De 53ste editie van het International Film Festival Rotterdam opende én sloot dit jaar mierzoet. De openingsfilm op donderdag 25 januari, Head South, was een charmante coming-of-age-komedie over een jongen die wanhopig probeert de punkscene van Christchurch te betreden. De slotfilm, afgelopen zaterdag, La Luna, was nóg zoeter: een vrijgevochten vrouw opent een lingeriewinkel in een klein, streng islamitisch, Maleisisch dorp; geregeerd met de harde theologische hand van dorpsleider Tok Hassan. De kleding brengt plezier terug naar het dorp – scharlakenrode veters kussen het ingedutte libido wakker. Én het geeft vrouwen meer macht. Win-win, toch? Niet als je het aan Tok Hassan vraagt. Grappig, schattig, kuis. Bezoekers gingen tevreden en onuitgedaagd naar buiten.
Het is vaker zo dat filmfestivals openen en sluiten met weinig uitdagende films. Maar dit jaar waren de boekensteunen van het festival toegankelijker dan ooit. Een gegeven dat perfect paste bij een ‘nieuw’, kleiner IFFR.
„We waren te groot geworden”, zei festivaldirecteur Vanja Kaludjercic vóór de start van het festival tegen het AD. Tot 2020 stonden er jaarlijks bijna zeshonderd films op het programma, voor twaalf dagen festival. Nu zijn dat er ‘slechts’ 424, voor elf dagen.
Een gedwongen keus. Het festival moest flink bezuinigen. De pandemie was een financiële klap. En ook daarna kwamen de bezoekers niet terug: met 283.000 bezoekers kwamen er in 2023 48.000 mensen minder dan een jaar eerder. In 2024 leidt dat tot een gekrompen budget: een kleine tien miljoen, zo’n 10 procent schade.
Weinig festivalgevoel
Het was vrijwel constant te merken. Voornamelijk in de sfeer. Feestjes rondom het festival waren er amper. Het slotfeest was niet euforisch, maar een beetje verlaten en doods – zonder de flipperkasten en cocktails van eerdere jaren. Vraaggesprekken met makers voelden vaak ongemakkelijk en soms zelfs amateuristisch. Bioscopen draaiden naast IFFR-films dit jaar ook andere films, wat zijn weerslag had op het festivalgevoel. En de eigen ‘huiskamer’ en het perscentrum van IFFR waren dit jaar verplaatst naar de lobby van concertzaal De Doelen. Het festival voelde ontheemd.
Nieuw publiek trekken
Maar het nieuwe IFFR was niet alleen minder, het was ook anders. Het festival zette meer dan ooit in op het trekken van nieuw publiek. Zoals de openings- en slotfilm, was de selectie toegankelijker dan in voorgaande jaren. Er waren veel sentimentele, en gemakkelijke genrefilms – hoogst vermakelijk, maar vluchtig. De stijl van het festival was jonger en hipper. En de gasten waren groter dan ooit. Publiekstrekkers, zoals Sandra Hüller (Anatomie d’une chute), dé Europese actrice van het moment, en Blondie-zangeres Debbie Harry. Al was het praatje van die laatste zo warrig en cliché dat bezoekers teleurgesteld de zaal verliepen. Maar ach, dat heeft ook zo zijn charme – wanneer wordt je nou teleurgesteld door zó’n grote ster?
De inzet op publiekstrekkers hééft risico’s – ‘toegankelijk voor iedereen’ wordt al snel ‘speciaal voor niemand’. Maar het pakte goed uit. De programmeurs peperden de selectie met artistieke uitdagingen (Schirkoa: In Lies we Trust), cult-hypes (Krazy House) en films als het topzware Green Border: Agnieszka Hollands grensbeleid-drama over een Syrisch gezin dat naar Zweden wil via Belarus en Polen. Holland wordt nu door Poolse politici bemodderd en online bedreigd, maar bij het IFFR won ze zaterdag de publieksprijs.
Springplank
Het programma was in balans: geschikt voor zowel cinefielen als dagjesmensen. En tóch voelde het festival af en toe wat onwennig. IFFR 2024 toonde zich een festival in transitie. Toegankelijke films en grote namen moeten het festival aantrekkelijker maken voor het algemene publiek, zónder dat het festival zijn status als ‘filmmakersfestival’ verliest. IFFR is traditioneel ook een plek waar filmmakers vrienden en collega’s ontmoeten, en vrij kunnen spreken zonder de camera’s, rode lopers en distributiemarkten van de grotere festivals. Het is ook een springplank, waar de regisseurs van de toekomst debuteren als ze nog niemand zijn. Yorgos Lanthimos liep er rond met Dogtooth (2009), Amat Escalante was er met zijn eerste films, nu is hij vaste klant in Cannes en Venetië.
Het voelde soms alsof het festival een dubbelrol speelde – publieksfestival én filmmakersfestival. Zoals bij de prijzen. De Tiger Award, de grote prijs ter waarde van 40.000 euro, ging naar Rei, de langste film van het festival (189 minuten), over de relatie tussen een Tokioaan en een dove landschapsfotograaf. De artistieke puzzel Kiss Wagon, een absurdistische, politieke animatiethriller uit India, won een Special Jury Award (10.000 euro). Over de films werd amper (positief) gesproken tíjdens het festival. Dat voelde gek bij de uitreiking: alsof je bij de uitreiking van een parallel festival zat.
Dat wordt een uitdaging voor de komende jaren: moderner, hipper en toegankelijker worden, zonder de eigen identiteit te verliezen. 2024 was een goed begin. Bezoekers waren tevreden. En, zo liet een woordvoerder weten, er waren dit jaar (relatief) meer bezoekers dan in 2023. Laten we hopen dat er volgend jaar wat meer sfeer bekostigd kan worden. IFFR 2024 was als eten in een sterrenrestaurant dat middenin een verbouwing zit.