Het was elke keer spannend of het zou lukken. De reizende tentoonstelling Lage Landen, met veertig schilderijen uit (het depot van) het Rijksmuseum, zou in 2018 aftrappen in Museum Het Markiezenhof in Bergen op Zoom. Maar beveiliging en klimaatbeheersing waren nog niet op orde, de tentoonstelling begon zijn rondreis in Stedelijk Museum Zutphen. Pas daarna ging Lage Landen verder, naar Hoorn, Harlingen, Bergen op Zoom en Gouda.
Vijf jaar later, in 2023, had Bergen op Zoom wél „de eer om Hete Vuren landelijk te openen”, zoals het museum schrijft in een evaluatie van de tentoonstelling – waarmee het museum uiteindelijk de helft van zijn jaarlijkse bezoekcijfers binnen zou halen. Hete Vuren is de vierde en laatste reizende tentoonstelling van de reeks Schatten uit het Rijks, met als thema de vier elementen: aarde (Lage Landen), water (Koele Wateren), lucht (Hoge Luchten) en vuur (Hete Vuren).
Deze keer was de organisatie kantje boord. Museum Het Markiezenhof „verkeert al sinds eind 2020 in zwaar weer in verband met de stevige bezuinigingsplannen van de gemeenteraad”, aldus de evaluatie. Tijdelijke contracten waren niet verlengd, dat Hete Vuren doorgang vond „was dankzij de volhardendheid van vijf vaste medewerkers en de geweldige inzet van de vrijwilligers”. Eén schilderij ontbrak helaas, dat was te groot voor het museum. Maar de publiekstrekker was er wel, Tweeërlei spel van Jan Steen.
Rij voor de deur
Aantal bezoekers in de vier maanden dat de tentoonstelling duurde: 16.605. Dat was meer dan de helft van het totale aantal bezoekers van het museum in 2023: 29.000.
Momenteel hangen de 33 schilderijen van Hete Vuren in Zutphen. Directeur Paulo Martina verwacht 40.000 bezoekers. Het loopt storm, zag hij vanmorgen toen hij vijf minuten na de opening van het museum nog even een rustig rondje door de tentoonstelling wilde lopen. „Het was al vol, ongelooflijk. En dit weekend stond er voor de opening al een rij voor de deur.” Het museum overweegt te gaan werken met tijdslots.
M5 noemden ze zichzelf, vijf middelgrote musea die in 2016 aanklopten bij het Rijksmuseum met het idee van reizende tentoonstellingen. Directeur Taco Dibbits van het Rijksmuseum zei meteen ‘ja’, „het Rijks is van heel Nederland”, vindt hij.
Sindsdien hebben de deelnemende musea – M6 sinds het Limburgs Museum in Venlo erbij kwam – regelmatig meer publiek dan ooit. Nu de laatste tentoonstelling rondreist, is de vraag: wat zijn de lessen uit dit bijzondere experiment?
1. Bekende namen doen er toe (en radiospotjes).
„Mensen komen af op ‘Rijksmuseum’, zo is het gewoon”, zegt Paulo Martina. Projectleider Gerard de Kleijn (in 2016 directeur van Museum Gouda): „Amsterdam, dat is ver weg, te druk of te duur. Ook letterlijk hè: de reis duurt zo twee uur – en met een treinkaartje en een entreekaartje zit je dan op vijftig of zestig euro.”
Niet alleen ‘Rijksmuseum’ trekt publiek, ook ‘Jan Steen’, ‘Gerard Dou’ of ‘Jozef Israëls’. Het zijn misschien niet hun topstukken die worden getoond – de schilderijen komen uit depot – maar bekende namen uit de Nederlandse kunstgeschiedenis zijn het wél. Dus worden ook zij genoemd in de radiospotjes, die de beste manier van promoten bleken. De Kleijn: „We deden eerst ook tv en kranten, maar die zijn eenmalig. Radiospotjes worden herhaald, je hoort ze in de auto en denkt: hé, dat is bij ons.” Voor Het Hannemahuis in Harlingen sprak museumdirecteur Hugo ter Avest zélf een radiospotje in. De Kleijn: „Dan is de herkenning dus maximaal.”
