‘Financiën is alles.” In drie woorden vatte Pieter Omtzigt dinsdagavond onbedoeld de geloofsdoctrine van Nederland samen. Hij had het bij talkshow Humberto over het klappen van de formatie, dat hij zelf overigens liever omschreef als „het einde van deze formatieronde”. De reden dat hij nu niet door kon, zei Omtzigt, waren de financiële tegenvallers waarover hij te laat was geïnformeerd. Het werd niet duidelijk wat de kern van het probleem was: de tegenvallers zelf, het te laat ontvangen ervan, of de laconieke reactie van de formatiepartners op de tegenvallers. Wel duidelijk was dat Omtzigt de financiën heel serieus neemt: die zijn dus alles. „Er zijn nog wat medisch-ethische dingen of zo, maar financiën is heel belangrijk.”
Dat is zeker waar, in Nederland. Geld wint het hier altijd van moraal, of waarden, of hoe je het ook wil noemen. Nederlanders liggen doorgaans in katzwijm voor de minister van Financiën. Hoe strenger hoe beter; niets maakt mensen geiler dan een hand op de knip.
Over dit primaat van het geld is vaak amper discussie. Vanwege de financiën móést er nu eenmaal ingrijpend bezuinigd worden onder Rutte II, ongeacht de sociale gevolgen. Vanwege de financiën hadden de Groningers maar te accepteren dat de grond onder hun huizen werd leeggetrokken. Vanwege de financiën moeten universiteiten wel steeds meer buitenlandse studenten aantrekken, ook als er voor de Nederlandse nu al geen kamers meer zijn. Vanwege de financiën is het niet meer dan logisch om grote aantallen arbeidsmigranten laagbetaald werk te laten doen, ook al leidt dat tot uitbuiting van de migranten en tot woningtekort en frictie in de wijken waar ze terechtkomen.
Alleen de direct gedupeerden protesteren doorgaans tegen de dominantie van de financiën, de rest van de Nederlanders begrijpt het wel. Financiën is de taal die ze spreken. Misschien dacht Omtzigt: de mensen snappen het als ik dit tot een breekpunt maak, niemand wil een kabinet dat blundert met de financiën. Het kan verklaren waarom hij dáárover begon, en niet over het feit dat Wilders een antidemocraat is, hoofd van een ledenloze partij die moslimhaat „in het dna” heeft en jarenlang ongrondwettelijke voorstellen deed.
Maar misschien speelt er nog iets. Al eerder is gebleken dat Omtzigt graag houvast zoekt bij cijfers en procedures. Is beleid onwettig of financieel ongezond, dan heeft hij iets objectiefs in handen om zijn positie mee te schragen. Maar Wilders was zo slim geweest om zijn meest flagrante pogingen tot rechtsstaatschending in te trekken. Hij was zijn formatiepartners zelfs „op de Grondwet al helemaal tegemoetgekomen”, aldus een betrokkene tegen het AD – een bizarre zin, maar dat terzijde. Ondertussen bleef Wilders zijn gebruikelijke democratie-ondermijnende dingen twitteren, zoals een cartoon waarin hij naast Trump staat te duwen tegen de golven van het ‘globalisme’. Kennelijk staat hij graag naast Trump, de man die zijn kiezers ophitste tot een stormloop op het parlement.
Dit soort tweets past helemaal in Wilders’ oeuvre, dat bestaat uit vijanddenken, haat zaaien en heulen met antidemocraten. Het staat haaks op het ‘democratisch ethos’, zoals CDA-leider Henri Bontenbal het noemt. Maar dat ethos kun je niet meten, je kunt het niet tellen, je kunt het niet toetsen aan de Grondwet. De impact van Wilders’ verdachtmakingen, scheldpartijen en bizarre ongrondwettelijke voorstellen kun je niet objectief vaststellen. Dus wanneer trek je dan een grens, als liefhebber van cijfers en procedures?
Het handige aan financiën is dat je een meetbaar feit hebt om je achter te verschuilen. Maar Omtzigt faalde op twee manieren in zijn poging. Hij faalde in zijn eigen doelstelling, want zijn verhaal bleef vreselijk vaag en daardoor onbegrijpelijk. Het meetbare feit viel voor het publiek niet te meten omdat het vertrouwelijk was. Hij faalde daarnaast in het verdedigen van de democratische en rechtsstatelijke principes waar naar verluidt een deel van de NSC-fractie wel erg aan hecht. En dat terwijl die principes juist nu zo dringend verdedigd moeten worden.
