Column | Informateur Plasterk aan de leiband van Kamervoorzitter Bosma

Ronald Plasterk is de uitgelezen man om een kabinet-Wilders tot stand te brengen. De informateur kent de klassieker ‘politiek is voldongen feiten scheppen’. Als de scheidend PvdA’er, gedekt door parlementsvoorzitter Martin Bosma, zijn boekje te buiten gaat en volksvertegenwoordigers hem om opheldering vragen, ziet hij er dan ook geen been in om hen demonstratief af te poeieren.

Op 13 december kreeg Plasterk van de Tweede Kamer de opdracht zijn werk langs strikte prioriteiten op te bouwen: eerst kijken of er overeenstemming kan worden bereikt over een „basislijn voor het waarborgen van de democratische rechtsstaat” en pas daarna „onderzoeken of er reëel perspectief is op overeenstemming” over onder meer migratie, bestaanszekerheid, goed bestuur en Oekraïne.

Of er zicht is op die ‘basislijn’ is na zes weken onbekend. Duidelijk is alleen dat potentieel regeringsleider Geert Wilders zich tegen de Grondwet blijft uitspreken. Recent nog toen de Eerste Kamer dinsdag de spreidingswet aannam en de PVV-leider zich per tweet schaarde achter de gemeente Westland die aankondigde de wet aan haar laars te zullen lappen.

Desalniettemin nodigde Plasterk op 16 januari de topfunctionarissen van De Nederlandsche Bank, het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën aan de onderhandelingstafel uit. Deed hij dat omdat Klaas Knot, Pieter Hasekamp en Bas van den Dungen in de avonduren lid zijn van een geheim genootschap van Grondwetjuristen en ze hun licht moesten laten schijnen over de correlatie tussen basisrente en basislijn? Een zoekactie via Google Scholar wijst niet op publicaties ter zake.

Voor GroenLinks-PvdA en PvdD was hun komst aanleiding voor vragen: was de eerste fase inderdaad in kannen en kruiken, of was de informateur toch alvast aan de gang gegaan met de tweede fase? Plasterk antwoordde met een tekst waarvoor hij op een Jezuïeten-college een zes-min zou hebben gekregen: aan het gesprek met het trio konden „geen conclusies worden verbonden ten aanzien van de werkwijze of het verloop van de informatie”. Vijf dagen later ging de informateur wel naar koning Willem-Alexander om aan hem te rapporteren wat hij de Kamer niet wilde vertellen.

Deze dubbele moraal – zwijgen tegen de volksvertegenwoordiging, praten met de vorst – was afgestemd met de parlementsvoorzitter. Plasterk mag namelijk niets zonder Bosma. Het is Bosma die bepaalt of hij naar Paleis Noordeinde mag. Het is Bosma die beoordeelt „hoe de Kamer geïnformeerd moet worden”, staat in de opdracht voor Plasterk.

Deze machtsverhouding is het gevolg van het besluit ruim tien jaar geleden om de onschendbare en dus onzichtbare Koning ter wille van de democratie uit te rangeren. De vraag is nu dus wie over de formatie verantwoording aflegt. Plasterk, Bosma of de uiteindelijke formateur?

Vroeger deed de laatste dat. D66-voorman Hans van Mierlo dreef er in 1986 zo de spot mee: „Zoals in het canonieke recht een huwelijk pas als voltooid wordt beschouwd wanneer gemeenschap heeft plaatsgevonden, zo wordt in ons ongeschreven staatsrecht een kabinet pas als voltooid beschouwd wanneer gemeenschap met het parlement heeft plaatsgevonden. Een blik op het regeerakkoord leert ons, dat er gemeenschap voor het huwelijk heeft plaatsgevonden, wat, geloof ik, niet mag van iedereen, maar wat, naar men zegt, wel vaker voorkomt”.

Maar sinds de parlementaire coup van 2012 kan de Kamer zich niet meer achter deze fictie verschuilen. Ze hoeft er dus geen genoegen mee te nemen dat Plasterk en Bosma tijdens het proces hun verantwoordelijkheid ontlopen. Doet ze dat wel, dan geldt kennelijk ook hier de ‘Wet van Tsjernomyrdin’, vernoemd naar de Russische premier die in 1993 over zijn beleid zei: „We wilden het betere, maar kregen de gebruikelijk bende.”

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.