2. Het concept trekt meer en andere bezoekers.
De helft van de bezoekers heeft een Museumkaart. Maar ook zij waren lang niet altijd in precies dit museum geweest. Paulo Martina: „Zelf woonde ik ooit vlak bij het Anne Frank Huis. Maar ik ging er pas naartoe nadat ik was verhuisd – dát effect.” En er komen speciaal voor deze tentoonstellingen ook mensen die zelden of nooit een museum bezoeken. Gerard de Kleijn: „Dagjesmensen die op het plein voor het museum een banier zien hangen met daarop ‘Schatten uit het Rijks’. En die dan nieuwsgierig worden.” Daar kun je kritiek op hebben – bezoekers worden gelokt met bekende namen – maar ze bezochten nu wel een regionaal museum dat ze anders wellicht niet hadden opgemerkt.
3. Een kleine organisatie is beter.
„Het is ook een kwestie van chemie, onderling gaat het heel goed met deze zes”, zegt Paulo Martina. „En de lijntjes zijn kort, wat zou veranderen als we bijvoorbeeld met z’n tienen waren.” Gerard de Kleijn: „We zitten ook niet in elkaars vaarwater. Meer bezoekers in Gouda gaat niet ten koste van Bergen op Zoom. De geografische spreiding is belangrijk.”
Kosten worden gedeeld, jalousie de métier is uit den boze. Dat betekent bijvoorbeeld dat de musea om beurten een tentoonstelling aftrappen, waarna de anderen kijken wat ze kunnen overnemen: de omlijstingen, het uitlichten, de tekstbordjes. Kleinere musea leren van de wat grotere. En allemaal leren ze van het Rijksmuseum. Uit de evaluatie van Het Markiezenhof: „De nauwe samenwerking met de restauratoren, registrars en koerieren van het Rijksmuseum heeft de professionaliteit van het team naar een nog hoger niveau getild.”
4. Navolging is er niet, een vervolg komt wel.
De afgelopen jaren hebben een paar keer andere musea aangeklopt: kunnen we meedoen? De Kleijn: „Dat hebben we afgehouden. We hebben wel gezegd: doe het ook, begin zelf zo’n samenwerkingsverband.” Dat is tot nu toe niet gebeurd.
Een vervolg komt er intussen wel, de volgende reeks reizende tentoonstellingen begint in 2026 (Hete Vuren duurt tot mei 2025 en gaat nog naar Gouda, Venlo en Hoorn). Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits: „Het was een groot succes, daarom gaan we door met nieuwe tentoonstellingen. Maar we verklappen nog niet waarover.”
Schatten uit het Rijks: Hete Vuren, t/m 12 mei in Stedelijk Museum Zutphen. Info: museazutphen.nl
Een verschijning was hij, de Finse dirigent Leif Segerstam. Zelf vergeleek hij zijn voorkomen met dat van de Kerstman. Dat was een uiting van zelfspot, want Segerstam geloofde niet in de Kerstman, en ook niet altijd in de meerwaarde van dirigenten. Zijn eigen composities – Segerstam schreef onder andere 371 korte, ééndelige symfonieën – dienden te worden uitgevoerd zonder dirigent. Maar paradoxaal genoeg was Segerstam, die vorige week op 80-jarige leeftijd in Helsinki overleed, zelf wel degelijk een uitstekend, intuïtief en energiek dirigent. Ook in Nederland was hij meermaals te beluisteren.
Segerstam werd als violist, pianist en dirigent opgeleid aan de beroemde Sibelius Akademie in Helsinki en studeerde verder aan Juilliard in New York. Als dirigent was hij later vast verbonden aan verschillende orkesten, waaronder het Weense ORF Radio-Symfonieorkest (1975-82), het Finse RSO (1977-87), het Deens Nationaal Symfonieorkest (1988-1995), het Helsinki Philharmonisch Orkest (1995-2007) en het Turku Philharmonisch Orkest (2012-19). Internationaal was hij te gast bij de Metropolitan Opera in New York en La Scala in Milaan. Beroemd werden de integrale opnames die hij met het Helsinki Philharmonisch Orkest maakte van de zeven symfonieën van zijn landgenoot Sibelius en van de werken van de eveneens Finse Einojuhani Rautavaara.
Als componist beschouwde Segerstam zichzelf als een „toonkiezer”. Tonen en geluiden, legde hij in 2007 uit in een gesprek met NRC , bestaan volgens hem al; je hoeft ze als componist slechts op papier te zetten. Zo vond hij inspiratie in de Finse natuur, en zijn Symfonie nr. 77 ontstond in de pauzes van het WK voetbal. Ook voltooide Segerstam dertig strijkkwartetten en verschillende concerten voor viool, altviool, cello en piano.
