Dries van Agt overleden: relativerende politicus in roerige jaren

Dries van Agt behoorde tot de meest besproken, meest gehate en in eigen kring, die van het CDA, tot de meest populaire politici in het naoorlogse Nederland van de vorige eeuw. Hij was minister van Justitie in drie kabinetten en driemaal premier. Hij opereerde in een periode die roerig was, waarin demonstraties aan de orde van de dag waren, in een nagalm van de jaren zestig waarin het gezag niet onaantastbaar was gebleken.

Hij was als minister lid van het meest linkse kabinet dat Nederland ooit heeft gekend, maar kon het met de premier daarvan, de PvdA’er Joop den Uyl, slecht vinden. Geheel in tegenstelling tot zijn band met de vicepremier in het eerste kabinet dat hij daarna als minister-president leidde, de VVD’er Hans Wiegel.

Andreas Antonius Maria van Agt komt uit een katholiek nest, en dat was zijn hele leven merkbaar. Hij werd op 2 februari 1931 geboren in Geldrop, in een periode waarin 83,5 procent van de kiezers in deze Noord-Brabantse plaats op de toenmalige Rooms-Katholieke Staatspartij stemde. Hij was de oudste van vijf kinderen die textielfabrikant Frans van Agt en zijn echtgenote Annie Frencken (dochter van een kantonrechter) kregen. Ondanks die jaren met een wereldwijde financiële crisis kan de jeugd van Dries als rijk en rooms worden omschreven, zij het niet onbekommerd: zijn moeder leed aan zware depressies.

Na zijn studie rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, waar hij zijn echtgenote Eugenie Krekelberg had leren kennen, werd hij achtereenvolgens advocaat in Eindhoven, ambtenaar bij het ministerie van Landbouw en Visserij en, in 1962, bij het ministerie van Justitie. Om vervolgens, zes jaar later, terug te keren naar de Nijmeegse universiteit, eerst als wetenschappelijk medewerker en al spoedig, op 37-jarige leeftijd, werd hij hoogleraar strafrecht. Hij bouwde de naam op ‘progressief’ te zijn, maar was niet zomaar te duiden: hij was voor euthanasie, maar tegen volledige legalisering van abortus.

Linkervleugel van de KVP

Voordien nauwelijks geïnteresseerd in politiek werd hij in 1968 lid van de KVP (Katholieke Volkspartij), een van de drie voorlopers van het CDA. Dat was in een roerige periode, waarin de partij te kampen had met een links-rechts tegenstelling die leidde tot het vertrek van een aantal leden en de oprichting van de PPR, een van de vier partijen waaruit GroenLinks is voortgekomen.

Van Agt ging niet mee, integendeel, hij werd lid van een stuurgroep die het partijprogramma van de KVP ging opstellen. Samen met onder anderen de Eindhovense hoogleraar Piet Steenkamp, die de grondlegger van het CDA zou worden. Het programma dat zij schreven kon als progressief worden gekenschetst; volgens Van Agt zou het niet met de VVD kunnen worden uitgevoerd. Zo bleef hij toch gepositioneerd op wat over was als linkervleugel van de KVP. Hij waarschuwde er toen nog voor dat samenwerking met die andere christelijke partijen, de gereformeerde ARP en de hervormde CHU, de toekomstige CDA-partners dus, kon leiden tot de vorming van een behoudende partij.

Bij de formatie van het kabinet-Biesheuvel – de premier was van de ARP – viel de naam van Van Agt. Het verhaal ging dat het KVP-bestuur bij die gelegenheid contact opnam met de juridische faculteit in Nijmegen en dat decaan Frans Duynstee toen zei: „Neem Van Agt maar, want die kunnen we het beste missen.” Hij werd minister van Justitie in twee kabinetten die het maar kort (1971-1973) zouden volhouden. Om meer dan één reden viel hij zijn collega’s op. Door zijn ‘linkse’ inbreng, maar ook, zo zei minister Berend-Jan Udink (CHU), door zijn „hairdo” en doordat hij „een beetje een flapuit” was.

De verdiensten van Van Agt in die periode als minister zijn onmiskenbaar. Hij stond aan de basis van de Wet Arob (administratieve rechtspraak) en verbeterde ook op andere wijze de rechtspositie van burgers: zowel van militairen als gedetineerden als ook van slachtoffers van misdrijven. Hij decriminaliseerde het bezit van hasj: wie niet meer dan 30 gram bezat, hoorde geen gevangenisstraf te krijgen.

