De founding fathers van de Nederlandse hiphop gaven massaal gehoor aan de oproep van de Amsterdamse rapformatie Zwart Licht om in Paradiso 15 jaar Bliksemschicht te komen vieren. Dit debuutalbum van Akwasi, Leeroy en producer Hayzee is een van de beste Nederlandstalige hiphopalbums ooit.
Logisch dus, dat collega-architecten van de Nederhop hun eer kwamen betuigen: van voorprogramma Black Acid (de groep van Maestrowinnaar en Wie Is De Mol?-kandidaat Sor) tot Rotjoch, Hef, Sticks en Top Notch-labelbaas Jiggy Djé. Het werd een drie uur durende, trotse viering van het werkelijk unieke genre dat Nederhop heet.
Al is het aan het begin even zoeken voor Akwasi en Leeroy. De teksten op Bliksemschicht zijn geniaal, maar ook complex. Na 15 jaar stelt Akwasi daarom vast: „Soms fok je wat teksten, kan gebeuren toch?” Track opnieuw starten en dóór. Juist de kwetsbare eerlijkheid en rauwe emoties die Zwart Licht zo kenmerken, maken het sterk.
Sissende beats
De track ‘Vanaf Nu’ is Nederhop erfgoed. „Hoe kan het dat/ schijn bedriegt als schijn niet liegt/ het zijn die/ schijnbare noch kwetsbaren die/ die lijn zien.” Akwasi was 21 toen hij dit schreef. Hij is van de taal, en de taal is van hem. De rauwe randen van zijn stem omhelzen zijn poëzie, de sissende beats van Hayzee sluipen door de tracks heen als lava door gesteente. De net wat hogere stem van Leroy blust de hitte perfect. De zaal stoomt de hele avond als een Finse sauna. Tot verbazing van de rappers ontstaat er zelfs bij een a capella voordracht van ‘Wat Sorry’ een moshpit. „Sorry dat ik zwart ben. Sorry dat ik zwart denk, en sorry dat ik zwart praat. Sorry dat ik zwart maak, en zwart werk, ik moet wel.”
Dan klinkt de stem van Geert Wilders: „Voorzitter, ondanks de aanwezigheid van tuig dat Akwasi heet, is Nederland een van de meest tolerante landen ter wereld.” Het publiek gonst, zwelt aan: „Hou toch, hou toch, hou toch… HOU TOCH EVENTJES JE FOKKING BEK DICHT!” – en de beat knalt er oorverdovend in. Leeroy springt het podium af het publiek in, confetti komt uit het plafond.
Akwasi, die ook directeur bij omroep Zwart is, is zichtbaar geëmotioneerd als Leeroy op het einde van de show de loftrompet over hem steekt: „We zijn 15 jaar lang bezig om dat wat zwart is in een goed daglicht te zetten. 15 jaar geleden had jij een idee. En nu ben je omroepbaas.” Een perfecte avond.
Daar gaan ze weer, de duistere zielen. Hun lichamen uit balans gebracht door met één been elegant op de teenpunten, met het andere plat op de vloer te stappen. Dicht bij elkaar, als een ademend organisme dolen ze over het toneel, hun soepele bewegingen soms abrupt onderbroken. Zoekend, samen schuilend voor naamloos onheil.
Nee, het is geen vrolijke club, het ensemble van negentien dansers van het Nederlands Dans Theater en acht van S-E-D, het gezelschap van de Israëlische Sharon Eyal. De toelichting in het programmaboekje (een tekst van de choreografe zelf) zegt genoeg: „Dirty and gentle. Broken. Alone. Alone. Alone. Alone. Deeper. Stronger. Weaker. Sadder. More alone. Hole.”
Dat was een treffende omschrijving van het gevoel dat Into the Hairy twee jaar geleden achterliet toen het in de oorspronkelijke versie voor acht dansers tijdens Julidans te zien was. Door de in- en in-verdrietige, verloren en duistere sfeer leek het, terugkijkend, alsof zij had voorvoeld wat er een paar maanden later stond te gebeuren: het bloedbad dat met allesvernietigende wraak tot op de dag van vandaag wordt beantwoord. De zwarte, zwaar uitgelopen make-up van de dansers wees ook toen al op een niet te stelpen leed.
