Groot was recent de ophef over de onthulling van de Volkskrant dat een Nederlandse AIVD-agent met het binnengesmokkelde Stuxnet-virus het kernenergieprogramma van Iran had beschadigd, zonder dat iemand er in Nederland iets vanaf wist. Alle lof voor de journalist die de naam van de AIVD’er achterhaalde.
Meteen volgden er Kamervragen: was deze bemoeienis de Nederlandse regering bekend? Was dit een staaltje ongecontroleerde geopolitieke waaghalzerij? Had de Nederlandse regering, als ze al iets wist van deze avonturen van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, zich wel gerealiseerd dat we misschien een oorlogsdaad hadden gepleegd en dat Iran best wel eens wraak zou kunnen nemen?
Het toezicht op AIVD en MIVD is vooral in handen van de CTIVD (Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) en de zogenaamde commissie-Stiekem (van fractievoorzitters van grote partijen uit de Tweede Kamer). Van de CTIVD kunnen we inmiddels wel aannemen dat deze gevoelige interventie aan haar aandacht is ontsnapt, na de verzuchting van toenmalig voorzitter Bert van Delden in een interview in de Volkskrant dat zij slechts steekproefsgewijs kan toezichthouden. Voor de commissie-Stiekem geldt een strikte zwijgplicht.
Chefsache
De regering, en in het bijzonder de premier, de ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie moeten natuurlijk over de gevoeligste operaties vooraf van de hoed en de rand weten, want oorlog en elk politiek risico van deze categorie is Chefsache. Maar ook hun bureaus zijn overvol en als ze al iets weten zwijgen ze als het graf. Voorstellen voor geheime operaties worden aan de ministers gedaan en uitgebroed in de ultrageheime MKSO, ambtelijk jargon voor de Ministeriële Kerngroep Speciale Operaties, waar de premier in beginsel niet bij aanwezig is. Die wordt eventueel naderhand ingelicht.
In deze krant is door een oud-medewerker van de AIVD terecht betoogd dat de lippen gesloten zullen blijven (9/1). Maar niet getreurd. Iedereen lijkt vergeten dat het kwartje al gevallen is met de memoires van ex-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal (VVD): Waarnemer, adviseur, beslisser (2018). In dat dikke boek staan passages die me in staat stellen om de Kamervragen tóch te beantwoorden.
Antwoorden op Kamervragen
Was deze bemoeienis de Nederlands regering bekend? Het regeringsantwoord zal zijn: daarover zwijgen we. Mijn antwoord: ja, over „bijna-kernmacht Iran” kreeg de minister herhaaldelijk ‘rode berichten’ van de AIVD.
Was dit een staaltje ongecontroleerde geopolitieke waaghalzerij? De regering zal zwijgen; mijn antwoord: nee, dit was een bewuste reactie op verzoeken van westerse bondgenoten om hen te helpen met cyberoperaties. Nederland is een nuttige hulp, want Amerikanen en Israeliërs vallen in Iran te veel op. In ruil kunnen we iets terugvragen aan de fine fleur van het inlichtingenmilieu.
Had de Nederlandse regering, als ze al iets wist van deze avonturen van de AIVD, zich wel gerealiseerd dat we misschien een oorlogsdaad hebben gepleegd, en dat Iran best wel eens wraak zou kunnen nemen? Mijn antwoord: jazeker. De Tweede Kamer heeft de regering de ruimte gegeven om verder te gaan dan het treffen van sancties tegenover bijna-kernmacht Iran.
‘Niet op tafel, niet van tafel’
Minister Rosenthal schreef namelijk: „Telkens wanneer rapporten van het IAEA [over de ontwikkeling van het Iraanse nucleaire programma] in aantocht waren, nam de spanning toe. Afhankelijk van de conclusies in die rapporten konden ook wij geconfronteerd worden met vragen over mogelijke acties die verder zouden gaan dan het treffen van sancties tegenover bijna-kernmacht Iran: politieke steun aan westerse grootmachten die eventueel met conventionele of cyberwapens zouden willen ingrijpen of zelfs het leveren van een daadwerkelijke bijdrage aan zo’n interventie. Daarbij waren cyberacties allang niet meer denkbeeldig. In september 2010 kwam naar buiten dat het Stuxnet computervirus het Iraanse nucleaire verrijkingsprogramma ernstige schade [had] toegebracht. […] In een volgend Kamerdebat vatte ik van mijn kant samen: ‘Interventies die verdergaan dan sancties, zijn op dit moment niet aan de orde, ze liggen niet op tafel, maar zijn ook niet van tafel.’ Daarmee zaten we op dezelfde lijn als de Britten.”
Voor zijn voorgangers moet hetzelfde gegolden hebben.
Verderop in zijn boek: „Als minister had ik ervaren hoe belangrijk vertrouwelijke informatie kon zijn voor het nemen van beslissingen, en dat gold des te meer voor de staatsgeheime ‘rode berichten’ van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.”