Verder viel hij op door zijn zelfspot, zijn relativeringsvermogen en door zijn archaïsch taalgebruik. Toen hij zich wegens ziekte afmeldde voor een ministerraad, liet hij in een briefje weten: „Amice, mijn corpus is in staking gegaan; vergeef me dat ik daarom de steven thans wend naar moeder de vrouw in Nijmegen in plaats van naar mijn onverwoestbare broodheer in het Catshuis.”

Gekrakeel

Van Agt stapte in 1973 over naar het kabinet van PvdA-premier Joop den Uyl en hij bleef op hetzelfde ministerie. Hij werd bovendien vicepremier. De formatie van dat kabinet was roerig; hetzelfde gold voor de periode die het kabinet zou uitzitten. De christen-democratische partijen waren onderweg naar een fusie, maar verdeeld over samenwerking met de PvdA. Leden van KVP en ARP traden wel toe tot het kabinet (met verder afgezanten van de PRR en D’66, de partij die toen nog een apostrof in de naam had). De CHU verkoos de oppositie.

mede-informateurWil Alberda Je kent Van Agt pas als je allebei zijn kanten begrijpt: die merkwaardige mengeling van clownerie en diepe ernst

Na veel gekrakeel werd Van Agt samen met de ARP’er Wil Albeda informateur voor het toekomstige kabinet om zo wat christen-democratische elementen aan het gemeenschappelijke programma van de progressieve drie (Keerpunt ’72) toe te voegen. Lang niet genoeg vond menig christendemocraat, met als gevolg dat de Tweede Kamerleden van ARP en KVP zich niet aan het regeerakkoord bonden.

De samenwerking met „het verschijnsel” Van Agt was voor Albeda een bijzondere ervaring: „Je kent hem pas als je allebei zijn kanten begrijpt: die merkwaardige mengeling van clownerie en diepe ernst.”

Conflicten met Den Uyl

Als minister van Justitie en als vicepremier maakte Van Agt een hem treurigstemmende periode door onder Den Uyl. Het begon al met de keuze van zijn staatssecretaris: hij wenste de door D’66-leider Hans van Mierlo voorgedragen Anneke Goudsmit (uitgesproken pro-abortus) niet; de antipathie was wederzijds. De humanist Jan Glastra van Loon werd het in haar plaats, maar die moest na twee jaar het veld ruimen nadat hij in conflict was gekomen (over het cellentekort) met de secretaris-generaal van het departement, Albert Mulder. Van Agt koos partij voor zijn hoogste ambtenaar en niet voor zijn staatssecretaris; tot grote woede van Den Uyl.

Van Agt constateerde toen dat „de liefde is verflauwd tussen de progressieve partijen en mij”. Hij noemde zijn premier „een slimme vos die me te rap af zou zijn voor ik het wist”. Maar hij vond hem ook „een man die het hart op de goede plaats heeft”, kortom: hij respecteerde Den Uyl wel. Maar die maakte geen moment de indruk dat dit wederzijds was.

Tijdens het ministerschap van Van Agt vonden zes gijzelingsacties plaats, waaronder de treinkaping bij De Punt. Steeds kwam hij daarbij in conflict met Den Uyl: over wie eerstverantwoordelijke was, of over de te hanteren strategie.