Onherbergzaamheid
Onheilspellend is Into the Hairy (‘waar het griezelig is’) nog steeds, niet in de laatste plaats door de schilderachtige electrosounds van componist Koreless, die galmend ruimtelijke klankvelden afwisselt met ritmische beats. Ook het lichtontwerp met van bovenaf schijnende, diffuse lichtkegels draagt bij aan de algehele onherbergzaamheid van de wereld waarin deze zielen in elegant zwart kanten, maar gescheurde bodysuits (Dior-ontwerpster Maria Grazia Chiuri) zich overeind moeten houden.
In een trage stroom ontwikkelt zich een choreografie vol ondulerende torsen, golvende armen met handen als klauwen en secuur geplaatste insectenbenen waarin de verschillende invloeden herkenbaar zijn; hippe clubcultuur evengoed als folksy elementen, hedendaagse dans zowel als klassiek ballet.
Het XL-ensemble maakt het mogelijk om te spelen met wijd uitwaaierende opstellingen en sculpturale tableaus waarin de dansersgroep zich spiegelend opsplitst of, zoals in een van de laatste beelden, een soort vleesetende massa waarin een danseres ondersteboven verdwijnt, met sidderend onderbeen in klassieke serré.
Ondanks de onmiskenbare kracht van deze nieuwe versie – die het publiek dan ook op de stoelen kreeg – lijkt het of de uitvergroting iets afhaalt van de rauwe expressie van het origineel uit 2023. Alsof de emotie van eenzaamheid en zielenpijn minder uit de verf komt in het indrukwekkende, soms bijna gelikte effect van de massa. Afgezien daarvan: opnieuw prachtig dirty and gentle.
<dmt-util-bar article="4893602" data-paywall-belowarticle headline="Het is alsof de Israëlische choreograaf met haar duistere voorstelling Into the Hairy voorvoeld heeft wat er zou gaan gebeuren” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/16/het-is-alsof-de-israelische-choreograaf-met-haar-duistere-voorstelling-into-the-hairy-voorvoeld-heeft-wat-er-zou-gaan-gebeuren-a4893602″>
Er rijdt een huifkar door het centrum van Utrecht, voortgetrokken door twee Friese paarden. Aan de achterkant hangt een gigantische opblaasbaarmoeder. In de huifkar worden gesprekken gevoerd over wat het gezin al dan niet mag zijn. Erachteraan een stoet van diverse pluimage. De stoet is onderdeel van Beyond the Nuclear Family (‘voorbij het kerngezin’) het nieuwste project van kunstenaar en schrijver Mirthe Berentsen.
Zojuist is de kick-off geweest in het Centraal Museum, waar de tentoonstelling Good Mom/Bad Mom over moederschap te zien is en nu trekt de stoet naar de Stadsschouwburg, waar deelnemers na een gezamenlijk diner de theatervoorstelling Battlefield of Dreams, over taboes rond kinderen krijgen, van Floor Houwink ten Cate zullen bekijken.
Met deze huifkar toert Berentsen vanaf 22 mei door heel Nederland, van Amsterdam naar Gorssel, Groningen en Kolderveen. De kunstenaar en schrijver – er komt later dit jaar een boek uit bij Das Mag, We moeten het hebben over het gezin – liet zich inspireren door de huifkartocht van het feministische collectief Dolle Mina. Zij reisden in 1972 door Nederland om het gesprek aan te zwengelen over lichamelijke integriteit, familiestructuren en abortus – thema’s die vandaag de dag nog steeds relevant zijn.
„Ik wil hiermee niet de tocht uit de jaren zeventig kopiëren: dat is toen gedaan”, zegt Berentsen. Maar het idee om met een tocht vastgeroeste ideeën over het gezin op gang te brengen, dat beklijfde. „Tijdens de coronapandemie berekende het World Economic Forum dat de genderongelijkheid enorm was toegenomen omdat vrouwen meer thuisbleven en zorgtaken op zich namen dan mannen. Dat was het begin van een enorme conservatieve backlash”, aldus Berentsen, die hierover schreef in Vrij Nederland. Reden temeer om de straat op te gaan.
„Ik groeide op in de Achterhoek, en het paard en wagen waren altijd een belangrijke rite de passage in mijn leven”, vertelt Berentsen. „Talloze kinderfeestjes zijn erop gevierd, het vervoerde pasgetrouwde stellen en toen mijn vader overleed werd zijn kist op de kar naar de begraafplaats vervoerd.”