Bij deze formatie mis je een volwassene in de kamer, iemand die snapt wat er op het spel staat. Iemand die zegt dat niet ‘alles financiën’ is: dat de basis van een democratie bestaat uit dingen die niet meetbaar zijn, maar misschien wel nóg belangrijker zijn dan geld. Dat ook dat wat je niet kunt tellen, telt.
Het was een goede week voor de armoedebestrijding. Donderdag maakten het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), statistiekbureau CBS en budgetinstituut Nibud bekend dat er in Nederland een kleine 540.000 mensen in armoede leven – en niet 800.000, zoals het CBS vorig jaar nog meldde. Waaraan is deze forse daling te danken: succesvol kabinetsbeleid, een bloeiende economie of doortastende gemeentes? Nee, het is dankzij een nieuwe rekenmethode dat het percentage armen in Nederland gedaald is tot 3,1 procent van de bevolking. Deze methode zal voortaan leidend zijn voor de politiek.
De cijferinstituten kijken vanaf nu niet alleen naar het inkomen van mensen, maar ook naar hun werkelijke kosten voor wonen en energie. Alleen wie na de uitgaven aan deze vaste lasten te weinig geld overhoudt voor de overige noodzakelijke uitgaven, leeft in armoede. Los van de vraag of hier met een boekhoudkundige ingreep een deel van het probleem wordt weggetoverd, benadrukken SCP, CBS en Nibud dat de armoede in Nederland de afgelopen vijf jaar dieper is geworden (44 procent van de armen zit meer dan 20 procent onder de armoedegrens), dat er meer werkende armen zijn en dat er voor veel mensen maar weinig hoeft te gebeuren om ze onder de armoedegrens te duwen.
Reden genoeg dus voor de overheid om armoedebestrijding nog steeds serieus te nemen. Uit een aantal artikelen dat NRC de afgelopen week publiceerde, werd duidelijk dat er ondanks goede bedoelingen nog zaken te verbeteren vallen. In de Rotterdamse buurt Schiebroek-Zuid bijvoorbeeld stapelen de problemen zich op. Woningen bevatten schimmel en asbest en hadden allang gesloopt moeten worden, voor oudere tieners is niets te doen, de voedselbank verdween en er is criminaliteit en drugsoverlast. Desondanks blijft de gemeente mensen uit kwetsbare groepen in deze buurt huisvesten. Dat komt doordat Schiebroek-Zuid in een van de rijkste stadsdelen van Rotterdam ligt: Hillegersberg-Schiebroek – en daarvan houdt de gemeente de cijfers bij. Zo verdwijnen de problemen van Schiebroek-Zuid uit de statistieken door de welvaart en het welzijn van de buren.
Over mensen die leven in armoede, dichtte de Duitse schrijver Bertolt Brecht in zijn Dreigroschenoper (1928): ‘Denn die einen sind im Dunkeln/Und die anderen sind im Licht./Und man siehet die im Lichte/Die im Dunkeln sieht man nicht.’ Dat is in deze arme buurt in Rotterdam dus vrij letterlijk het geval. NRC vond in totaal 25 van zulke ‘vergeten buurten’ waar de leefbaarheid negatief afwijkt van de omgeving. Hier ligt een taak voor de betreffende gemeentes: zorg ervoor dat meetmethodes en rapportages nauwkeurig genoeg zijn om licht te werpen op armoede overal waar die zich voordoet.
Meten is weten, maar hoe kan vervolgens het beste actie worden ondernomen? Carola Schouten (ChristenUnie), in het vorige kabinet minister voor Armoedebeleid, lanceerde in 2022 de ‘Aanpak geldzorgen armoede en schulden’. De landelijke overheid zou zo nodig toeslagen verhogen en ervoor zorgen dat meer mensen vanuit de bijstand aan het werk kwamen. Het maatwerk moest echter geleverd worden door de gemeentes, was haar idee.
Nu ze burgemeester van Rotterdam is geworden, kan Schouten daar haar college inspireren. Uit het interview dat wethouder Natasha Mohamed-Hoesein (Armoedebestrijding, Denk) gaf aan NRCsprak helaas weinig daadkracht. Bewoners in Schiebroek-Zuid hebben behoefte aan een buurthuis, maar moeten het doen met twee kantoortjes van een welzijnsorganisatie. Als ze meer willen, moeten ze bij de juiste instantie een officieel verzoek indienen, aldus de wethouder – die verder veel verwacht van influencers op social media en een digitaal loket voor alle armoederegelingen dat in 2025 open gaat.