Lees ook
een interview met Van Agt uit 2021 over de Molukse kapingen

<strong>Oud-premier Dries van Agt</strong>: „Als ik het Molukse verhaal beter had gesnapt had het allemaal niet zover hoeven komen.”” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/02/dries-van-agt-overleden-relativerende-politicus-in-roerige-jaren.jpg”><br />
</a> </p>
<p>De verstandhouding tussen premier en vicepremier werd later van dien aard, dat Liesbeth den Uyl in 1987 liet weten geen prijs te stellen op de aanwezigheid van Van Agt bij de herdenkingsdienst voor haar overleden echtgenoot. Dat was vooral omdat hij werd gezien als de man die het tweede kabinet-Den Uyl onmogelijk had gemaakt.</p>
<p>In het eerste – en dus enige – kabinet-Den Uyl, lagen de christen-democraten, vooral in het parlement, in meerderheid dwars bij allerlei hervormingsvoorstellen die de progressieve partijen zich hadden voorgenomen. Vergaderingen van dit kabinet, met een onvermoeibaar schijnende minister-president, konden zo tot de zeer late uren voortgaan. Allerminst tot genoegen van de vicepremier: „De Schepper heeft de nacht voor iets anders bestemd dan om te vergaderen in het Catshuis.” </p>
<p>Van Agt ontregelde Keerpunt, gesteund door zijn geestverwanten. „Hij ging steeds meer klieren”, merkte D’66-minister Hans Gruijters op. Hij kwam nogal eens te laat op een vergadering van de ministerraad – of helemaal niet. Zeker toen de vorming van het CDA naderbij kwam, nam de vicepremier steeds meer afstand van het kabinet-Den Uyl, dat uiteindelijk viel over grondpolitiek (de hoogte van de vergoeding voor agrariërs bij onteigening).</p>
<p>Op 22 maart 1977 liet Den Uyl in de Tweede Kamer weten dat zijn kabinet was gevallen. Van Agt, in gezelschap van enkele andere christen-democratische ministers, keek er op tv naar. Voor het oog van de camera belde hij de premier vervolgens op om hem te complimenteren met de verklaring („waardig, ja indrukwekkend”) die hij in het parlement had afgelegd. „Alors, dat wilden we even kwijt. Het ga je goed. Dag Joop.”</p>
<p><dmt-quote type=CDA-grondlegger, over Dries van AgtPiet Steenkamp Een blok beton met bloemetjes erop

Lijsttrekker CDA

Intussen nam de populariteit van Van Agt bij zijn achterban alleen maar toe, bijvoorbeeld door zijn standpunt inzake abortus. Hij kwam met een oproep tot een „ethisch reveil”; dat werd de verkiezingsleus van het CDA. En Van Agt werd lijsttrekker. Daarover merkte hij toen op: „Ik heb deze job niet gezocht noch nagestreefd”, maar hij was er wel mee in zijn nopjes. Om niet te zeggen dat er sprake was van kinderlijke blijheid. Dit zei hij er later zelf over: „Het was eenzelfde soort vreugde als ik reeds beleefde toen ik vijf jaar oud was en in de kleuterklas werd aangewezen als kabouterkoning van het groepje dat een sprookje zou opvoeren voor de jubilerende burgemeester.”

Van Agt had een metamorfose doorgemaakt. Van een als ‘links’ bekend staande jurist naar een moraalpoliticus, aanvoerder van het christelijke volksdeel, katholieken én protestanten, een minderheid die ten strijde trok tegen ‘heidense’ politiek. Een leider, met een apolitieke stijl, met een schijnbare aversie tegen politiek, die scherp aanvoelde wat zijn achterban bewoog en wilde horen. En die ook gemotiveerd was om te strijden tegen de linkse partijen waarmee hij het zo aan de stok had gehad.

De nieuwe lijsttrekker, die zijn partij nadrukkelijk in het politieke midden positioneerde, liet bij zijn presentatie weten dat hij ook beschikbaar zou zijn als premier, hoe zwaar hem dat ook zou vallen, want: „Ik ben zo taai als een reptiel.” Hij was geen doetje, wilde hij maar zeggen. CDA-pionier Steenkamp omschreef Van Agt niet zonder reden als „een blok beton met bloemetjes erop”. De CDA-leider koos op voorhand noch voor de PvdA noch voor de VVD als toekomstige coalitiepartner. „Wij buigen niet naar links, wij buigen niet naar rechts.”

Bij de verkiezingen in 1977 haalde het CDA één zetel meer dan de drie afzonderlijke partijen in 1972 hadden behaald. De neergang van de christen-democratie, in die jaren daarvoor manifest, was gestopt. Maar de grote winnaar was de PvdA van Den Uyl, die campagne had gevoerd onder het motto: ‘Kies de minister-president’. De partij ging van 43 naar 53 zetels. Het CDA kwam op 49 uit en de VVD won ook flink. Met 28 zetels zou die partij samen met het CDA kunnen regeren. Een rekensom die door de PvdA bij de formatiebesprekingen ernstig werd veronachtzaamd.

