de burger heeft verantwoordelijkheden. Die dient zelf te kijken naar de risico’s van zijn woning. Een toekomstig klimaatlabel zou daarbij kunnen helpen, aldus de minister, al houdt hij graag nog een slag om de arm. Alles hangt af van de uitvoering. Wat daarbij de criteria zijn, of de tijdsspanne, blijft vooralsnog gissen. Gelukkig heeft de beleidsmaker wel alvast tips waar de toekomstige huizenbezitter mee aan de slag kan: plaats de stopcontacten boven overstromingshoogte en gebruik tegels als vloerbedekking.

Wij zullen een andere houding moeten zoeken met als uitgangspunt dat water geen vijand is maar onderdeel van ons leven

Leven in een land dat volgens de wetten van de natuur deels onbewoonbaar is, roept ongemak op. Hoe kunnen wij daarmee omgaan? Zolang wij de algehele verantwoordelijkheid voor onze veiligheid bij een ander leggen, gaan wij niet actief op zoek naar eigen mogelijkheden. Toch is dat raadzaam. Zoeken naar de menselijke maat in een probleem dat ver boven ons uitstijgt is griezelig maar roept ook vragen op die tot inzichten kunnen leiden. Hoe krijgen wij de regie over onze onmacht in handen? Door de ogen niet te sluiten voor de urgentie van wat gaande is. Door persoonlijk betrokken te zijn. Door samen te werken waar mogelijk en dat in breed offensief te doen. In vroeger eeuwen was het gebruikelijk dat dorpelingen een nieuwe inlaagdijk bouwden wanneer de oude werd weggeslagen door de zich verplaatsende rivierloop. De beperkte kracht van het kleine groepje inwoners legde het vaak af tegen de grootmacht van het water; de nieuwe inlaagdijken bleven te zwak. Het zette pas zoden aan de dijk bij een bredere samenwerking; met een grotere groep mensen konden de waterkeringen dermate worden verzwaard dat de achterliggende dorpen beschermd bleven.

Zoenoffers

Eigenhandig dijken bouwen, dat hoeven (en kunnen) wij, moderne burgers niet meer. Wel kunnen wij creatief meedenken over hoe we veilig kunnen wonen. Over de plek maar ook over de wijze van bouwen, want onze tijd lijkt aan te dringen op andere woonvormen. Kleiner, flexibeler, verplaatsbaar wellicht. Daarnaast kunnen we onze samenwerking verder uitbreiden. Met het water. Oud-Rijksbouwmeester Floris Alkemade verwoordt de menselijke onmacht door te stellen dat wij niet meer kunnen vertrouwen op hetgeen wij dachten te kunnen controleren. De harde grens tussen twee werelden, die van het land enerzijds en die van het water anderzijds, geldt niet meer: het water is te sterk geworden.

Om daarmee om te kunnen gaan zullen wij een andere houding moeten zoeken met als uitgangspunt dat water geen vijand is maar onderdeel van ons leven. Door samenwerking kunnen wij wellicht wat van ons voormalig houvast hervinden. Al zal dat ongetwijfeld zoenoffers vergen waarvan land teruggeven aan het water er een kan zijn. Een onverteerbaar verlies volgens sommigen. Tegen hen zou ik willen zeggen dat je, om wat te winnen, soms eerst iets moet verliezen. En dat verlies minder machteloos voelt wanneer je daarover zelf de regie neemt.


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’