De gigantische opblaasbaarmoeder aan de achterkant van de huifkar.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Veiligheid
De huif heeft voor Berentsen verschillende betekenislagen. „Het is een soort cover, een tent of een baarmoeder. Het is een beschermend huisje dat alles bij elkaar houdt. Dat creëert een illusie van veiligheid, een bewegend en tijdelijk thuis. De Dolle Mina’s hielden een logboek bij, waarin ze de gevoerde gesprekken bijhielden. Ik wil een logboek van textiel maken dat een autonoom werk wordt.”
Bezoekers van de evenementen kunnen een stukje stof meenemen dat voor hen een persoonlijke betekenis heeft. Berentsen zal de stukken samenvoegen tot een patchwork, die uiteindelijk een nieuwe huif zal vormen – het stoffen gedeelte over de kar. „Ik wil een patchwork van verhalen maken dat collectiviteit benadrukt, een tegenvoorbeeld van het romantische idee van de individuele kunstenaar als autonoom genie.”
Beyond the Nuclear Family zie ik als een laboratorium, een oefening in de oplossing
Berentsens kritiek op het traditionele kerngezin komt voort uit een persoonlijke familiegeschiedenis. „Mijn grootmoeder kwam uit een streng katholiek gezin in Limburg, ze kreeg naar goed katholiek gebruik veertien kinderen. Toen haar jongste kind nog een baby was, overleed mijn opa. Opeens was ze gezin-af. Terwijl ze alles had gedaan zoals de bedoeling was! Vanaf toen werd ze met de nek aangekeken.”
Haar oma kaartte deze situatie aan in een interview met de Zutphense Courier, zestig jaar geleden. „De kop was: ‘De maatschappij is alleen ingericht op volledige gezinnen’. Ik zeg nu eigenlijk weer precies hetzelfde. Eigenlijk is het verschrikkelijk dat ik weer de straat op moet voor hetzelfde.”
Ze benadrukt dat haar systeemkritiek geen persoonlijke aanval is op het gezin. „Ik heb jarenlang een ivf-traject doorlopen om een kind te krijgen, ik houd van mijn gezin. Sommige familie-abolitionisten willen het gezin volledig afschaffen. Daar heeft mijn werk niets mee te maken. Ik wil de vanzelfsprekendheid ervan bevragen. Het kerngezin van een mannetje, vrouwtje en twee kinderen is niet de enige of meest ‘natuurlijke’ vorm van samenleven”, aldus Berentsen.
„Het woord ‘gezin’ stamt etymologisch af van ‘ghesinde’”, legt Berentsen uit. „Een rondreizend gezelschap, vaak bestaand uit hogergeplaatste mensen met een hofhouding die zo reisden. Maar wat als we het woord ‘gezin’ reclaimen? Wat kan het nog meer betekenen naast het kerngezin in een eengezinswoning? Een zelfgekozen familie, een groep van ‘ghesindes’ met wie je dezelfde reis wilt afleggen?”
De huifkar met de tekst „Huis uit, straat op”.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Publieke ruimte
„Het huis is voor vrouwen en kinderen de meest gevaarlijke plek om te leven”, zegt Berentsen. „Waar het meeste geweld plaatsvindt.” Ze verwijst naar bioloog Frans de Waal, die onderzocht waarom verkrachting onder apen zeldzaam is. „Zijn verklaring waarom het onder mensen wél voorkomt, is omdat we ons hebben teruggetrokken in onze huizen.” Achter de voordeur bevindt zich het privédomein dat zich onttrekt aan sociale controle.
Beyond the Nuclear Family moest logischerwijs plaatsvinden in de publieke ruimte. Op een spandoek staat dan ook: „Huis uit, straat op”.
Berentsen: „Het hobbelen in de kar en de mensen met wie je die dag bent, dat is op dat moment je familie, daar ben je verantwoordelijk voor. Je wacht op elkaar en helpt elkaar de weg over te steken.” In het centrum van Utrecht wordt soms met ergernis maar vooral met nieuwsgierigheid gereageerd op de stapvoets rijdende huifkar. Berentsen draagt een zwarte cape met witte paarden erop en deelt vrolijk kaartjes uit aan voorbijgangers.
„Vooruitgang is geen rechte lijn”, zegt Berentsen. „Vaak vragen mensen me: maar wat jij wil dan? Beyond the Nuclear Family zie ik als een laboratorium, een oefening in de oplossing. Laten we samen heel even proberen wat mogelijk zou kunnen zijn als we niet denken in de beperking maar in de mogelijkheid.”
„Ik gun mijn dochter meer, in plaats van minder. Meer vrijheid, meer zelfbeschikking, meer keuze. Welke weg willen we samen afleggen?” Voor het stoplicht staan de paarden ongeduldig te trappelen. Dan komt de stoet langzaam weer in beweging.