Kabinet-Van Agt I

Het tweede-kabinet Den Uyl kwam er dus niet. Na eindeloos gesteggel, dwarsliggen, misverstanden, ruzie over inhoud, ruzie over zetelverdeling, en vooral, aan de kant van Van Agt: het ontbreken van de ultieme wil om eruit te komen. De formatiepoging klapte, Van Agt ging in gesprek met VVD-leider Wiegel en ze werden het eigenlijk in no time eens. Slechts om de schijn op te houden dat de besprekingen heus ook moeizaam waren, duurden ze wat langer dan een paar etmalen. Iconisch was een foto van een etentje van de twee voormannen in een Haags restaurant, ogenschijnlijk in conspiratie bijeen; de fotograaf was getipt door Wiegel.

Wat ook scheelde: noch Van Agt, noch Wiegel hechtte veel waarde aan een regeerakkoord. De CDA-leider herkende in zijn VVD-collega een geestverwant. Hij zei er, 25 jaar later, over: „Hij bleek al heel gauw een joviale, warmhartige persoon, iemand die kon lachen en relativeren.” Ook na hun actieve periode in de politiek bleven de twee warme gevoelens voor elkaar koesteren.

Maar het kabinet-Van Agt werd geen succes. Hoewel Wiegel het voortdurend had gehad over de noodzaak van „puinruimen” – het puin bestond uit gaten die Den Uyl cum suis in ’s rijks financiën hadden geslagen – liet het kabinet van CDA en VVD het land achter met een groter begrotingstekort en meer werkloosheid dan zijn voorganger.

De tussentijds opgestapte minister van Financiën, de CDA’er Frans Andriessen, stelde vast dat het kabinetsbeleid meer uit „schijn” dan uit „wezen” bestond. Hij voelde zich door zijn premier in de steek gelaten bij zijn pogingen om financieel orde op zaken te stellen. Werkgeversvoorzitter Chris van Veen zei daarover: „Je kunt als minister-president beter je schoonmoeder molesteren dan je minister van Financiën laten vallen.”

Het had ook niet geholpen dat Van Agt geen affiniteit had met de vakbeweging en hij voelde dat dit wederzijds was. „Ik wist dat hij mij niet lustte”, zei hij over FNV-voorzitter Wim Kok, die later PvdA-leider, minister van Financiën en premier zou worden. De geharnaste vakbondsleider Arie Groenevelt koos niet voor diplomatieke bewoordingen toen hij Van Agt „de lulhannes” noemde.


Lees ook
Sober sociaal-democraat die liberaal regeerde

Sober sociaal-democraat die liberaal regeerde

Loyalisten

Van Agt werd vooral gehinderd door enkele van zijn partijgenoten in de Tweede Kamer. Zij hadden zich meteen tegen zijn kabinet gekant, vanwege hun voorkeur voor een coalitie met de PvdA. Deze zeven dissidenten – ‘loyalisten’ genoemd – waren getalsmatig machtig. En diverse opspelende kwestie zoals de plaatsing van atoomwapens (kruisraketten), een olieboycot van Zuid-Afrika, de levering van verrijkt uranium aan Brazilië en van duikboten aan Taiwan, leidden tot Kamerdebatten tot in de vroege ochtend en dreigden soms de val van het kabinet te veroorzaken, ware het niet dat de loyalisten als het erop aankwam inbonden. In het besef van de nog altijd grote populariteit van Van Agt bij zijn achterban, die ook hun achterban was.

Aantjes en de SS

De belangrijkste loyalist, fractieleider Willem Aantjes, bloedgroep ARP, was toen al van het toneel verdwenen. Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, nu NIOD) onder leiding van directeur Loe de Jong uitte zware beschuldigingen over zijn oorlogsverleden. De kern daarvan vormde een afkorting: SS. Aantjes had zich in de Tweede Wereldoorlog als lid van deze Duitse paramilitaire organisatie gemeld en daarover nadien gezwegen. Het RIOD kwam, zo bleek later, met veel te zwaar geschut. Maar het resultaat was wel dat de fractieleider van het CDA in 1978 moest aftreden. (Hij werd opgevolgd door Ruud Lubbers, de latere premier.)


Lees ook
Willem Aantjes, slachtoffer van een gebrek aan nuance

Van Van Agt ondervond Aantjes in die periode geen tot weinig steun. In een Kamerdebat duidde de premier hem als „een man die in de Tweede Wereldoorlog althans één ernstige misslag heeft begaan en daarna niet de moed heeft gevonden daarover ter bestemder plaatse te spreken”.

