Patricia Veldhuis wordt nieuwe hoofdredacteur NRC: ‘We moeten durven te vernieuwen’

Patricia Veldhuis, de nieuwe hoofdredacteur van NRC, leest ‘de krant’ net als veel lezers ’s morgens op haar telefoon. „Al was het maar omdat de papieren krant bij ons in Arnhem meestal niet voor zeven uur wordt bezorgd, en dan ben ik al bezig met lezen”, zegt ze.

In een speciale vergadering heeft de NRC-redactie Veldhuis (54) deze donderdag met grote meerderheid voorgedragen als opvolger van René Moerland, die afgelopen najaar als hoofdredacteur vertrok. Haar formele benoeming volgt nog door de directie van uitgeverij Mediahuis NRC. Veldhuis wordt behalve hoofdredacteur ook statutair directeur van het bedrijf, naast ceo Dominic Stas.

„Ik lees alles op m’n mobiel, ik scan ook de concurrentie en de grote buitenlandse ontwikkelingen. Ik scroll even door de pdf-krant om te kijken of er geen gekke dingen zijn gebeurd, en ik doe een rondje sociale media. Dan stap ik op de fiets en begin ik aan de podcasts, ook een belangrijke journalistieke drager van onze inhoud.”

Veldhuis kwam in 2008 bij nrc.next en werd daarna bij NRC (toen nog NRC Handelsblad), economieredacteur, chef Binnenland, chef Weekend, redacteur onderwijs en sinds eind augustus plaatsvervangend hoofdredacteur. Als onderwijsredacteur heeft ze uit nieuwsgierigheid naar de oorzaken van het lerarentekort een jaar lang één dag per week les gegeven op een middelbare school. Dat leidde niet alleen tot artikelen en podcasts voor NRC, maar ook tot haar boek Wie wil er voor de klas? Wat er misgaat in het onderwijs en hoe het beter kan.

Word jij de hoofdredacteur die de zes dagen per week verschijnende papieren krant gaat afschaffen, waarna alleen de weekendkrant overblijft?

„Mijn voorganger zei twee jaar geleden al dat we binnen drie tot vijf jaar doordeweeks geen papieren krant meer zouden hebben. Ik denk dat dat realistisch is. Waarschijnlijk met uitzondering van de donderdag en de vrijdag, want op die dagen hebben we nog veel ‘papieren lezers’, vanwege de cultuur- en boekenbijlages.

„We zijn net als onze lezers van het papier aan het af gaan. Een jaar of acht geleden kozen nieuwe abonnees nog bijna allemaal voor een digitaal abonnement met alleen een papieren krant voor in het weekend. Ik ben zelf van de oude generatie die door de week alles op m’n mobiel leest, maar als ik zaterdag vrij ben, en ik zit lekker aan het ontbijt, dan kun je me niet gelukkiger maken dan met al die dikke weekendkranten. Net als trouwens nog veel andere lezers. Maar de meerderheid van de nieuwe abonnees kiest nu voor een compleet digitaal abonnement.”

NRC heeft afgelopen jaren veel geïnvesteerd in podcasts. Wat levert dat op?

„Als redacteur heb ik afgelopen jaren gemerkt dat je door het maken van een podcast een betere journalist wordt. Omdat de vertelvorm anders is. Die dwingt je om je veel meer af te vragen: hoe neem ik mijn publiek mee in m’n verhaal? Je vertelt er ook vaak in hoe je het hebt aangepakt, je geeft een kijkje achter de schermen. Ik vind het een mooie aanvulling op onze journalistiek.

„De mensen die naar onze podcasts luisteren zijn significant jonger dan de lezers. Dat is ontzettend belangrijk voor onze toekomst. Van de mensen die nu een abonnement nemen, zegt ongeveer tien procent dat ze ons kennen van de podcasts. Dan zie je dat er naast een journalistiek belang ook een enorm commercieel belang is.

„Wij hebben drie kinderen, van 24, 22 en 15 jaar. De afgelopen jaren kon ik als onderwijsredacteur prachtige verhalen maken voor de voorpagina, maar daar hoorde ik ze nooit over. Maar als ik een podcast had gemaakt, dan was het: hé mam, heb je een podcast gemaakt? Dat hadden vrienden dan geappt.”

Jongeren halen hun nieuws steeds meer van sociale media. Moet NRC daardoor veranderen?

„Onze kern, wie we zijn, verandert niet. Dat is ons kapitaal. Dat we diepgravende, onderscheidende, kritische journalistiek maken. Maar hoe we die verpakken, en waar we die laten zien, daar hebben we nog een enorme weg af te leggen. Want we moeten ook daar zijn waar jongeren zijn.

„Mijn jongste, van vijftien, kan echt met een vies gezicht naar de papieren krant kijken: hoezo vinden jullie dit handig? Hij begrijpt het gewoon niet. Die generatie ga je nooit meer naar een papieren editie halen. Hij zit op Insta. Wij zijn daar met NRC een tijd geleden ook begonnen, maar dat was wel even zoeken: wie ben je daar eigenlijk? Maar we hebben een enorme slag gemaakt, en brengen er nu ook inhoudelijk diepgravende en pittige onderwerpen, die we op een toegankelijke manier verpakken. Ik kijk echt met bewondering wat de NOS doet op Insta en TikTok. Met hun NOS Stories hebben ze op Instagram een miljoen volgers.”

Zijn er bepaalde journalistieke speerpunten, waarop NRC zich onder jouw leiding speciaal gaat richten?