Of hiervan een heilzame werking uitgaat, valt nog te bezien. Uit de rondgang van NRC door de buurt blijkt dat de mensen die zich willen inzetten voor de leefbaarheid van hun wijk moeite hebben om met de gemeente te communiceren. Zij weten de gemeente niet te bereiken, en de gemeente bereikt hen niet. Zo gebeurt het dat initiatieven die jarenlang naar tevredenheid lopen opeens ophouden te bestaan, omdat de voedselbanken worden gereorganiseerd of omdat welzijnswerk opnieuw wordt aanbesteed en door een grote partij wordt binnengehaald.
Het budget voor armoedebestrijding in Rotterdam en elders is niet onbeperkt. Het is logisch dat gemeentes hun geld doelmatig willen besteden, maar daarvoor is het juist van belang om te weten waaraan behoefte bestaat. Gemeentes doen er dus goed aan te luisteren naar wat mensen zeggen die leven in kwetsbare wijken, om daarna zo creatief mogelijk met hun wensen aan de slag te gaan.
Het is tien uur ’s ochtends, maar Jasmin Paris heeft er al een halve dag op zitten. Om vijf uur is ze opgestaan voor een ochtendtraining in de Schotse heuvels nabij Edinburgh, waar ze met haar gezin woont. Na het ontbijt heeft ze haar kinderen afgezet bij school en crèche en is ze op de fiets gesprongen voor een rit van drie kwartier. En nu zit ze achter een kop koffie in een laboratorium van de Universiteit van Edinburgh, waar ze werkt als diergeneeskundig onderzoeker.
Welkom in het leven van ultra-atleet Jasmin Paris (40), waarin zo’n beetje iedere minuut gevuld is met werk, gezin of training. In maart van dit jaar ging haar naam de wereld over toen ze er in slaagde de Barkley Marathons uit te lopen, een beestachtig zware (en tamelijk bizarre) race in de Amerikaanse staat Tennessee. Ze bereikte de finish met nog 99 seconden te gaan tot de tijdslimiet van zestig uur. Maar de reden voor al die aandacht was een andere: ze was de eerste vrouw ooit die de wedstrijd uitliep – iets wat door de organisatoren decennia lang voor onmogelijk was gehouden.
Het duurde even om een afspraak te krijgen met Paris. Na haar triomf in ‘Barkley’, zoals ze de race zelf noemt, werd ze overspoeld door mediaverzoeken. En dan is er nog dat hyperefficiënte leven. Zou de interviewer niet naar Hoek van Holland willen komen, zo luidde een aanvankelijk voorstel, wanneer ze daar eind juni met haar gezin op doorreis was? Dan had ze drie kwartier beschikbaar „terwijl we de hond uitlaten op het strand bij de veerboot”.
Onverbiddelijke tijdslimiet
Om te begrijpen hoe bijzonder Paris’ prestatie is, eerst eens wat meer over de Barkley Marathons – volgens velen de zwaarste ultraloop ter wereld. Deze jaarlijkse wedstrijd is omgeven door geheimzinnigheid, maar je zou het misschien het best kunnen omschrijven als een kruising tussen een bivak, een meervoudige marathon en een monstertocht door het hooggebergte. Met minimale middelen en een onverbiddelijke tijdslimiet.
De wedstrijd is het geesteskind van Gary ‘Lazarus Lake’ Cantrell, een excentrieke oud-trailrunner met een lange grijze baard. Ieder jaar in maart of april – de datum blijft altijd geheim – verzamelen veertig atleten zich in Frozen Head State Park, een door God en iedereen verlaten gebied in het oosten van Tennessee. Toelating vindt plaats op basis van ballotage: aspirant-deelnemers betalen 1,60 dollar en moeten hun aanmelding toelichten in een essay. Wie is uitverkoren, ontvangt een persoonlijke condoleancebrief van Lazarus Lake: „Tot mijn grote spijt moet ik u mededelen dat u bent geselecteerd voor de Barkley Marathons.”
De precieze lengte van de race is een punt van discussie. Officieel bestaat het parcours uit vijf keer een lus van 20 mijl (32 kilometer), afwisselend met de klok mee en tegen de klok in. In werkelijkheid bedraagt de afstand eerder een kilometer of veertig, zeggen deelnemers – bijna een marathon. Om en nabij tweehonderd kilometer hardlopen dus.
Het parcours van Barkley voert nauwelijks over gebaande paden, gebruik van gps is strikt verboden. Bij wijze van stempelpost moeten deelnemers pagina’s scheuren uit langs de route verstopte boeken – en deze bij doorkomst in het basiskamp aan Lazarus Lake overhandigen. Verzorging langs het parcours is niet toegestaan; de ravitaillering bestaat uit een handjevol jerrycans water langs het parcours.