Regisseur/scenarist Robert Benton, die afgelopen week overleed, vergeleek zichzelf in 2007 met vampier Dracula, in een interview met The Los Angeles Times. „Ik laat geen spoor achter in de spiegel.” Ondanks zijn drie Oscars – beste regie en scenario voor Kramer vs. Kramer, en beste scenario voor Places in the Heart – was dit waar Benton om bekend stond: bescheidenheid. Hij cijferde zichzelf vaak weg, gaf de eer liever aan anderen. Zíjn geheim was „het inhuren van goede acteurs” en „proberen niet in hun weg te staan”. Zijn ‘filmstijl’ was subtiel en gevoelsmatig.
Toch liet Benton een diepe indruk achter op de Amerikaanse filmindustrie. Toen hij op zijn 35ste zijn baan als art-director bij Esquire verloor, besloot hij scenarist te worden. Hij was dyslectisch – zódanig dat hij alleen succesvol was op school omdat zijn moeder bridgede met zijn leraren – en dus vormde hij een team met journalist David Newman. Hun eerste scenario, voor Bonnie and Clyde (1967), leverde hen direct een Oscarnominatie op. De film was een sensatie, en een keerpunt in Hollywood. Hij bracht de verteltechnieken van de Franse Nouvelle Vague naar Hollywood, en werd een routekaart voor regisseurs als Scorsese en Coppola. Met de technieken van Truffaut had hij een „enthousiasmerend Amerikaanse, Amerikaanse film” gemaakt, zoals eminente criticus Pauline Kael in haar 7000-woorden lange jubelrecensie schreef. Bonnie and Clyde vertaalde de wervelende Amerikaanse counterculture in gewelddadige, seksuele, komische antiheldenverering en vatte daarmee precies de tijdsgeest.
Dustin Hoffman en Meryl Streep in Kramer Vs. Kramer (1979)
Regisseur Robert Benton
En daarin bleek Benton goed te zijn: maatschappelijke mores vangen in commerciële films. Hij en Newman schreven mee aan iconische jaren zeventigfilms als screwballkomedie What’s up Doc? en de eerste Superman-film. Zijn regie-debuut Bad Company (1972) was wat later een acid-western genoemd werd, een film die de perverse kant van de John Wayne-cowboycultuur toonde.
Bentons grootste succes kwam in 1978, met Kramer vs. Kramer. Mad man Ted (Dustin Hoffman) moet zijn zoontje alleen opvoeden als zijn vrouw Joanna (Meryl Streep) vertrekt; totdat Joanna anderhalf jaar later terugkomt en een voogdijzaak begint. De film werd de best bezochte film van het jaar. Én was revolutionair. In de open verbeelding van scheiding (zonder Bijbelse moraal) en in de aandacht voor de wurging die de moederrol voor vrouwen kon zijn.
https://www.youtube.com/watch?v=KZfIl9isKLU
Kramer vs. Kramer is het beste bewijs van Bentons talent als scenarist en regisseur. Zoals de Franse regisseurs die hij bewonderde, trok hij betekenis niet per se uit dialogen, maar uit gezichtsuitdrukkingen, gebeurtenissen en beeldtaal – wat er óp de ontbijttafel ligt is net zo belangrijk als wat eraan gezegd wordt. Actrice Sally Field, die de hoofdrol speelde in Places in the Heart, zei later dat Benton van het kleinste handgebaar de emotie begreep. Hij was een acteursregisseur.
Op zijn hoogtepunt bewandelde Benton als circusartiest de scheidslijn tussen commercieel en intellectueel, op een wijze die zelden nog voorkomt in de VS. Na de jaren zeventig nam het succes van Benton af. Acteursgedreven drama’s als Places in the Heart en Nobody’s Fool zijn pareltjes. Maar meer high conceptfilms als Philip Roth-verfilming The Human Stain of neonoir Twilight sloegen dood. Misschien was de filmindustrie te commercieel geworden voor Bentons bescheiden ambitie? In 2009 zei hij dat Kramer vs. Kramer in de moderne filmindustrie waarschijnlijk niet gemaakt zou worden. Studio’s werden niet meer gerund als avontuurlijke projecten door entrepreneurs met een visie, maar als bedrijven die verantwoording afleggen aan aandeelhouders. Maar, voegde hij toe: „Ik zeg niet dat het een beter was dan het ander.” Typisch Benton, immer bescheiden.