Lezen: kinderarbeid is nog altijd niet verdwenen in het Westen

Soms zijn ze nog geen dertien jaar. De ‘ruferitos’, kinderdakdekkertjes, die in het zuiden van de VS op bedrijfspanden en villa’s dakspanen en dakpannen leggen. Kind-migranten uit Latijns-Amerika zijn het, die voor dit gevaarlijke werk worden ingehuurd door bazen die het met de regels niet nauw nemen. Soms zetten de kinderen filmpjes op TikTok van de afgronden waar ze, ongezekerd, boven balanceren.

The New York Times sprak honderd van deze kinderen en publiceerde er onlangs een uitgebreide, goed gedocumenteerde reportage over. De veertienjarige Juan Nasario vertelde dat hij al sinds zijn tiende twaalf uur per dag op daken werkt. Antoni Padilla gleed uit, klapte op een betonnen terras, lag drie maanden in coma en is nu invalide. Geld om terug naar huis te gaan is er niet. Juan Ortiz kletterde in 2019 door een dakpaneel van een loods in Alabama op de vloer, tientallen meters lager. Hij overleefde niet.

Juan Nasario werkt sinds zijn tiende al twaalf uur per dag op het dak

Levensgevaarlijke kinderarbeid in een rijk westers land. Kinderen, uitgebuit door volwassenen voor smerig en levensgevaarlijk werk, soms tot de dood erop volgt. Waar is Lisa Tetzner als je haar nodig hebt? Haar kinderklassieker Levende bezems (de vier delen verschenen in 1940 en 1941, maar het is nog altijd in druk) verhaalt van het gevaarlijke werk van schoorsteenvegerhulpjes in Milaan. Toegegeven, het boek speelt vroeg in de negentiende eeuw. Maar de lotgevallen van Giorgio en zijn vrienden vertonen verontrustende parallellen met die van de dakdekkertjes met wie The New York Times sprak.

Tetzner (een Duitse die voor de oorlog uitweek naar Zwitserland) beschrijft bloemrijk hoe het boerengezin in het Zwitserse kanton Ticino waarin Giorgio opgroeit, in een jaar vol ziekte en misoogsten aan de grond raakt. Zijn vader verkoopt hem aan ‘de man met het litteken’, een ronselaar die hem en andere jongens op een voettocht vol ontberingen meeneemt naar Milaan. Op het Meer van Lugano slaat hun boot om, zestien jongens verdrinken. In Milaan komen de overlevende jongens terecht bij hardvochtige bazen die ze de verstopte, beroete, soms nog gloeiend hete schoorstenen van het Victoriaanse tijdperk in jagen. Blote handen, blote voeten. Weinig te eten, niets in te brengen.

Kinderarbeid werd tijdens en na de industriële revolutie, die immers ook op vrouwen en kinderen draaide, een geliefd motief in de literatuur – zie bijvoorbeeld Charles Dickens’ Oliver Twist. Het uitgebuite, straatarme, maar moreel zuivere kind kon de lezer ondanks klassenverschillen de uitwassen van de industrialisatie laten meevoelen. Een happy end verzachtte de ruwheid van de aanklacht doorgaans. Ook met Giorgio loopt het dankzij een steenrijke weldoener uiteindelijk goed af. Voor de kinderen uit Guatemala en Honduras in de VS is zo’n sprookjeseinde er niet.

Het mag dan bijna twee eeuwen terug spelen, Lisa Tetzner vertelde hetzelfde verhaal als de ruferitos aan de Times. Erbarmelijke omstandigheden thuis, een levensgevaarlijke migratie, bazen die alleen om veiligheid geven als de inspectie eraan komt. De dood van Alfredo, de vriend van Giorgio die aan het roet in zijn longen bezwijkt, spiegelt het lot van -Juan Ortiz en de andere verongelukte dakdekkertjes. De uitwassen van het kapitalisme zijn nu in het Westen misschien minder massaal, Levende bezems laat zien dat ze in wezen niet veranderd zijn.