Jasmin Paris en haar hardloopschoenen.
Foto’s: Robert Ormerod
En dat is nog niet alles. Het weer in Frozen Head State Park is onvoorspelbaar, zeker in maart of april, de hellingen zijn loeisteil en door de dichte begroeiing zijn er amper oriëntatiepunten. In vijf rondes moeten de deelnemers bovendien 16.000 meter aan hoogteverschil overbruggen, wat gelijk staat aan twee keer Mount Everest.
Die combinatie – terrein, hoogtemeters, navigatie, weer – zorgt ervoor dat zelfs de meest ervaren ultra-atleten al gauw zeven à acht uur nodig hebben voor de eerste ronde – en dat loopt gedurende de race steeds verder op. Je rent aan één stuk door: voor slaap is geen tijd, wil je binnen de limiet finishen.
In de documentaire The Race That Eats Its Young (2014) vertelt Lazarus Lake met sardonisch genoegen hoe hij jaarlijks nieuwe elementen toevoegt om de race nóg zwaarder te maken, zoals een venijnige klim met doornstruiken. Barkley Marathons, zo zegt hij, „zoekt precies de grens op van wat menselijk mogelijk is”. Het gevolg: in de bijna veertig jaar van zijn bestaan wisten slechts twintig atleten de wedstrijd uit te lopen.
En daar zat, tot dit jaar, geen enkele vrouw tussen.
Sneller dan de mannen
Jasmin Paris (1984) belandde in de ultrawereld via het bergwandelen. Ze groeide op in het Peak District, een natuurgebied nabij Manchester. Haar ouders waren fanatieke wandelaars: toen ze nog geen jaar oud was, werd ze al „de halve Andes doorgezeuld”, vertelt ze in haar laboratorium.
Ze was als tiener „een behoorlijk actief persoon”. Als ze na paardrijles geen lift kon regelen, legde ze de vijf kilometer van de manege naar huis rennend af. „Met al mijn paardrijspullen nog aan.” Later ging ze met haar broer naar de Alpen, op lange wandeltochten – het liefst buiten het seizoen. Proviand mee voor tien dagen, slapen onder de blote sterrenhemel of, als er nog veel sneeuw lag, in de winterruimte van een hut. „Alles wat ik nadien heb gedaan, is geworteld in die vroege jaren die ik buiten heb doorgebracht.”
Pas na haar afstuderen als dierenarts – ze liep al tegen de dertig – begon Paris ook met rennen. Een collega-dierenarts zei dat ze eens mee moest meedoen aan een fell race, een hardlooptocht langs de toppen van het Peak District. „Daar ontdekte ik een wereld waarvan ik het bestaan niet kende. Met mensen die waren zoals ik, die het leuk vonden om zo hard mogelijk een heuvel op en af te rennen.”
Paris bleek een groot talent te hebben voor trail running – lange tochten over onverharde paden, met veel klimmen en dalen. Haar doorbraak beleefde ze in 2015, toen ze in één jaar recordtijden liep in maar liefst drie Britse fell races. In één daarvan – Ramsay’s Round in Schotland – verbrak ze het algehele record, dus ook dat van de mannen.
Vier jaar later wist Paris, inmiddels moeder geworden, ook buiten de ultrawereld de aandacht te trekken. Ze nam deel aan de beruchte Spine Race, een wedstrijd van 351 kilometer in hartje winter over de Pennine Way in Noord-Engeland. Paris verbrak het mannenrecord met meer dan twaalf uur – terwijl ze onderweg melk kolfde voor haar dochter.
Meedoen aan Barkley was een logische volgende stap. Toch duurde het nog een paar jaar voordat ze er klaar voor was, zegt Paris. „Toen mijn tweede kind bijna een jaar oud was, wist ik het ineens zeker: ik ga het doen. Je moet echt op dat moment wachten. Als je niet volledig toegewijd bent, red je het niet.”
In 2022 reisde Paris voor het eerst af naar Tennessee. Ze voltooide drie rondes. Het jaar daarop liep ze vier rondes – maar de laatste was buiten de tijdslimiet. Dit jaar móest het gebeuren, wist Paris – en op de een of andere manier voelde ze ook dat het zou lukken.
Hoe train je voor zoiets als Barkley?