Nog altijd verhuizen jonge Antillianen naar Nederland om te studeren, en dat zegt iets over de beperkte kansen voor creatieve makers op de eilanden. De Curaçaose beeldend kunstenaar en filmmaker Sharelly Emanuelson (1986) verhuisde na haar studies juist terug omdat ze zich naar eigen zeggen thuis voelt op de eilanden.
Misschien heeft Emanuelson geluisterd naar een vrouw van de seniorenzwemclub, die zich in haar documentaire Su Solo Y Playanan (2020) beklaagt over de braindrain van jongvolwassenen. Deze documentaire geeft een veelzijdig en soms ook ongemakkelijk beeld van de waaier aan mensen die op de Curaçaose stranden te vinden zijn: zoals rijke toeristen en lokale bewoners met weinig geld die samen een heerlijk vers gevangen vis bereiden.
In 2020 werd Emanuelson in Nederland gelauwerd met de Charlotte Köhler Prijs en de Volkskrant Beeldende Kunst Publieksprijs. In haar solotentoonstelling Between a dance and sitting in a chair in de nomadische tentoonstellingsruimte SHEBANG in Amsterdam-Zuidoost blijft haar blik nu gericht op het Caribisch gebied. Onder de paradijselijke oppervlakte van witte zandstranden en een azuurblauwe zee schuilen in haar werk voortdurend vragen over kolonialisme, toerisme en klimaat-uitdagingen.
Heftig
Centraal in de zwarte expositieruimte staat Emanuelsons jongste werk Between a dance and sitting in a chair, gelijknamig aan de expositie. Deze video-installatie toont de wapa-dans van Bonaire, die met een warmtecamera lijkt te zijn opgenomen. Tegelijkertijd zweven aan de buitenkant maskers, verwijzend naar de Maskarada, een feest dat op 1 januari op Bonaire wordt gevierd.
De kunstenaar vraagt hiermee aandacht voor het vastleggen van Caribisch cultureel erfgoed zoals dans, muziek en orale verteltradities. In het Westen ligt de nadruk juist eerder op theoretische kennis die je al zittende opdoet. Als ‘dansen’ symbool staat voor de Caribische kennis en ‘zitten’ voor de westerse kennis, dan legt Emanuelsons werk de spanning tussen die twee bloot. Ze probeert in deze expositie het gat tussen die twee te dichten, zoals ze dat ook doet in haar artistieke promotieonderzoek naar klimaat-uitdagingen op de Caribische eilanden aan de Universiteit van Amsterdam.
Een van de vragen die in de werken opduiken is: wat is het waard om te worden vastgelegd en doorgegeven? In het videowerk Ik Moet Moed Hebben zien we Emanuelson voor een schoolbord iets opschrijven. Terwijl je het krijtje over het schoolbord hoort gaan, blijft het bord leeg. Het is een verwijzing naar haar eigen jeugd, waarin het onderwijs niet in haar moedertaal Papiaments werd gegeven, maar uitsluitend in het Nederlands. Het Papiaments werd pas in 2001 (naast het Nederlands) ingevoerd als instructietaal op basisscholen.
Koloniaal
Reflecties op het koloniale verleden zijn in haar werk dan ook een onontbeerlijk thema, zoals in The Unintended Audience (2020). Emanuelson maakte deze indringende video-installatie in opdracht van Beeld & Geluid en het Nederlands Filmfestival. Ze spitte door de archieven en selecteerde zwart-witvideo’s die op zes schermen worden getoond van onder andere koningin Juliana op bezoek in het Carabisch gebied, en geromantiseerde beelden van de voormalige kolonie. In een voice-over reflecteert de kunstenaar erop hoe deze beelden zijn gemaakt voor een Nederlands publiek, en niet voor mensen van de Antillen, zoals zij.
De enige aanmerking op de expositie is dat de multimedia-installatie Siudadanos vanwege het overweldigende karakter een wat heftige binnenkomer is in de donkere tentoonstellingsruimte. Je loopt hierbij tussen twee grote, halfronde schermen die een cocon vormen en wordt overspoeld met een kakofonie van stemmen, geluiden en beelden uit Sint-Maarten. ‘Siudadanos’ betekent ‘inwoner’ in het Papiamento, en ‘kameraadschap’ in Sint-Maarten – twee veelzeggende begrippen in het werk van Emanuelson. Dit werk was beter tot zijn recht gekomen verderop in de expositie.
