Kunstenaar Pris Roos: ‘Mijn portretten gaan over mensen tussen twee culturen en tussen het aangeboren en het gewenste lichaam’

‘Ik ben opgegroeid in de toko van mijn ouders”, vertelt Pris Roos (1984) in expositieruimte TENT. „Eerst in Alkmaar, waar we boven de winkel woonden, en later in Almere. Ik denk dat veel Aziatische kinderen dat wel herkennen, het opgroeien in een toko of een restaurant. Als je ouders een toko hebben, kom je als kind nooit ‘gewoon’ op de thee. Op visite gaan betekent: werken in de toko. Er is niet zoiets als een familiebezoek: we gaan er werken.”

Familie en thuisgevoel zijn voor Roos in de toko met elkaar verknoopt. Die wereld vormt voor Roos een bron van inspiratie voor haar werk: de praatjes met vaste klanten die steevast als oom en tante worden aangesproken, de inrichting en het eten als vorm van liefde en zorg. Haar solotentoonstelling gaat over dat thuisgevoel, die familie en identiteit. „Wat betekent familie voor je? Welke belangrijke fases in iemands leven hebben invloed op het thuisgevoel, zoals het sterven van een vader, je coming-out bij je ouders? Welke verandering zie je in jezelf als persoon?”

Om in TENT een huiselijke toko-sfeer te creëren, staan er allerlei kartonnen dozen van etenswaren opgesteld. „Die komen uit de toko van mijn ouders”, lacht Roos, „en het karton waar ik op heb geschilderd ook. Het is uitgebreid met de kartonnen dozen van toko’s uit Rotterdam.” Er liggen Perzische kleden op de vloer en op comfortabele banken kun je luisteren naar de gesprekken die Roos voert met de personen waarvan ze portretten heeft geschilderd.

Dat het portretten van vrouwen, queers en non-binaire personen werden, was geen vooraf gemaakte keuze: ze vormen een reflectie op Roos’ omgeving en eigen identiteit. „Het is een reflectie op de huidige generatie, maar ook op mijzelf.”

Werk van Pris Roos in TENT, Rotterdam.
Foto Aad Hoogendoorn

Dokter worden

„Toen ik begin twintig was, in mijn studententijd, was ik enorm aan het rebelleren. Voor opgroeien in een toko is zo weinig waardering , dat ik dacht: waarom kan ik niet een normaal leven hebben zoals vrienden wiens ouders, niet zes dagen per week overdag én ’s avonds werken, maar gewoon thuis zijn bij het avondeten. Waarom moest ik al vanaf jongs af werken in de toko? Ik wilde gewoon leven en feesten. Geen serieus leven.”

Nu haar ouders bijna met pensioen gaan, is er een opvolger voor de toko: haar broer. Roos glimlacht: „Voor mij was het al vrij snel duidelijk dat ik de toko niet zou overnemen. Ik riep al vanaf mijn zesde tegen mijn ouders dat ik striptekenaar wilde worden. Toen zeiden ze: ‘Ben jij gek? Jij gaat dokter worden, of iets in de economie doen’.”

Zodoende studeerde Roos eerst een half jaar Asian Business Studies. „Tja, ik was wel gewend om de kassa te tellen, maar voor die studie bleek ik geen talent te hebben. Bovendien werd ik er ook echt niet gelukkig van.” Er volgde een heuse zoektocht langs verschillende studies, zoals communicatie en interactieve media.

Het duurde lang voor Roos doelgericht aan haar kunstcarrière begon „Ik vond het heel moeilijk om tegen mijn ouders te zeggen dat ik de kunstacademie wilde doen. Op mijn 27ste ben ik in avonddeeltijd aan de kunstacademie begonnen. Overdag werkte ik vier dagen per week in de toko, omdat ik een verantwoordelijke dochter wilde zijn, en omdat ik mijn ouders op die leeftijd niet om meer financiële steun wilde vragen.”

Inmiddels werkt Roos nog twee dagen per week in de winkel van haar ouders. „Naarmate ik ouder werd, besefte ik dat mijn ouders ook ouder worden. Ik wilde dus meer bij ze zijn, zolang ze er nog zijn. Af en toe vragen ze of ik wel genoeg verdien als kunstenaar, omdat ik nog steeds in de toko kom werken. Maar ik wil gewoon niet hoeven kiezen, en daarbij is de vastigheid ook wel fijn.”

Gekozen familie

Thuis gaat het niet veel over Indonesië en de migratie naar Nederland. „Mijn ouders laten er niet veel over los. Ze kwamen naar Nederland omdat veel van mijn vaders familieleden migreerden. We hebben ook een Nederlandse achternaam. Eigenlijk weet ik veel te weinig over mijn geschiedenis.”

Haar portretserie begon in 2019, toen Roos bij een lezing over Indonesische kunst de Chinees-Indonesische Ing Lwan Tan ontmoette. „Ik wilde haar heel graag beter leren kennen en zo werd zij de eerste van deze serie. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in anderen, maar ik ben sindsdien meer onderzoek gaan doen naar mijn eigen afkomst.”

Op de kunstacademie was ze niet gelijk bezig met thema’s als identiteit en de toko. „De lessen kunstgeschiedenis gingen vooral over westerse kunstenaars. De werkwijze was erg traditioneel: je verft met olieverf, je werkt laag op laag, het komt aan een witte muur te hangen? Toen ik begon met schilderen, voelde ik me enorm ingekaderd.”

Tegenwoordig werkt Roos met bruinpapier en karton, en bruin canvas. Als een tekening te groot wordt, dan voegt ze er een stuk papier of karton aan toe. „Ik wil me niet laten beperken door de lijst. Ook wilde ik de werken van de muur af halen.” In TENT hangen de werken, of staan ze als kijkdoosfiguren, of liggen ze zodat je er van bovenaf op kijkt.

Voor deze solotentoonstelling wist Roos gelijk dat er audioverhalen bij de portretten moesten komen. „Ik portretteer vaak mensen uit mijn eigen omgeving, of die ik tegenkom op straat. Het portretteren zie ik als kleine vieringen van die mensen en van het ergens tussenin zitten; tussen twee culturen, tussen het aangeboren en het gewenste lichaam, tussen in en uit de kast. Queer zijn betekent voor mij ook familie. Naast mijn bloedfamilie heb ik gekozen familie. Queer mensen kunnen veel steun bij elkaar vinden, omdat ze dezelfde ervaringen en strubbelingen delen.”

‘what it is, what it means and what I would like it to be’ is t/m 21 april te zien in TENT, Rotterdam.