„Ik wil niet alles meteen in een stappenplan voor de komende jaren gieten, eerst gaan we daar in de nieuwe hoofdredactie over spreken. Maar een aantal thema’s vind ik erg belangrijk. Hoe gaan we om met de veranderende wereld, met in Nederland de bevolkingsgroei bijvoorbeeld? Wat betekent dat voor onze economie? Maar ook de vergrijzing, die keihard op ons af komt rennen. Hoe kan je daarmee omgaan? Wat zijn de opties?”

Hebben je ervaringen voor de klas je veranderd?

„Ik heb er ontzettend veel van geleerd. Sowieso hoe ongelooflijk leuk ons werk toch is, dat je zo maar eens in de week ander werk kan gaan doen – voor je werk. Ik ben de problemen in het onderwijs beter gaan begrijpen. Maar ik heb ook weer geleerd hoe belangrijk het is dat je écht naar mensen luistert. In mijn eerste gesprek zei de directeur van de school tegen me: verbinding met je klas is het allerbelangrijkste. Leren kán pas als er een relatie is. Aanvankelijk vond ik dat wel een beetje soft geklets, maar ik merkte al gauw hoe waar dat is. Als er geen verbinding is, gebeurt er niets.


Lees ook
De lessen van een jaar voor de klas: ‘Wat doe ik als ze weer gaan gillen?’

Patricia Veldhuis voor de klas op middelbare school Het Rhedens in Rozendaal.

„Die les neem ik, hopelijk zonder een schooljuffrouw te zijn, mee naar mijn werk op de redactie. Dat je journalistiek leider moet zijn, en vernieuwer, maar ook een verbinder, die op de redactie zichtbaar is, het gesprek aangaat en luistert.”

Hoe staat NRC ervoor?

„Ongelooflijk goed, zeker als je ons vergelijkt met veel andere media, ook in het buitenland. We hebben bijna 300.000 abonnees. We hebben afgelopen jaren flink kunnen investeren, onder meer in onderzoeksjournalistiek, podcasts en datajournalistiek, we hebben de redactie uitgebreid van 200 tot ruim 260 fte’s. En we zijn winstgevend. Maar om te overleven moeten we wel blijven groeien, durven te vernieuwen en keuzes maken. Dat vind ik hartstikke leuk en spannend.”

Bevat het onlangs verschenen rapport van de commissie-Van Rijn, over grensoverschrijdend gedrag bij de omroep, ook lessen voor NRC?

„Absoluut. We zijn daar ook al mee begonnen, het is al jaren een discussie op de werkvloer in de nasleep van #MeToo. Alle redacteuren hebben moeten deelnemen aan een training inclusiviteit en diversiteit, waar dit een onderdeel van is. Nu is ook de rest van het bedrijf aan de beurt. Ik denk dat veel mensen er aanvankelijk wel een beetje schoorvoetend heen gingen. Maar je leert er veel van. Ik schrok echt van collega’s die vertelden hoe naar ze soms door andere collega’s behandeld worden. Dat gebeurt ook bij ons. Ik durf te zeggen dat we ons er nu meer van bewust zijn en dat het minder voorkomt, maar we moeten erop blijven letten. We gaan deze trainingen een vervolg geven.

„En wat in het verlengde hiervan ligt: hoe divers zijn we eigenlijk – of eigenlijk niet? Dat gaat ook over ons taalgebruik en over de perspectieven van waaruit je stukken schrijft. Door bijvoorbeeld stereotyperingen beter te herkennen en te vermijden doen we ons werk beter.”

We schrijven nu te veel vanuit een vanzelfsprekende witte blik?

„Vanuit een vanzelfsprekende witte mánnelijke blik, zou ik daaraan willen toevoegen.”

In je boek schrijf je dat in Nederland de kwetsbaarste kinderen het meest last hebben van het lerarentekort. Daar spreekt een sociaal engagement uit, en een ongerustheid.

„Die héb ik ook. Eerder heb ik eens voor een reeks artikelen meegelopen op een basisschool in een van de armste wijken van Arnhem. Ik wilde weten hoe het zat met de kansenongelijkheid, hoe dat werkt. Ik keek eens in de week mee in groep acht, de klas van meester Berrie, een geweldige leraar. En toch zag je dat de kinderen op die school gemiddeld een veel grotere kans hadden op een lager schooladvies voor de middelbare school. Ik had er al veel over gelezen, en toch ben ik ervan geschrokken. Als je voor een dubbeltje geboren bent, is het echt heel moeilijk om een kwartje te worden.

„Het zit zo diep in de haarvaten van onze maatschappij. Je zou denken: in de vaart der volkeren worden de dingen beter, maar in dit geval is dat dus niet zo. Ik kom zelf uit een klein stadje in Twente. Ik ben de dochter van de melkboer, en daar was het vanzelfsprekend dat de dochter van de huisarts naar het vwo ging, en de dochter van de melkboer kon maar beter naar op de mavo in Ootmarsum blijven.

„In de jaren zeventig en tachtig had je nog een heel sterke emancipatiebeweging. Het werd normaal dat arbeiderskinderen naar de universiteit konden. Maar de afgelopen decennia zijn er weer allerlei hobbels opgeworpen en is er bijna een hele schoolstrijd ontstaan: door ouders die de weg weten en die het zich kunnen veroorloven om hun kinderen naar bijlessen en huiswerkinstituten te sturen. Waardoor de ongelijkheid weer groter wordt. Ondanks alle goede bedoelingen, dat vind ik zo tragisch. En dat zie je terug in de hele maatschappij.”