Between a dance and sitting in a chair is een aanrader voor wie een glimp wil opvangen van een eigentijdse blik op de Antillen – juist in de ruimte tussen dansen en zitten bloeit veel moois.
Bij zijn overlijden in 1995 publiceerden drie kranten een kort ANP-berichtje, kunstschilder Otto B. de Kat (1907-1995) was zo goed als vergeten. In de toonaangevende musea voor moderne kunst speelden zijn favoriete genres – landschap, stilleven, interieur – allang geen rol meer. Daar had hij vrede mee, zijn soort werk zou „aan betekenis winnen als veel wat zogenaamd nieuw is of actueel, alweer verdwenen is en terzijde geschoven door weer wat ander nieuws of moderns”.
Otto B. de Kat schreef het in 1975 aan zijn goede vriendin Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994). Ook zij had als kunstenaar een voorkeur voor stillevens van het eigen interieur, ook zij paste niet in de tijdgeest.
Maar nu weer wel.
Sinds deze maand hangen twee van hun schilderijen naast elkaar in de tentoonstelling Otto B. de Kat en tijdgenoten van Museum JAN in Amstelveen. Interieur met stoel (1972) heet het werk van Jeanne Bieruma Oosting. Je ziet een stoel voor open raam, door de gordijnen stroomt zonlicht, alles ademt intimiteit en nabijheid. Het fornuis (1971) van Otto B. de Kat is vooral fris en opgewekt. Een gele stoel staat half verstopt achter een zwart fornuis, op dat fornuis een knalblauwe waterketel, zonlicht maakt een vierkant op de vloer.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Jeanne Bieruma Oosting, Interieur met stoel, 1972. (Olieverf op doek, 101 x 71,5 cm.) ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Jeanne Bieruma Oosting, Interieur met stoel, 1972. (Olieverf op doek, 101 x 71,5 cm.) ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120154/data123019941-3ea6de.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/BZRnau1G5Ji-LcVMFoBFPoNTKGI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120154/data123019941-3ea6de.jpg 1920w”>Jeanne Bieruma Oosting, Interieur met stoel, 1972. (Olieverf op doek, 101 x 71,5 cm.) Foto Mick Otten
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Otto B. de Kat, Het fornuis, 1971. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Otto B. de Kat, Het fornuis, 1971. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120156/data123020012-474f7b.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/BZBWtKb1I4SsapUNT3TWJiwB414=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120156/data123020012-474f7b.jpg 1920w”>Otto B. de Kat, Het fornuis, 1971.
Direct contact
Curator Feico Hoekstra van Otto B. de Kat en tijdgenoten snapt wel waarom er weer belangstelling is voor dit soort kunst. Of eigenlijk: waarom kunst over de schoonheid van het gewone, nooit echt verdwijnt. „Het is dichtbij, het is persoonlijk, en het is prachtig. Je hebt ook geen context nodig om een ingang te vinden, er is direct contact tussen het schilderij en jou als kijker.”
Voor de tentoonstelling heeft hij zich behalve in het werk van de kunstenaars ook verdiept in de opvattingen over kunst van hun tijd – de jaren dus waarin zij minder of niet werden gewaardeerd. Wat na de oorlog een belangrijke rol speelde, schrijft hij in de catalogus: „Door de veroordeling en vernietiging van alle kunst die niet aan de normen van de nazi’s voldeed en entartet was verklaard, waarmee in de praktijk vooral abstractie, expressionisme en surrealisme werden bedoeld, kwamen traditionelere stromingen ongewild in een kwaad daglicht te staan.”
Veelzeggend is een uitspraak van Willem Sandberg (van 1945 tot 1963 directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam). Volgens hem waren grote kunstenaars „kunstenaars die ons schokken, we worden getroffen, aangegrepen, aangevuurd of afgestoten”. Zulke kunstenaars heetten Karel Appel, Constant of Corneille. Niet Otto B. de Kat, Jeanne Bieruma Oosting, Fik Abbing, Joop Sjollema of Wim Oepts – ze hangen allemaal op de tentoonstelling.