Jaren later erkende Van Agt, nu voorzien van meer kennis, dat Aantjes, die rancuneuze gevoelens jegens hem koesterde, verkeerd was behandeld. Het duidelijkst zei hij dat in het tv-programma Het Zwarte Schaap in 2001. „Wat hij uiteindelijk blijkt te hebben gedaan, nagelaten en zogenaamd misdaan, levert vrijwel niks op, nul komma nul en dan een heel klein cijfertje nog.”

Een krakend bed

Was de relatie met de CDA-fractie gecompliceerd, in het kabinet was er aanvankelijk, vergeleken met de turbulente jaren onder Den Uyl, sprake van een harmonieuze sfeer. Dat had niet op de laatste plaats te maken met de voorzitter, die veel minder dominant opereerde dan zijn voorganger.

Anders dan menigeen als indruk had, werd er niet minder vaak vergaderd dan ten tijde van het kabinet-Den Uyl. Wel vaker zonder de voorzitter, omdat Van Agt, liefhebber van een glas port met een boek om half een ’s nachts, bepaald niet matineus was.

De vergaderingen waren in het Catshuis waar de premier doordeweeks woonde (zijn gezin bleef in Heilig Landstichting, een dorp in de buurt van Nijmegen). Vicepremier Wiegel leidde de vergadering nogal eens in de eerste uren van de vrijdagochtend. Als de bewindslieden boven zich het gekraak hoorden van een bed dat op de zolder van het Catshuis stond, konden ze concluderen dat hun premier bezig was op te staan. Wiegel grapte er later over: „Ik regeerde het land vrijdagochtend en de heer Van Agt op vrijdagmiddag.”

Het droeg bij aan het beeld dat zijn politieke tegenstanders bereidwillig van hem schetsten: Van Agt relativeerde niet alleen de betekenis van zijn ambt en van de Haagse politiek in het algemeen, hij was ook gewoon lui. Zelf vond de minister-president dat hij „verrekes hard” moest werken.

Als de bewindslieden het gekraak hoorden van een bed op zolder, konden ze concluderen dat hun premier bezig was op te staan

Veel meer dan als minister van Justitie zat hij vast aan allerlei plichtplegingen, zoals het wekelijks bezoek, op maandagmiddag, aan de koningin, andere contacten met het Koninklijk Huis en de ontvangst van buitenlandse ambtgenoten.

Maar hij nam ook wel de tijd voor zijn geliefde hobby, de racefiets, met soms de dienstwagen achter hem aan. In dat tijdperk zonder mobiele telefoon kon het gebeuren dat de chauffeur per semafoon een urgente oproep voor zijn baas kreeg. Dan belde Van Agt ergens bij iemand aan met het verzoek of de, soms ietwat bezwete, premier van Nederland even van de telefoon gebruik mocht maken.

Troonswisseling

Omdat staatshoofden in Nederland in ruime mate van zitvlees lijken te zijn voorzien, is het weinig premiers gegeven een troonswisseling mede te moeten organiseren. Maar Van Agt overkwam het. Voorafgaand aan de abdicatie van koningin Juliana had hij enkele probleempjes voorbij zien komen die zonder veel inspanning oplosbaar waren. Zoals de aanstaande koningin, Beatrix, duidelijk te maken dat zij die dag, 30 april 1980, beter de traditionele hermelijnen mantel kon dragen – uit historisch oogpunt was dat gepaster dan het mantelpak dat zij wenste.

Ook moest hij de voorzitter van de Eerste Kamer en dus van de Staten-Generaal, de CDA’er Theo Thurlings, ermee verzoenen dat niet híj de woorden ‘de koningin is ingehuldigd!’ zou mogen roepen. Die eer was op verzoek van Beatrix toebedeeld aan de ‘Soldaat van Oranje’, Erik Hazelhoff Roelfzema.

Het viel allemaal in het niet bij de veldslagen en rellen die er op die dag zelf in de hoofdstad waren, onder het motto ‘geen woning, geen kroning’. De toenmalige krakersbeweging in Amsterdam was er op zijn militantst mee bezig, in gezelschap van ‘autonomen’ en minder principiële relschoppers die zich manifesteerden op de Dam, het Rokin, de Blauwbrug, de Kinkerstraat en verder. Het rumoer – helikopters, sirenes – was duidelijk hoorbaar in de Nieuwe Kerk waar de plechtigheden zich afspeelden en waar de vrees heerste dat er ruiten zouden sneuvelen.

