Kooplui, bedelaars, een everzwijn in doodsnood – Roelant Savery liet de keizer het echte leven zien

In zijn boek De procedure vertelt Harry Mulisch over een wetenschapper die de oorsprong van het leven bestudeert. Het verhaal voert langs de legendarische 16de-eeuwse keizer Rudolf II in zijn Praagse slot Hradcany, waar alchemisten dag en nacht bezig zijn met hun kolven en retorten om het geheim van de schepping te ontraadselen. Ook in werkelijkheid was Rudolf een keizerlijke dromer, die zich identificeerde met Orpheus, en alles verzamelde wat zijn gretige belangstelling wekte. Alleen staatszaken boeiden hem matig – uiteindelijk zette zijn jongere broer hem af, en sloot hem op in zijn slot.

Tegen die tijd had de keizer al wel de beroemdste wetenschappers en kunstenaars om zich heen verzameld in zijn Praagse paradijs. Zijn menagerie telde honderden soorten dieren, zijn tuinen stonden vol fonteinen en mechanische beelden. Zijn privémuseum was het grootste ooit bijeengebracht, vol kunst en kostbare rariteiten. Van nature overgevoelig, had Rudolf er voor gezorgd dat de wereld naar hem toekwam, zo ver hij die verdroeg. Hij was een groot kunstliefhebber, en daarbij was hij een verlichte geest die omstreden denkers uit zijn tijd onderdak bood en zowel de protestanten als de joden in zijn rijk met rust liet. .

Naar het leven

Een van de mensen die Rudolf in huis haalde was de Zuid-Nederlandse kunstenaar Roelant Savery, die ruim tien jaar aan het Praagse hof doorbracht. Er is een verzameling tekeningen van hem die ons werkelijk terugvoert naar het Praag van de vroege jaren 1600. Het gaat om de tekeningen die Savery zelf beschreef als ‘Nae t leue’; naar het leven. Zo’n tweehonderdvijftig zijn er bewaard gebleven, bescheiden schetsjes en uitgewerkte tekeningen met inkt en waterverf, aangebracht met de punt van het penseel. Drieënveertig van die tekeningen zijn nu te zien op de tentoonstelling Roelant Savery’s wonderlijke wereld in het Mauritshuis.

Savery heeft vooral naam gemaakt met zijn dier- en bloemstukken, die je daar ook kunt bekijken, maar het zijn de tekeningen die hem nog steeds tot een zeldzaam fenomeen maken. Vaak zijn ze snel gemaakt, en soms zo vervaagd dat je goed moet kijken. Maar geef je ze aandacht, en opeens zit je, samen met de kunstenaar, op een heuvel buiten Praag te kijken naar de 16de-eeuwse stad met zijn torens en het slot Hradschin.

Met de kunstenaar ben je getuige van een groepje biddende Joden in de Praagse synagoge, de Altneuschul die nog steeds bestaat. Op de achterkant van hetzelfde blad tekende Savery zijn leeftijd- en landgenoot de lakenhandelaar Pieter Boddaert, in slaap gesukkeld op een stoel. Marktkooplui, bedelaars, houthandelaren op de rivier, alles legde de kunstenaar vast. Vaak voorzag hij zijn schetsen van notities (‘vuile witte kousen’, ‘lappen’). Opvallend vaak portretteert hij zijn figuren op de rug, of van opzij, waaruit je kunt opmaken dat hij zijn modellen meestal niet om toestemming vroeg.

Roelant Savery, ‘Boslandschap met herten en civetkat’, 1616.
Particuliere collectie

Maak me een Brueghel

Wat deed deze Ed van der Elsken anno 1610 aan het hof van de kunstlievende keizer? Waar woonde hij en hoe was zijn relatie tot de keizer? Zat hij werkelijk aan de keizerlijke eettafel, tussen Kepler en Tycho Brahe met zijn broodheer te converseren over de bron van alle leven, zoals Mulisch het beschreef?

Bijna alles is speculatie op dit terrein, maar het vermoeden bestaat dat Rudolf de kunstenaar uit de Lage Landen had uitgenodigd als de beste vertegenwoordiger van de stijl van Pieter Bruegel. Als de keizer het origineel niet kon krijgen, dan wou hij iets wat daarop leek. Savery’s tekeningen zijn ook lang aan zijn Vlaamse voorganger toegeschreven.

Savery haalt het niet bij Bruegel maar je snapt de link. Vaak heb je de indruk dat hij in opdracht werkte: ‘Maak me een Bruegel’. En de kunstenaar gehoorzaamde, in het kwadraat. Dansende dorpelingen, vogels in de lucht, dieren in een landschap, sommige van zijn schilderijen puilen zo uit van de levende have dat je oog er op uitglijdt. Zelfs zijn bloemstillevens krioelen van de beestjes. Zoals Rudolf de wereld binnen zijn muren haalde, zo putte Savery zich uit om de hele wereld in zijn schilderijen te proppen. Te veel, te veel, mompelt de moderne kijker.

Maar beperk je blikveld tot een enkele figuur en dan zie je hoe raak hij die beestjes, net als de bloemen, vaak neerzette. Een everzwijn in doodsnood, een civetkat die ons beloert. Hoogtepunt onder Savery’s dierenportretten is een olifant die zich schuurt tegen een boom. Zo’n dier observeerde hij met een intense aandacht en empathie, die in de verte aan Rembrandt doet denken.

De rotsen van Tirol

Rembrandt was ook, decennia later, de trotse bezitter van een groep tekeningen die Savery maakte in de bergen van Tirol. De groep dateert uit circa 1607 toen keizer Rudolf al in een benarde positie verkeerde. Onlusten tussen protestanten en katholieken, aanvallen van de Turken, aanhoudende plunderingen en schermutselingen in dat grote complexe rijk; toen al werd Hradschin een schuilplaats. En zo stuurde hij Roelant Savery eropuit, naar Tirol, ruim vijfhonderd kilometer ten zuidwesten van Praag, om hem de bergen en watervallen te geven die hij zelf niet kon bezoeken.

Die tekeningen behoren tot het mooiste en meest eigene dat Savery heeft gemaakt. Afgebroken boomstammen, krakkemikkige bruggetjes, razende beken. Ook hier tekende hij zichzelf af en toe in zo’n landschap vol vergroeiingen en formaties die soms de vorm aannemen van gezichten. Dreigend eerder dan lieflijk. Het zijn de eerste echte rauwe landschaps-weergaven uit de westerse kunstgeschiedenis.

Hoe keek de keizer naar die tekeningen? Gaven ze hem rust, prikkelden ze zijn verbeelding zoals wij ze ervaren? Of waren de rotsformaties een echo voor zijn steeds zwaardere aanvallen van melancholie?

Weten we allemaal niet. We moeten het doen met onze verbeelding, geholpen door die van een oude kunstenaar met zijn tekenspullen, ruim vier eeuwen geleden, ver van huis.

Roelant Savery’s Wonderlijke Wereld, Mauritshuis Den Haag, t/m 20 mei. info: mauritshuis.nl