„Gewoon, wat ik normaal ook doe hier in de heuvels. Alleen nam mijn trainingsvolume toe naarmate de wedstrijd naderde. Ik rende tussen de 150 en 160 kilometer per week. Dat deed ik ’s ochtends voor ik naar m’n werk ging. Aan het einde van de dag, voordat ik de kinderen ophaalde, pakte ik nog veertig minuten krachttraining mee in de sportschool. In het weekend kon ik wat langere trainingen doen, loopsessies van drie à vier uur.”
„Omdat ik wist dat er veel geklommen moest worden bij Barkley, ging ik meer bergop trainen. Ik ben een keertje op een vrijdag om middernacht opgestaan om zeven à acht uur lang dezelfde heuvel op en af te rennen. Het was hartje winter, het regende keihard en aan de voet van de heuvel was het ongeveer 1 graad Celcius, dus ik wist dat er boven sneeuw zou liggen. Ik rende van de regen door de natte sneeuw naar de sneeuw – en weer terug. Zeventien keer heb ik dat gedaan. Het werd die nacht steeds kouder en tegen de tijd dat het ochtend werd, waren alle heuvels wit.”
Je dacht niet: wat is dit voor waanzin?
„Het voelde krankzinnig, maar het was ook leuk. Het gaf me het gevoel dat ik klaar was voor Barkley. Bring it on.”
Waar kwam dat gevoel vandaan: het zit goed dit jaar?
„Dat weet ik niet precies. Ik voelde me gewoon fit. Sinds een ongeluk op mijn zeventiende heb ik geen rechterkruisband meer, maar die knie voelde stevig en betrouwbaar in de afdaling. Ik geloofde in mezelf. Bovendien dacht ik: ik kan dit niet ieder jaar blijven doen. Het was mijn derde Barkley. Ik heb de mogelijkheid dat ik hem niet zou uitlopen, gewoon niet toegelaten in mijn hoofd.”
Twee dingen vallen op aan Jasmin Paris als je haar voor het eerst ontmoet. Het eerste is haar verschijning. Anders dan je zou verwachten, heeft ze niet de tengere, uitgemergelde fysiek van een langeafstandsloper. Stevig en gespierd oogt ze – trailrunners moeten vanwege het vele klimwerk ook beschikken over kracht. Ze lopen met wandelstokken.
Het tweede wat opvalt is haar manier van praten: met een combinatie van verlegenheid en beslistheid. Paris lijkt niet iemand die van nature het hoogste woord voert, maar uit wát ze zegt, spreekt een groot zelfvertrouwen. Ze lijkt precies te weten wat ze wil – en wat ze aan zichzelf heeft.
Barkley marathons, de zwaarste ultraloop ter wereld
Hoe verloopt de navigatie tijdens de Barkley Marathons?
„Je krijgt een kompas en een kaart. Daar moet je zelf de route op tekenen. Het is niet zo’n heel goede kaart.”
Hoe weet je de route? Je krijgt aanwijzingen van Lazarus Lake, toch?
„Eh, ja. Hij geeft je de route van tevoren. Maar niet erg lang van tevoren. Een dag ofzo.”
Zijn aanwijzingen schijnen notoir vaag en poëtisch te zijn.
„Ja.”
Is dat deel van het geheim van Barkley?
„Ik wil er liever niet te veel over zeggen. De navigatie is moeilijk, de kaart niet heel gedetailleerd en de route ken je niet totdat je hem gelopen hebt. Online is er niets over te vinden. Je krijgt een heel basic, goedkoop horloge mee, dat op 00.00 staat bij de start en na vierentwintig uur weer terug gaat naar nul. Alle andere functies zijn uitgeschakeld.”
Op woensdag 20 maart 2024, om 05:17 uur ’s ochtends, ging Paris samen met de andere deelnemers op weg. Nog zo’n kwelling van Barkley: alleen ‘Laz’ Lake weet hoe laat de start precies is. Op ieder moment tussen middernacht en twaalf uur ’s middags kan hij op een hoornschelp blazen, waarna de lopers nog precies een uur de tijd hebben om zich te melden bij een geel hek in het basiskamp – het begin- en eindpunt van iedere lus. Het officiële startsein is een door Laz aangestoken sigaret.
De eerste drie rondes van dit jaar, vertelt Paris, gingen een stuk sneller dan in haar eerste twee edities. „We liepen in een groepje, en dan kun je het boeken zoeken onderling verdelen. Je komt er ook sneller achter als je een vergissing gemaakt hebt in de route.”
Op de bergkam voor me zag ik een groep mensen in zwarte regenjassen. Sinister, tot ik besefte dat ik hallucineerde
In de vierde ronde liep Paris samen met Jared Campbell, die de Barkley al drie keer eerder voltooide. Ze lag nog steeds op koers voor de tijdslimiet, al kon ze tegen die tijd al niet meer goed eten en was ze continu misselijk. Met nog dertien en een half uur op de klok keerde ze terug in het basiskamp – het ging spannend worden.
