Wat een verademing, om spelers zo oprecht en aanstekelijk plezier te zien hebben in het hardop denken. Met wervelende energie werpt theatercollectief Maatschappij Discordia citaten en feiten en anekdotes op, niet om mee te pronken, niet uit streberigheid, maar vanuit een gretigheid om de zaken beter vast te kunnen pakken, de geest te slijpen. Wie houdt van een gepolijste well-made play moet niet bij Discordia zijn – deze makers begeven zich op het terrein van het rommelige, het onaffe. Hun voorstellingen zijn met opzet vormgegeven als repetities. Het denken is niet klaar, wil zo’n vorm zeggen, hier mag niet de suggestie gewekt worden dat er tot een conclusie gekomen is. Het zaallicht blijft aan; een uitnodiging om vooral mee te denken.
Sinds 2011 maken Annette Kouwenhoven en Miranda Prein (dit jaar aangevuld door Zephyr Brüggen) de serie Weiblicher Akt: een terugkerend onderzoek naar een auteur of personage (de afgelopen edities gingen over Elfriede Jelinek, Susan Sontag en Sigmund Freud), vanuit een vrouwelijk perspectief. Inmiddels is de groep bij nummer dertien aanbeland en deze keer is het onderwerp wat abstracter: de ander. Hoe verhoud je je tot een verhaal dat zich buiten je eigen referentiekader afspeelt?
„Het schijnt dat je een verhaal beter kan vertellen als een tas”, mompelt Kouwenhoven. Met stevige passen ijsbeert ze over de speelvloer, alsof stilstaan ook haar gedachtestroom tot stilstand zou brengen. De aanname is dat een ander, nieuw verhaal ook om een andere, nieuwe vertelvorm vraagt. „Niet als een speer.” De anderen luisteren maar nauwelijks.
Onderhands gespeeld
„Een tas. Mandje”, vervolgt ze. „Met bessen erin, en die laat je zien.” (Geen gehoor.) „Alle bessen zijn gewoon evenveel waard.” Het is met dit soort onderhands gespeelde teksten dat de groep taaie theorieën aanvliegt. Juist taal die smeekt om tromgeroffel, wordt een beetje afgeraffeld, zoals de binnensmonds vanaf een telefoonschermpje opgelezen tekst van Sartre, over zijn bedoeling met de frase ‘de hel, dat zijn de anderen’, uit Huis Clos.
Er is een delicate scène waarin Prein vertelt dat ze anders was dan haar ouders. „Omdat zij mij zagen zoals ik was”, legt ze uit. „Zelf waren ze nooit zo gezien.” Kouwenhoven: „Liefde, dus eigenlijk.” Hier zo opgeschreven neigt het naar kitsch, maar tijdens de voorstelling komt de tekst binnen, in al zijn eenvoud.
In hoeverre is de ander kenbaar, is de filosofische noot die deze Akt wil kraken, en welke rol kunnen verhalen spelen in het leren zien van dat wat anders is. De acteurs gaan het thema te lijf met materiaal uit allerlei verschillende domeinen. Biologie bijvoorbeeld: er schijnt in iedere lichaamscel een kleine hoeveelheid vreemd DNA te zitten. („Dus de ander zit letterlijk in ons!”) En technologie: hoe goed begrijpt AI (toch ook een ander) ons? Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je ChatGPT een toneelscène laat schrijven, gebaseerd op het werk van filosoof Emmanuel Levinas? (Het antwoord krijgen we te zien: een theoretisch driegesprek, met vervreemdend sentimentele regie-aanwijzingen.)
Vraag na vraag wordt op lichtvoetige toon beproefd. Als drie mensen dezelfde gebeurtenis meemaken, zijn dat dan drie verschillende verhalen? Is een verhaal een spiegel waarin iets te zien is wat je al kende of een ‘wazig raam’ tussen jou en iets wat je nog niet wist? Hoe werkt uitsluiting – gaat het niet al mis bij een woord als ‘jullie’? Wat denkt en voelt die man die in dat tv-interview de komst van nieuwe Nederlanders aanwees als de oorzaak van de innerlijke leegte die hij zelf ervaart? („Ik wil zo’n man niet in de voorstelling.”) Zit de angel hem misschien in onze gewoonte de werkelijkheid te ordenen in tegenstellingen? Een tas vol bessen.
Deze Weiblicher Akt bevat veel gedachtes die blijven haken tot na de voorstelling. Eén ervan: het streven om de ander te zien zoals die werkelijk is – en dus niet als abstractie, of spiegelbeeld, of anderszins als afgeleide van het zelf – zou dat de definitie zijn van liefde?