‘Fijn Weekend’ is aangenaam voorspelbaar, maar doet te ingewikkeld

Recensie

Film

Tragikomedie De Nederlandse komedie Fijn Weekend had potentie als een simpele feelgoodfilm, maar verkwanseld dat door te veel te willen.

De familie en vrienden van de overleden Ollie proosten, in Fijn Weekend
De familie en vrienden van de overleden Ollie proosten, in Fijn Weekend

Het probleem van Fijn Weekend is niet dat het een voorspelbare genrefilm is, maar juist dat de film meer dan dat probeert te zijn. De nieuwe film van Jon Karthaus (Costa!! en BonBini Holland) heeft potentie als ensemblekomedie, maar is te veel bezig met ‘groot drama’ om de feelgoodfilm te worden die het had moeten zijn.

De film draait om een karakter dat al overleden is: Ollie, een haast mythologische vriend, broer en zoon, „voor Ollie was het leven een groot spel”. Hoe hij stierf, wordt niet echt duidelijk, maar zijn familie en beste vrienden organiseren een herdenkingsweekend, om gezamenlijk zijn as uit te strooien op het Franse platteland waar ze elk jaar samenkwamen. De broer van Ollie, Jelmer (Steef de Bot), wil een extravagante spelletjeswedstrijd organiseren, zoals Ollie altijd deed. Maar dat wordt bruut verstoord door de Evelien (Lisa Zweerman), de weduwe van Ollie, die haar nieuwe gitaarspelende hippievriend meeneemt, tot begrijpelijke ergenis van het gezelschap.

Het kan een elegante opzet zijn voor wat irritatiekomedie, een paar ruzies en een uiteindelijke verzoening. Ware het niet dat Fijn Weekend zichzelf in de weg loopt. Telkens worden er conflicten toegevoegd: de broer van Ollie is verliefd op de weduwe, de nieuwe vriend van de weduwe heeft een verleden met de zus van de weduwe, broer Jelmer heeft bewijsdrang. Het meest beschamend: er is een demente vader in het spel. Die heeft als enige rol om kinderlijk verdwaasd rond te lopen en grote ogen op te zetten als hij vraagt: ‘Waar is Ollie?’

Al dat drama maakt de film verwarrend en te vol. Daardoor voelen de emotionele uitbarstingen aan het einde geforceerd, onbevredigend en onverdiend. Het onvermijdelijke moment dat de demente vader alles ineens begrijpt (en er een heerlijke, rollende ‘godverdomme’ uitgooit) is zelfs lachwekkend. Andere plotlijnen worden überhaupt nooit afgerond, maar meanderen afleidend door de film totdat de credits rollen.

Misschien komt het omdat de film is geschreven door vier mensen (Kay Greidanus, Jon Karthaus, Lisa Zweerman en Steef de Bot, tevens de hoofdrolspelers van de film). Het is een polderfilm geworden.

Dat is jammer, want er zat potentie in Fijn Weekend. De cast heeft duidelijk chemie. Vooral de gevatte machoman Job (Karthaus) en de sukkelige streber Jelmer (De Bot) zijn leuk samen. De grappen zijn vaak harder en gedurfder dan gebruikelijk in dit soort komedies. (Personage schrikt van een hete oven en zegt: „Op deze stand had je je broer net zo goed hier kunnen cremeren.”) En het idee van een extravagant spelletjesweekend kan een goudmijn voor creatieve, visuele humor zijn. In plaats daarvan krijgen we een compilatiescène van drie minuten te zien. Want ook dat idee wordt niet goed uitgewerkt.