„Ik was er vrij beroerd aan toe toen ik aan ronde vijf begon. Ik dwong mezelf een rijstpudding te eten, maar moest vrijwel meteen overgeven. Ik zei tegen Laz: ik ga maar weer. Strompelend vertrok ik, terwijl ik nog een banaan probeerde te eten. Al rennend begon ik me weer beter te voelen. Ongeveer halverwege maakte ik een fout met navigeren, waardoor ik twintig minuten verloor – een enorme hoeveelheid tijd.”
In die laatste ronde sloeg bij Paris een fenomeen toe dat voor ultralopers maar al te bekend is. „Op de bergkam voor me zag ik een groep mensen in zwarte regenjassen. Aanvankelijk was ik nogal verrast, want je mag in dat deel van het park helemaal niet buiten de paden wandelen. Het was ook enigszins sinister. Totdat ik me realiseerde dat het hallucinaties waren.”
Zeggen mensen wel eens: wat jij doet is krankzinnig?
„Mijn collega’s op de universiteit denken wel ik dat ik een beetje bonkers ben, op een liefdevolle manier dan. Ultraloper worden is iets dat stapsgewijs gebeurt. Veel mensen denken: zo’n lange afstand, dat kán ik helemaal niet. Dan blijkt dat ze het wél kunnen. Vervolgens doen ze een nóg langere afstand. Enzovoort. Veel mensen denken bij ultralopen aan zo hard mogelijk rennen. Maar hele stuken wandel je gewoon, zeker bergop. Je hebt tijd om te eten en met mensen te praten. Het niet zo afschuwelijk als mensen denken.”
Is ultralopen wel goed voor je lichaam?
„Ik ren nooit op verharde wegen, en het terrein gaat op en neer. Dat zorgt ervoor dat je niet steeds dezelfde belasting hebt op je lichaam. Dus ja, ik denk dat het goed voor je is.”
Het duurde drie maanden voordat je lichaam helemaal hersteld was, zei je eerder. Kun je dan wel volhouden dat het goed voor je is?
„Die drie maanden is de tijd die het kost om van de diepe vermoeidheid af te komen. En ik denk dat de meeste mensen nooit op het punt komen waartoe ik mezelf gepusht heb bij Barkley. Je kunt goed herstellen.”
Zo lang rennen zonder slaap, is dat niet ongezond?
„Volgens mij niet. Ik heb in de loop der tijd beter leren omgaan met slaaptekort. Ik ben meer gewend aan hallucinaties, ben beter geworden in mezelf wakker houden, door caffeïnekauwgom of door mijn hoofd in koud water te hangen. In de evolutie van de mensheid hebben we vroeger veel langere afstanden gerend. We trokken rond, bewogen een stuk meer. Uiteindelijk is ultralopen gewoon bewegen.”
Bovenop de laatste klim had Paris nog precies één uur tot de tijdslimiet – en was ze er nog steeds van overtuigd dat het ging lukken. „Maar toen ik in het dal van het basiskamp kwam, waren er nog minder dan 10 minuten over. Op dat moment dacht ik voor het eerst: misschien ga ik het niet halen. Dat was een vreselijke gedachte.
„Ik heb mezelf gedwongen om te blijven rennen, ook al schreeuwde alles in mijn lichaam: stoppen! Ik zag alleen nog maar dat gele hek, alles eromheen was wazig. Ik rende ernaartoe. Óf ik zou flauwvallen, óf ik zou het redden. Op de een of andere manier bleef ik doorgaan. Wat me ook voortdreef, was de gedachte dat ik dit allemaal niet nóg een keer wilde doorstaan. Op het moment zelf is het namelijk helemaal niet zo leuk.”
Op de beelden die later viraal gingen, zie je Paris aankomen bij het gele hek, met een combinatie van strompelen en rennen. Holle ogen, lijkbleek. Het publiek joelt uitzinnig. Zodra ze het hek heeft aangeraakt, zijgt ze ineen. De klok staat stil op 59 uur, 58 minuten en 21 seconden.
Wist je meteen dat je het gehaald had?
„Nee. Ik was nog maar half bij bewustzijn. Ik raakte het hek aan en als ik al iets dacht was het: godzijdank, ik kan weer gewoon ademhalen. Pas een paar minuten later daalde het besef in dat ik binnen de tijdslimiet was gearriveerd, al was het maar door de reactie van de mensen om me heen.”
