Opinie | In nood mag de ambtenaar zand in de machine strooien

Drie recente voorbeelden van protest door ambtenaren maken het urgent wat langer stil te staan bij de vraag: mag dat zomaar? Er was het protest bij het ministerie van Buitenlandse Zaken vanwege het Nederlandse standpunt jegens de oorlog in Gaza. Dat druist naar het idee van de ambtelijke critici in tegen het internationaal recht. Vervolgens was er de door duizenden ambtenaren ondertekende petitie over het Nederlandse klimaatbeleid, dat volgens critici niet hard genoeg gaat. Tenslotte de uitslag van de verkiezingen in november 2023, die gewonnen werd door een partij met een reeks ongrondwettelijke plannen en waartegen ambtenaren van de gemeente Amsterdam zich in protest verzamelden bij de Dokwerker.

Volgens de klassieke interpretatie van democratische beginselen mag het niet. Een ambtenaar is een expert die een bestuurder in stilte dient. De legitimiteit van de democratie rust voor een flink deel op het vertrouwen dat ambtenaren loyaal zijn aan ministers en wethouders. Het heeft geen zin om te stemmen als iedereen op het ministerie of stadhuis zijn eigen gang gaat.

Maar we hebben door schade en schande geleerd dat kadaverdiscipline democratie ondergraaft. De grondwettelijke vrijheid van meningsuiting werkt tegenwoordig door in het ambtenarenrecht. Dat blijkt uit bijvoorbeeld klokkenluidersregelingen of de ambtseed op het algemeen belang, maar ook uit het gedogen van bovengenoemde protesten. Er is sprake van een ‘liberalisering van loyaliteit’, men is niet meer strikt loyaal aan het bestuur maar ook aan de principes van de rechtsstaat.

Ook een beetje burger

In de praktijk zijn ambtenaren dus ook een beetje burger. Men doet het werk hopelijk vooral met wat de Duitse socioloog Max Weber noemde ‘verantwoordingsethiek’, gericht op het verstandig vertalen van politieke wensen. Wat is ambtelijke expertise waard wanneer deze niet gericht wordt op daadwerkelijk verschil maken in het dagelijks leven? Maar er is ook een beetje ruimte voor de ‘overtuigingsethiek’ die Weber onderscheidde: je laten leiden door idealen zonder veel bezig te zijn met het beleidsmatige effect.

Met name het voorbeeld van het Amsterdamse protest van ambtenaren naar aanleiding van de verkiezingsuitslag kan de komende jaren een interessante casus blijken. Die kritiek richtte zich niet op een bepaald plan zoals in het geval van Gaza, of een vermeend gebrek aan plannen zoals bij het klimaat, maar op het gebrek aan rechtsstatelijkheid. De partij die als grootste uit de Tweede Kamerverkiezingen kwam draagt dedain jegens letter en geest van de rechtsstaat uit. Scholen en gebedshuizen sluiten en burgers uitzetten. Alle vormen van tegenmacht – parlement, rechters, wetenschappers, journalisten – worden verdacht gemaakt.

Zo’n programma holt de voorwaarden uit waaronder ambtenaren hun werk doen. De publieke dienst bestaat immers onder condities van macht en tegenmacht, vrijheid van meningsuiting en vooral ook: gelijkheid voor de wet. Het is denkbaar dat een regering aantreedt waarin populisme een grote rol speelt. Het kan de grondslagen aantasten van het werk dat ambtenaren verzetten. Het gaat er niet meer om of je het eens bent met de levering van vliegtuigonderdelen of het tempo van stikstofreductie, maar of je bereid bent aan de eigen stoelpoten te zagen. De vraag naar ‘getuigenisethiek’ wordt zo urgenter.

Notulen kwijtmaken

Moreel spierballenvertoon is verleidelijk. Protest zónder oog voor andere gevolgen dan dat je gehoord wordt, dat is onder een regering die onderscheid wil maken op religie of afkomst misschien eerder noodzaak dan recht. Niet door iedereen, allicht, wel door gewetensvolle leidinggevenden en mensen met moed. Of het klassieke stil protest: notulen kwijtmaken, verkeerde getallen in de nota’s, notities voortijdig lekken – zand in de machine. Of meer afstand scheppen, tussen onze publieke instituties en de regering. Nog snel even regelen dat de justitieminister de leden van de Raad voor de Rechtspraak niet meer benoemt.

Dat soort spierballenvertoon is riskant. De ambtelijke werkwijze voorafgaand aan de Toeslagenaffaire of die met het Groninger gas geven geen aanleiding tot ongeremde bescheidenheid over het eigen democratisch ethos. En de op expertise gerichte publieke dienst met al die hoger opgeleiden is sowieso verdacht voor wie boos is op ‘de elite’. Het ligt voor de hand dat de al te ostentatief demonstrerende ambtenaar het gelijk bewijst van de populist: ‘zie je wel, de elite is tégen het volk’. Ook is er kans dat ambtenaren die opstappen, vervangen worden door minder lastige types.

Je zou lobbyisten en andere grote monden ook op het tweede plan moeten zetten bij het maken van beleid

Daarom is het van belang dat, in het aangezicht van oprukkend populisme, vooral de verantwoordingsethiek serieuzer wordt genomen. Het gaat dan eerder om onderhoud van álle vezels van de democratie, dan enkel om de spierballen. Je bewijst als ambtenaar immers niet alleen eer aan de minister maar ook aan de wet en de tradities waarmee die tot stand is gekomen.

Bescheidenheid troef, zou het programma kunnen heten. Erop gericht om degenen die vinden dat ze slecht gehoord worden beter bij het beleid te betrekken, en om de lobbyisten en andere grote monden op het tweede plan te zetten bij het maken van beleid.

Met minder marktjargon in de publieke dienst, meer oog voor de onzekerheden onder ambtenaren over morele kwesties. Overigens ook om de collega’s die misschien PVV gestemd hebben niet helemaal af te branden.

Max Weber tekende al aan bij het dictum van Maarten Luther – ‘Ik sta hier en ik kan niet anders’ – dat daar getuigenis en verantwoording in elkaar overliepen; dat het zowel een ‘daad om de daad’ was als een serieuze poging iets te veranderen. Hij bedoelde: het dient weinig nut om een kunstmatige scheiding tussen de twee vormen van verantwoording aan te brengen. Dat is niet veranderd. Wel is het een intensiever werkje geworden ze beide zó in praktijk te brengen dat de democratie er beter van wordt.


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’