De 91-jarige Annemarie Prins imponeert met theatersolo over vergankelijkheid

We kijken naar twee dingen tegelijk, in de theatersolo Over de bergen. Het ene is een personage op leeftijd, dat mentaal een beetje de weg kwijt is. Gekleed in een wit onderjurkje, de gebreide sokken in bergschoenen gestoken, struint ze over een zanderige bodem tussen een stel grote keien door. We zijn in de Himalaya, zo krijgen we te verstaan, maar ook weer niet natuurlijk. Op die leeftijd en in zo’n onderjurkje beklim je niet de Himalaya. Bovendien staat er een magnetron tussen de keien. Wat we zien is het vreemde, non-descripte landschap dat zich in de geest van dit personage heeft afgezet.

De vrouw is niet van gisteren, dat is wel op te maken uit haar woordenschat. Dit is een ontwikkelde dame, en toch is er iets mee. Hoe ze fraseert, soms een gek woord tussendoor en hoe ze op de automatische piloot blijft doorpraten, om er vervolgens zelf achter te komen dat ze bazelt („sorry hoor” – maar zonder schaamte). Hier spreekt een rafelende geest. „We brokkelen af,” zegt ze ergens, „we brokkelen”.

Het andere dat we zien is hoe actrice Annemarie Prins, die het personage vertolkt, zich over het toneel beweegt. Op de flyer staat dat Prins dit jaar 92 wordt; „de oudste nog werkende actrice in Nederland”. Normaal gesproken vestig je niet de aandacht op de biografische gegevens van een acteur, maar in een voorstelling die over vergankelijkheid gaat, kun je er moeilijk omheen.

Annemarie Prins in Over de bergen.
Foto Sanne Peper

Als de vrouw moeizaam loopt, bijvoorbeeld, is dat Prins of is het de rol? (Het is de rol.) Als het gaat over de angst voor morgen („Ik ben niet bang, ben niet bang, ben niet bang” – met wijd opengesperde ogen waarin paniek te lezen staat), hoeveel schemert er hier van de actrice door? Het script dat Prins bij aanvang laconiek op de speelvloer dropt: is dat voor als ze haar tekst vergeet of worden we hier bespeeld?

Herseninfarct

Het idee voor de voorstelling kwam van Prins zelf. Een goede vriendin van haar was na twee herseninfarcten anders gaan spreken en Prins voelde daar direct de theatrale kracht van aan. Ze nam hun gesprekken op en transcribeerde ze, inclusief verhaspelingen. Uit de tachtig pagina’s naar richting zoekende tekstfragmenten die dit opleverde, destilleerde ze samen met dramaturge Sophie Kassies en regisseur Mart van Berckel deze monoloog. Het is een waanzinnige toneeltekst geworden, die alleen al qua vorm vergankelijkheid ademt, dit haperen en ratelen en verspreken en hernemen – taal die aan erosie onderhevig is.

Wel vergt het een behendige acteur om deze monoloog, waarin de ene abstractie zich in de andere haakt, tot leven te wekken en levend te houden. Dat is Prins. En hoe. De virtuositeit en alertheid waarmee ze schakelt tussen nauwelijks samenhangende tekstflarden is ontzagwekkend, de souplesse waarmee ze het publiek bespeelt – stembuiging, twinkeling in de ogen – is om verliefd op te worden. Het personage is tegen de klippen op optimistisch, guitig, kribbig, strijdbaar, kortom: heel erg levend. Over de bergen mag dan gaan om hoe de boel „afbrokkelt”, Prins laat zien dat dit lang niet altijd afbreuk doet aan iemands vitaliteit.