Ik zat na de race onder de schrammen en had een paar blauwe plekken
Hoe zag je lichaam eruit na de finish?
„Ik zat onder de schrammen en had een paar blauwe plekken. En je benen zwellen op na zo’n inspanning, meestal een paar dagen later. Maar dat was het wel zo’n beetje. Ik had wat blaren, een paar op iedere voet. En de vermoeidheid natuurlijk.”
Had je peesontsteking?
„O ja, natuurlijk. Aan één been. En op mijn andere been was ik tijdens de eerste ronde gevallen, daardoor had ik mijn binnenste knieband verrekt. Die knie had na Barkley nog zes tot acht weken nodig om weer goed te voelen.”
Na het relaas over de Barkley oogt Paris vermoeid, alsof de herinnering aan de inspanning haar opnieuw afmat. Ze zakt wat onderuit in haar stoel, laat haar hoofd in haar handen rusten.
Lees ook
‘Oerdrang naar avontuur’: 36 uur rennen in de Alpen
Dat ze de eerste vrouw was die Barkley heeft weten uit te lopen „voelde groter dan ik had verwacht”, zegt ze. „Het verhaal ging de hele wereld over. Maar het was niet mijn belangrijkste drijfveer. Natuurlijk beleef ik er plezier aan om het ongelijk van mannen te bewijzen die zeggen: vrouwen kunnen dit niet. Maar ik wilde het vooral voor mezelf doen. Dat heb je ook nodig bij Barkley, louter een externe motivatie is niet voldoende.”
Lazarus Lake heeft ooit in een interview gezegd dat Barkley „te zwaar voor vrouwen” is, omdat ze „simpelweg niet taai genoeg” zijn. Heb je het daar nog met hem over gehad?
„Hij meende dat niet echt, denk ik. Hij was overduidelijk verrukt dat ik het gehaald had. Dus nee, ik ben niet mijn gelijk gaan halen. Ik denk dat hij die opmerkingen alleen maar gemaakt heeft om vrouwen te prikkelen om het te proberen.”
Er is iets interessants aan de hand met ultramarathons: hoe langer de afstand, hoe kleiner het verschil tussen mannen en vrouwen. Regelmatig verbreken vrouwen – onder wie jij – mannenrecords. Hoe zit dat?
„Wetenschappelijk is daar nog geen sluitende verklaring voor. Wat ik wel kan zeggen: bij lange wedstrijden draait het niet enkel meer om rennen, om fysieke kracht. Het gaat minstens zo veel over wat er in je hoofd omgaat. Hoe goed kun je navigeren, eten, voor jezelf zorgen? Dat is denk ik de belangrijkste verklaring.”
Lees ook
Waarom vrouwen bij ultraraces vaker mannen verslaan
Dat klinkt als: vrouwen zijn beter in multitasking.
„Ja, misschien wel. En misschien kunnen vrouwen ook beter omgaan met slaapgebrek. Tara Dower verbrak onlangs het mannenrecord op de Appalachian Trail [een ultraloop van meer dan 3.000 kilometer waar je 40 dagen over mag doen, red.] Ze liep gemiddeld langzamer dan de snelste man, maar sliep minder en deed dus meer kilometers op een dag.”
Paris klapt haar laptop open en laat foto’s zien van Barkley. Laz die een van zijn vele sigaretten opsteekt bij het gele hek. Twee knuffels, een schaap en een koe, haar „lucky mascottes” die overal mee naartoe gaan. Jasmin op de steile beklimming bij de Rat Jaw, de enige plek aan het parcours naast het basiskamp waar publiek is toegestaan. „Dit is ronde twee, want ik lach nog.” Jasmin in het basiskamp, tussen ronde vier en vijf. „Dat is de rijstpudding die ik er meteen weer uitgooide.”
Tijdens een ultraloop, zegt Paris, „lijkt het alsof je leven in technicolor is”. In een etmaal of een paar dagen doorlopen ultra-atleten de uitersten van emoties: vreugde, verdriet, euforie, wanhoop. „Soms lijkt het alledaagse leven daarna een beetje vlak en saai. Normaal gesproken weet je niet meer wat je op die ene dinsdag twee weken geleden hebt gedaan. Maar de dag van zo’n race kun je nog tot in detail terughalen. Het is life in a day.”
Wat de toekomst precies gaat brengen, weet Paris nog niet. Op dit moment rent ze „gewoon lekker door de heuvels” in Schotland. „Even heruitvinden waarom ik het ook alweer zo leuk vind.” Een race waar ze door „geobsedeerd” is, heeft ze op dit moment niet. „Zoiets moet langzaam tot je komen, net als bij Barkley.”