Minister-president Van Agt hoefde nu voor zijn wekelijke gesprek met het staatshoofd niet meer naar Soestdijk, waar Juliana resideerde, maar kon in Den Haag blijven. Op naar Beatrix, „het meisje van Huis ten Bosch”, zoals hij haar weleens noemde als ze er niet bij was. Met de consciëntieuze Beatrix verliepen de gesprekken duidelijk beter gestructureerd dan met Juliana bij wie, in haar nadagen, de tak zelden ver van de hak was verwijderd.

In juli van dat jaar kon wielerliefhebber Van Agt zijn hobby met het premierschap combineren: in Parijs stond hij op het erepodium voor de huldiging van Joop Zoetemelk als winnaar van de Tour de France.

Tweede kabinet-Van Agt

Vier jaar oppositie voeren tegen Van Agt bracht de PvdA van Joop den Uyl bij de verkiezingen in 1981 negen zetels verlies en D’66 een even grote winst. Maar essentiëler was dat de coalitie van CDA en VVD haar nipte meerderheid verloor. Het CDA raakte één zetel kwijt, de VVD twee. Samen kwamen ze uit op 74 zetels. De interpretatie van de verkiezingsuitslag luidde dat er een kabinet van CDA, PvdA en D’66 moest komen. Van Agt en Den Uyl weer samen in de regering? Dat was vragen om problemen. Die kwamen er ook. Sterker nog: de vorming van deze coalitie zou tot het vertrek van Van Agt uit de landelijke politiek leiden.

Het CDA hield vast aan het premierschap van Van Agt, al vonden Den Uyl en D’66-leider Jan Terlouw dat niet zo vanzelfsprekend. De gesprekken verliepen in een dusdanige sfeer dat Terlouw na vijf weken meende dat noch Den Uyl, noch Van Agt premier zou moeten worden, wel zouden beiden als minister kunnen dienen onder een andere CDA’er. Den Uyl ging hier onmiddellijk op in, al was het feit dat hij, de leider van de tweede partij, afzag van het premierschap moeilijk als een belangrijke concessie te zien. Maar Van Agt hield, na enige publieke aarzeling, wel vast aan zijn aanspraak.

Lubbers kwam eraan te pas om een compromis te verzinnen tussen de bezuinigingen die Van Agt wel en Den Uyl niet wilde. Op 11 september 1981 kwam dat tweede kabinet-Van Agt er toch. Met Den Uyl als vicepremier en als een soort ‘superminister’ die aan zijn departement, Sociale Zaken, Werkgelegenheid toevoegde.

In de ministerraad leek het soms of er twee premiers aan het roer stonden, die elkaar niet wilden of konden begrijpen. Voormalig D’66-leider Van Mierlo, toen minister van Defensie, typeerde hun gesprekken als „een discussie tussen gehoorgestoorden”.

Het was een onhoudbare situatie. Iets meer dan een maand na zijn installatie viel het kabinet, voor de eerste keer. Dat wil zeggen: alle ministers stelden hun portefeuille ter beschikking, nadat de bewindslieden van CDA en D’66 vóór de rijksbegroting voor 1982 hadden gestemd en hun collega’s van de PvdA tegen. Er kwam een lijmpoging die aanvankelijk geslaagd leek. Maar wat al dreigde vanaf zijn installatie voltrok zich op 12 mei 1982: het kabinet dat Van Agt niet had gewild en waarin Den Uyl morrend zitting had, viel.

Derde kabinet-Van Agt

Zo ontstond Van Agt-III: een rompkabinet van CDA en D’66. Behalve premier werd Van Agt ook minister van Buitenlandse Zaken, een dubbele baan die hij eigenlijk niet aankon en die slecht was voor zijn gezondheid. Hij herinnerde zich later een bezoek aan Egypte waarin hij geacht werd zich in de Sahara op een kameel te laten vervoeren. Leuk voor de foto. Maar hij moest er wel voor zes uur ’s ochtends zijn bed voor uit. „Ik was bekaf en had de grootste moeite me aan de bulten vast te klampen om niet van vermoeidheid van dat beest te lazeren.” Verder had dat kabinet niet veel om het lijf: de voornaamste taak was het uitschrijven van nieuwe verkiezingen.

