Modeontwerper Lisa Konno: ‘We hadden thuis geen spiegel, mijn vader niet wilde dat we ijdel zouden worden’

Nobuaki draagt een karate-dogi uit Japan, met een zwarte band die hij in 2019 cadeau kreeg toen hij in Tokio een karateles gaf aan het managementteam van KLM. Lisa draagt een zelfontworpen jurk, top en oorbellen, en laarzen van Nubikk.
Foto Jaimy Gail

Nobuaki

Nobuaki „Het grootste gedeelte van mijn leven heb ik uniforms gedragen. In de karate-dojo, maar ook tijdens de 33 jaar dat ik bij KLM’s servicedienst voor Japanse passagiers heb gewerkt. Thuis droeg ik T-shirts die ik ergens gratis gekregen had. Ik denk dat ik wel dertig jaar geen kleren heb gekocht.

„Sinds vorig jaar ben ik opa: Lisa en haar broer hebben allebei een kind gekregen. Opeens vond ik het tijd voor nieuwe kleren. Ik heb Lisa om advies gevraagd en zij heeft overhemden, truien en een corduroy broek voor me gekocht. Ik noem het mijn opa-uniform.

„Ik geef nog steeds les, dus ik draag zo’n drie à vier dagen per week een dogi [karatepak]. Dat laat ik altijd maken bij een traditionele dogi-maker in Japan die ik al vijftig jaar ken. Hij borduurt mijn naam er heel mooi in, in het kanji [een Japans schrift]. Deze heb ik al zeker tien jaar. Hij is een beetje beschadigd, maar dat is niet erg. Daardoor straal je uit dat je veel ervaring hebt en weet wat je aan het doen bent.

„Als ik een dogi draag, voel ik me weer helemaal Japans. Ik ben geboren in Yonezawa, Japan, maar woon al zo lang in Nederland dat ik me inmiddels ook Nederlands voel. Ik kwam hier in 1976 om karateles te geven. Ik was 22 en wist dat mijn ouders nooit toestemming zouden geven, dus ik heb ze pas gebeld toen ik al op het vliegveld stond.

„Ik heb nooit aandacht besteed aan mijn kleren, dat vond ik iets ijdels. Door Lisa heb ik geleerd dat mode over meer dan alleen kleren gaat. Haar werk vertelt altijd een verhaal. Ze is bijvoorbeeld naar Kenia geweest om een documentaire te maken over de impact van het dumpen van tweedehands kleding in Afrika.

„Toen Lisa mode ging studeren in Arnhem vond ik het vooral leuk om te zien dat ze iets deed wat ze leuk vindt. En het kwam niet uit het niets: mijn grootmoeder was weefster, ze maakte stoffen waar kimono’s van gemaakt worden. Lisa’s Nederlandse oma maakte trouwjurken.”

Lisa

Lisa „Vroeger was mijn vader best streng. We hadden thuis geen spiegel omdat hij niet wilde dat we ijdel zouden worden. Toen ik een jaar of tien was raakte ik toch geïnteresseerd in mode. Dat kwam door mijn oma die veel naaide. Als je een kledingstuk aanwees in een tijdschrift dan kon ze het zo, hup, namaken. Dat wilde ik ook. In het weekend ging ik vaak bij haar in Eindhoven logeren en dan leerde ze me iets simpels maken: een haarband, een schort.

„In 2017 heb ik een korte film over mijn vader gemaakt. In die film beantwoordt hij vragen over zijn culturele identiteit terwijl hij de collectie draagt waarvoor ik me door hem heb laten inspireren. Zijn kleren inspireren me niet omdat ze enorm stijlvol zijn, maar meer door de grappige, praktische elementen die ze soms hebben. Hij heeft bijvoorbeeld een jasje met heel veel zakjes. Ook zijn karatebroek heb ik als inspiratiebron gebruikt.

„Ik heb een liefde voor schoonheid, materialen en ambacht. Dat is wat me zo aantrekt in mode. Maar er is ook een andere kant die gaat over zoveel mogelijk spullen verkopen en mensen een schoonheidsideaal aanpraten. Door niet alleen kleren, maar ook films en exposities te maken en maatschappelijke thema’s bij mijn werk te betrekken, probeer ik me daarvan te distantiëren. Al is van mooie spullen houden echt niet per se iets slechts.

„In mijn tentoonstelling in Museum Jan combineer ik textiel met porselein dat ik heb gemaakt tijdens een residentie in Japan. Ik heb onderzoek gedaan naar Japanse en Nederlandse schoonheidsidealen en daar symbolen van gebruikt. Ik heb bijvoorbeeld maskers gemaakt gebaseerd op okame-maskers, die symbool staan voor de perfecte huisvrouw. Maar ook varianten op netpanty’s.

„Wat ik ontwerp en wat ik zelf draag zijn twee heel verschillende dingen. Als ik kleding koop is het bijna altijd tweedehands. Bij bijzondere gelegenheden draag ik vaak een eigen ontwerp, zoals deze rok en top, maar naar mijn atelier trek ik altijd iets praktisch aan. Veel tuinbroeken, dingen die vies mogen worden. Sinds ik een kind heb is dat alleen maar erger geworden.”