Het overlijden van Liam Payne (1993-2024) werpt oude One Direction-fans terug in het 1D-tijdperk. De Britse boyband, die voortkwam uit het tv-programma X-Factor, veroverde vanaf 2010 miljoenen tienerharten met zijn zoete popmuziek. Wat was er zo bijzonder aan de groep?
One Direction was een band uit vijf, maar elke fan wist: je hebt één favoriet. Harry, Niall, Louis, Zayn of Liam.
Hanna Hosman: Wie was jouw favoriet?
Ilse Eshuis: Liam Payne. Dat was wel uitzonderlijk, want Harry Styles was het populairst. Liam was gewoontjes in de begintijd van de band. Hij droeg geruite overhemden, onopvallende kleding, en stond bekend als de verstandige van de vijf. De band had geen frontman, maar Harry was de officieuze leider van de groep. Binnen de fangemeenschap van One Direction had je voor elk van de vijf weer subgemeenschappen. Daar waren zóveel gesprekken over. Niall had bijvoorbeeld een tijd een beugel. Toen die er uit ging kreeg hij opeens véél meer fans. Daar was toen veel gedoe over: de diehards verweten de nieuwe fans dat hun bewondering ‘nep’ zou zijn.
Lees ook
De tol van de roem was hoog voor Liam Payne
HH: Die vijf werden neergezet als elk heel verschillende jongens, daar zat een idee achter. Harry stond bekend als zelfverzekerd, Niall hield van eten, Liam was de rustige, Louis deed gekke dingen en Zayn was de mysterieuze. En die verschillen werden enorm uitgevent. Je kon ook alles van ze te weten komen, dacht je, omdat ze veel online deelden. YouTube en Twitter, daarna Instagram werden in diezelfde tijd ook groot: de band was via sociale media direct binnen handbereik. Ze hadden een vlogserie, Video Diaries, korte filmpjes waarin ze flauwe grapjes maakten, over elkaar heenrolden, en er was een terugkerend personage in de vorm van een nepduif die Kevin heette.
Het was wel een beetje genant, fan zijn van One Direction
Je crush
IE: Als er een videoclip uitkwam, dan ging je letten op je crush van de groep. Ik keek zo’n filmpje dan wel vier of vijf keer, om elk moment van Liam goed mee te krijgen. Wat genant.
HH: Ja, het was wel een beetje genant, fan zijn van One Direction. Een klasgenoot had een dekbedovertrek van One Direction, dat vond ik ver gaan. Of, bijvoorbeeld, sokken met het hoofd van je favoriete bandlid. Maar waar kwam dat nou door? Het was oppervlakkig, de muziek werd niet zonder kritiek ontvangen, en eigenlijk vond ik de meeste nummers ook niet zó leuk in de drie maanden dat ik het One Direction-virus te pakken had. Ging het om de muziek, die slechte reputatie?
IE: Ik schaam me nog stééds een beetje voor het fan-zijn. En dat had ik toen ook. Justin Bieber had tenminste nog iets stoers. One Direction was alleen voor meisjes.
HH: Misschien is dat de reden dat we vonden dat het iets was om je een beetje voor te schamen.
IE: Mijn klasgenoten kregen er weinig van mee, ik droeg geen merchandise. Maar wat er toen zo bijzonder aan was, is dat er zoveel online gebeurde. Dat was iets nieuws: thuis op de computer bracht ik uren door met de band en haar fans. Die online beleving onderscheidt het One Direction-tijdperk ook van de lange traditie aan woest populaire boybands met tienerfans.
Justin Bieber had tenminste nog iets stoers. One Direction was alleen voor meisjes
HH: Er gebeurde veel in die internetwereld. One Direction was in de ‘echte wereld’ misschien een beetje suf, maar online kon je je uren verliezen in alle informatie en theorieën die fans met elkaar deelden over de bandleden. Als je twaalf bent, is dat geweldig.
HH: Hoe is One Direction in jouw leven gekomen?
IE: Onderweg naar hockey, op de fiets, wisselden we nummers uit via bluetooth. Veel stuurden we elkaar toe voor de grap. Het liedje ‘Oh oh Cherso’, bijvoorbeeld. Maar zo kwam ook het nummer ‘What makes you beautiful’ op mijn telefoon. One Direction: stom, dacht ik. Tijdens een toetsweek ging het nummer op repeat. In de hitkrant vond ik posters, op twitter bleek een hele wereld te bestaan voor fans van de band.