Game waarin Superman en Batman dood moeten – om de wereld te redden

Lopen een clown, een huurmoordenaar, een haai en een Australiër een belegerde stad binnen. Zegt de een tegen de anderen: „Shit, moeten we nu écht Superman vermoorden?”

Het idee achter de game Suicide Squad: Kill the Justice League kennen we na twee Suicide Squad-films wel: de autoritaire Amanda Waller heeft kanonnenvlees nodig om een onmogelijke missie uit te voeren, dus ze stopt een bom in de hoofden van vier supercriminelen om ze te dwingen de missie uit te voeren. In dit geval moeten clown Harley Quinn, huurmoordenaar Deadshot, de Australische Captain Boomerang en King Shark de stad Metropolis bevrijden van de kwaadaardige alien Brainiac, die vier van de krachtigste superhelden in zijn macht heeft. Oftewel: om de wereld te redden moeten Superman en Batman dood. Het disfunctionele team van superschurken onder de controle van de speler zal daar, ahem, nogal een dobber aan hebben.

Dit absurdistische concept betaalt zich vrijwel meteen uit in een eindeloze reeks vermakelijke grappen; onze schurken zijn competent genoeg om de klus te klaren, maar tegelijk zo incompetent en zelfzuchtig dat ze continu over zowat elke hobbel struikelen. Wanneer de heldhaftige bad guys aan het woord zijn, is Kill the Justice League een uitstekende comedygame met snelle en aantrekkelijke actie. Je schakelt wanneer je wil tussen de vier personages, die allemaal iets andere krachten hebben. De kleuren én de kogels spatten van het scherm; je stuitert over grote gebouwen en schiet er lachend op los, zonder dat er te veel complexe elementen bovenop geslingerd worden.

De kern zit goed, denk je al snel. Totdat je tegen alles eromheen aanloopt. Rocksteady zette ooit een nieuwe standaard voor verhalende solo-superheldengames met meesterwerk Arkham Asylum, en hoewel dit niet op hetzelfde niveau ligt, had het een prima spel in dat genre kunnen zijn. Maar helaas: dit is 2024. Grote gamemakers willen geen solospellen meer, maar servicegames – een game moet nu grote hoeveelheden spelers jarenlang in zijn greep houden met een onophoudbare stroom aan nieuwe toevoegingen die snel en relatief goedkoop te maken zijn.

IJskogels

In Kill the Justice League voel je overal de beklemmende impact van het service format. Activiteiten en gevechten lijken erg op elkaar, maar dan telkens met een kleine twist: nu eens kan je alleen vijanden neerschieten als je ze eerst in de knieën schiet, dan weer pas als je ze eerst met ijskogels hebt geraakt. Om je heen regent het nieuwe geweren die net ietsje beter zijn, nieuwe manieren om nog net iets betere, nieuwe geweren te krijgen, en functies om je bestaande geweren nóg iets beter te maken. In de game zijn ze vervolgens nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Nieuwe kostuums koop je voor een paar euro in de interne winkel – de knop om de game te verlaten is in de verwarrende menu’s dan weer lastig te vinden. En ben je even je internetverbinding kwijt, dan mag je dat hele baasgevecht opnieuw doen.

Het is vermoeiend, nee, zelfs een beetje tragisch. Of de game echt de hoon verdient die die nu op sociale media krijgt? Daar valt over te twisten. An sich is er weinig mis met Kill the Justice League; je merkt gaandeweg dat er beter en strakker is nagedacht over het ontwerp dan in de veel saaiere Batman-game Gotham Knights van twee jaar geleden. Maar je voelt hoe een studio van het statuur van Rocksteady in een mal wordt geduwd waar hij niet thuishoort. Servicegames zijn een eigen discipline die een specifieke ontwerpblik vereisen, en er is in de huidige industrie eigenlijk niet veel plek voor meer dan een handjevol van dit soort games. Daar zijn ze te groot voor, ze slokken te veel tijd op. Bij andere sologamestudio’s zoals Naughty Dog werd het serviceschip net op het laatste moment gekeerd – makers beseften dat ze binnen dat format simpelweg niet de games kunnen maken waar ze goed in zijn. Kill the Justice League laat je dagdromen van een wereld waarin Rocksteady diezelfde afweging had mogen maken.