Nederland kan niet meer de trouwe wapenleverancier van Israël zijn

Maandag was Mark Rutte opnieuw in Israël en de Palestijnse gebieden – voor de derde keer alweer sinds het begin van de oorlog in Gaza. „De Israëlische operaties moeten snel en fors afnemen in intensiteit”, twitterde de demissionaire premier: „Een grootscheeps militair optreden in Rafah zou catastrofale humanitaire gevolgen hebben.”

Nederland heeft zich de afgelopen maanden intensief bemoeid met de oorlog tussen Israël en Hamas, die behalve aan 1.200 Israëliërs al aan ruim 28.000 Palestijnen het leven heeft gekost. Daarbij heeft Rutte geprobeerd de regering-Netanyahu aan te spreken op het geweld dat is losgelaten op de burgerbevolking van Gaza, zonder bondgenoot Israël al te openlijk af te vallen. Natuurlijk vindt ook Rutte dat Tel Aviv zich aan het humanitair oorlogsrecht moet houden. Maar, zo zegt de premier er steeds bij: het staat nog allerminst vast dat Israël het oorlogsrecht daadwerkelijk schéndt.

Die politieke spagaat wordt steeds lastiger vol te houden. Ondanks alle vermanende woorden van zijn bondgenoten lijkt de regering-Netanyahu nog lang niet van plan om in te binden – tot frustratie van Den Haag, Berlijn en Washington. Deze week is de Israëlische luchtmacht begonnen met het bombarderen van Rafah, waar ruim een miljoen ontheemde Palestijnse burgers geen kant op kunnen.

Spelregels voor wapenhandel

Het aanhoudende geweld tegen de Palestijnse burgerbevolking levert intussen ook juridische problemen op voor Nederland. Maandag gebood het gerechtshof in Den Haag de Nederlandse staat om binnen een week te stoppen met de export van reserve-onderdelen voor Israëlische F-35-vliegtuigen vanuit een distributiecentrum op Vliegbasis Woensdrecht. In zijn uitspraak maakt het hof onomwonden duidelijk wat de spelregels zijn van de internationale verdragen voor wapenhandel waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd. In die verdragen (zoals het Gemeenschappelijk EU-standpunt en het VN-Wapenhandelsverdrag) draait het niet om de vraag of het bewezen is dat een land het oorlogsrecht schendt: alleen al het rísico daarop moet onmiddellijk leiden tot stopzetting daarvan.

Het hof tikte daarom demissionair minister van Buitenlandse Handel Liesje Schreinemacher (VVD) op de vingers. Ondanks waarschuwingen van haar ambtenaren dat Israël mogelijk „ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht” begaat, besloot Schreinemacher op grond van „buitenlandpolitieke- en veiligheidsafwegingen” om de export van F-35-onderdelen door te laten gaan. De minister maakte de verkeerde afweging, zo stelt het hof, en de staat handelt daarmee onrechtmatig.

In zijn uitspraak gaat het hof uitgebreid in op de vraag waarom er sprake is van een „aanmerkelijk risico” op schendingen door Israël. Het hof verwijst daarbij naar de „grote aantallen burgerslachtoffers (…) waaronder duizenden kinderen”, op de enorme verwoesting van burgerinfrastructuur, waaronder de drinkwatervoorziening, bakkerijen en ziekenhuizen, op het gebruik van ‘domme’ ongeleide bommen, op het verruimen van de regels voor collateral damage (ongewenste nevenschade) bij de bombardementen – iets waarover hoge Israëlische militairen openlijk hebben gesproken. Het hof verwijst daarbij naar rapportages van internationale instanties zoals de VN en mensenrechtenorganisatie Amnesty International.

Pijnlijk beeld

Het levert een pijnlijk beeld op voor Nederland, dat zichzelf ziet als voorvechter van de internationale rechtsorde. Vorige maand bepaalde het Internationale Gerechtshof in een voorlopige uitspraak al dat er aanwijzingen zijn voor genocide op het Palestijnse volk in Gaza. Die uitspraak heeft mogelijk consequenties voor Nederland: Nicaragua heeft inmiddels al aangekondigd dat het een zaak zal beginnen tegen Nederland en andere landen, mochten die doorgaan met het leveren van wapens aan Israël.

Minister van Buitenlandse Handel Geoffrey van Leeuwen (die Schreinemacher tijdelijk vervangt) reageerde in Brussel „teleurgesteld” op het vonnis, maar liet weten dat het kabinet de uitspraak van het hof zal uitvoeren – en dat de export naar Israël zal worden gestopt. Het kabinet gaat echter wel in cassatie tegen de uitspraak bij de Hoge Raad, zo zei Van Leeuwen. Uit principe („We vinden dat Nederland gaat over zijn buitenlandse beleid”), maar ook om de schade voor de Nederlandse deelname in het F-35-programma zo veel mogelijk te beperken.

In antwoord op Kamervragen liet het kabinet al eerder doorschemeren dat de toekomst van het distributiecentrum in Woensdrecht op het spel zou kunnen komen te staan als Nederland zich geen „betrouwbare partner” zou tonen. Daarbij suggereerde het kabinet zelfs dat Nederland uit het F-35-programma zou kunnen worden gegooid.


Lees ook
Waarom Woensdrecht een spilfunctie heeft bij de F-35’s voor Israël

Luchtopname van de vliegbasis Woensdrecht. Deze vliegbasis bij het West-Brabantse dorp speelt een cruciale rol bij de bevoorrading en het onderhoud van de Israëlische F-35’s.

Een dergelijk horrorscenario lijkt vooralsnog voorbarig, al was het maar omdat Israël niet verstoken zal blijven van reserve-onderdelen voor de F-35. Tijdens een hoorzitting in het Amerikaanse Congres afgelopen december liet de directeur van het F-35-programma, generaal Michael Schmidt, weten dat de VS alles op alles hebben gezet om Tel Aviv te voorzien van voldoende reserve-onderdelen. Als dat niet langer via Woensdrecht kan, dan zullen de Amerikanen rechtstreeks aan Israël leveren.

Intussen is het afwachten hoe Tel Aviv reageert op de uitspraak van het hof. Nederland heeft een aantal belangrijke bestellingen van Israëlisch militair materiaal uitstaan, waaronder PULS-raketartillerie en het Iron Fist-afweersysteem voor CV90-pantserwagens. Wellicht heeft Mark Rutte dit ook ter sprake gebracht bij premier Netanyahu.

Met medewerking van Clara van de Wiel