Die verkiezingen werden gehouden op 8 september 1982. Van Agt was opnieuw lijsttrekker, maar gaf openlijk aan dat hij eraan twijfelde nog vier jaar door te gaan. De uitslag toonde een verlies van drie zetels voor het CDA en een grote winst voor de VVD. De twee partijen konden op een meerderheid in de Tweede Kamer rekenen. En dus kwam dat kabinet er, de eerste van drie kabinetten-Lubbers. Want Van Agt, 51 jaar oud toen, had geen zin meer. Later zou hij met meer genoegen terugzien op zijn woelige periode als minister van Justitie dan op de zes jaar waarin hij het hoogste politieke ambt van het land had bekleed.

Na de politiek

Na zijn vertrek uit de landelijke politiek vervulde Van Agt nog enkele functies die hem minder kopzorgen bezorgden. In 1983 werd hij commissaris van de koningin in Noord-Brabant en ervoer dat zijn ambities toch hoger reikten dan dat ambt, dat weinig macht vertegenwoordigde: de provincie als tussenbestuur tussen Rijk en gemeenten. Na nog geen vier jaar stapte Van Agt op en hij omschreef bij die gelegenheid een commissaris als „een tweedimensionaal deerniswekkend figuur”. Later zei hij: „Ik heb van mijn leven nog nooit zoiets saais meegemaakt als het provinciebestuur van Brabant.”

Van Agt nam een drastische stap: hij verhuisde in 1987 met zijn vrouw Eugenie – hun drie kinderen waren de deur uit – naar Tokio en werd diplomaat. In Japan werd hij hoofd van de delegatie van de Europese Gemeenschap (EG), de tegenwoordige EU. Hij hield er een levenslange liefde voor Japan aan over, al was het maar doordat hij, verkleed als samoerai en gezeten op een paard, mocht deelnemen aan een historische optocht.

Tweeënhalf jaar later werd hij ambassadeur voor de EG in Washington. Hij mocht de Amerikanen uitleggen wanneer ze er in Europa een gemeenschappelijke munt op zouden gaan nahouden en of er kans was op een gezamenlijke buitenlandse politiek van de Europese Gemeenschap. Na vijf jaar stapte hij op; in 1995 keerde hij kortstondig terug naar Japan, als hoogleraar internationale betrekkingen in Kyoto. Daarna ging hij terug naar Nederland: met pensioen.

Van Agt voelde zich ‘linkser’ worden in een land dat ‘rechtser’ werd

Linkser

Daarmee verdween Van Agt niet geheel uit het publieke leven. Hij bleef lid van het CDA, maar nam soms afstand van standpunten of besluiten van zijn partij. Hij keerde zich tegen de samenwerking met de PVV die het CDA in 2010 in het eerste kabinet-Rutte had gezocht. Sommige standpunten van de PVV vond hij „weerzinwekkend”. Anders dan de CDA-fractie in de Tweede Kamer steunde hij in 2017 een initiatief van D66 om via coffeeshops de verkoop van softdrugs verder te reguleren; hij meende dat ze uit het strafrecht zouden moeten verdwijnen.

Hij voelde zich ‘linkser’ worden in een land dat ‘rechtser’ werd. Hij keerde zich tegen het zijns inziens doorgeslagen nationalisme in Nederland. Het luidst klonken zijn opvattingen over de rechten van de Palestijnen, voor wie hij het opnam op een wijze die geen Nederlandse premier zich ooit had veroorloofd, wat hij zichzelf achteraf verweet. In 2017 besloot hij zelfs bij de verkiezingen in dat jaar niet op het CDA te stemmen, omdat zijn partij te veel de kant van Israël koos. De liefde voor de partij waarvan hij zo lang het boegbeeld was geweest stond, zei hij, „op zes min”. Hij stemde op GroenLinks. In 2021 verliet hij het CDA, uit onvrede met de in zijn ogen te pro-Israëlische koers. In een persverklaring zei Van Agt dat hij „de onbarmhartigheid van het CDA jegens het Palestijnse volk” niet langer kon verdragen.


Lees ook
interview met Van Agt over het opzeggen van zijn CDA-lidmaatschap

Voormalig premier Dries van Agt kan „de onbarmhartigheid van het CDA jegens het Palestijnse volk” niet langer verdragen

Voor dit artikel zijn diverse bronnen gebruikt. De belangrijkste was de biografie ‘Van Agt’ die Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven in 2008 publiceerden.