Chaotische wereld
Wat hij zelf vindt? Feico Hoekstra: „Kunstgeschiedenis is relatief, zie je hieraan. Kunstenaars die heel lang onbekend waren, worden opeens ontdekt en krijgen weer een plekje. Toch was deze onderstroom er de hele tijd, het is werk van hoge kwaliteit en het is altijd goed gebleven.”
En waarom die onderstroom nu weer aanslaat? „In een chaotische wereld hebben mensen behoefte aan intimiteit, aan alledaagse werkelijkheid. En dat biedt deze kunst.”
Maar goed, we kennen deze kunstenaars niet of nauwelijks. Wie was Otto B. de Kat?
De eerlijkheid gebiedt te zeggen: heel lang was hij een weifelende kunstenaar, al experimenterend op zoek naar een eigen stijl. „Wikken en wegen kenmerkte zijn kunstenaarschap”, heet dat in de catalogus.
Die zoektocht zie je terug in de eerste zaal van de tentoonstelling. Daar hangen een min of meer klassiek stilleven, impressionistische landschappen, of juist weer expressionistische, allerlei soorten stadsgezichten, Gladiolen met zelfportret (1929) doet denken aan Van Gogh, Le déjeuner à Uccle (1938) lijkt op La Table (1925) van Pierre Bonnard.
Maar in die eerste zaal hangt ook een opvallend eigen – want intiem, persoonlijk en ontroerend – schilderij, waarschijnlijk een portret van zijn eerste vrouw, Hans van Zijl. Je ziet haar liggen onder een kleurige sprei, de gordijnen zijn geopend en er is daglicht, dus misschien doet ze een middagslaapje, op een tafeltje een paar boeken – ze was dichteres. Misschien, denk je als je ervoor staat, is dit schilderij wel zo geslaagd doordat de kunstenaar hier niet aan het experimenteren was, hij schilderde onschuld en deed dat ingetogen en zonder pretenties.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Otto B. de Kat, Hans slapend, 1932. (Olieverf op doek, 58,8 x 59 cm.) ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Otto B. de Kat, Hans slapend, 1932. (Olieverf op doek, 58,8 x 59 cm.) ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120202/data123020091-dd233e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-16.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/fV_Mas1vm0MsvLFZLzvAe-qgK2U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120202/data123020091-dd233e.jpg 1920w”>Otto B. de Kat, Hans slapend, 1932. (Olieverf op doek, 58,8 x 59 cm.)
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Otto B. de Kat, Interieur met vrouw in stoel, 1954. (Olieverf op doek, 80 x 60 cm.) ” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Otto B. de Kat, Interieur met vrouw in stoel, 1954. (Olieverf op doek, 80 x 60 cm.) ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120204/data123019944-7cc433.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/vergeten-kunstenaar-otto-b-de-kat-past-weer-bij-de-tijd-mensen-hebben-behoefte-aan-deze-intimiteit-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/WMpdzziI2ICwrDwktQBqXoivbjQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/14120204/data123019944-7cc433.jpg 1920w”>Otto B. de Kat, Interieur met vrouw in stoel, 1954. (Olieverf op doek, 80 x 60 cm.) Foto Patrick van Gemert/ Zutphens Persbureau
Trefzeker
De tweede en volgende zalen zijn heel anders. Nadat Otto B. de Kat van alles had uitgeprobeerd, maar vooral nadat hij in 1955 een vaste aanstelling als ‘hoogleraar schilderen’ had gekregen aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam – en niet zijn vriend en eeuwige rivaal Kees Verwey – werd zijn werk trefzeker. „‘Typisch De Kat’ krijg je vanaf de jaren zestig”, zegt Feico Hoekstra. Franse kunstenaars als Pierre Bonnard, Édouard Vuillard (bij interieurs) of Albert Marquet (bij landschappen) bleven hem beïnvloeden, maar wat je vooral lijkt te zien: schilderijen waarin iemand de intimiteit van zijn leefwereld etaleert, alsof hij voor zichzelf aan het schilderen is.
En dat was hij waarschijnlijk ook, net als die andere tijdgenoten die hier nu met hem op zaal hangen. „Je moet schilderen wat je eigen leven is. Mijn domein is klein, ik tracht erin door te dringen”, zei Otto B. de Kat in 1978. Hij was 71 en had zijn pad gevonden.