Al tweeënhalve eeuw is het repertoire voor twee violen, een altviool en een cello het onweerstaanbare paradepaardje binnen de kamermuziek, muziek voor een groep instrumenten die in een huiskamer passen. Waar andere klassieke genres kwamen en gingen – de gloriedagen van de triosonate en het orkestlied zijn voorbij – staat het componeren van een strijkkwartet bij veel hedendaagse componisten nog altijd hoog op het wensenlijstje. Die Königsdisziplin noemen onze oosterburen het genre. Vorig jaar nog liet het Amerikaanse Kronos Quartet voor hun vijftigjarig jubileum in één klap vijftig kwartetten componeren.
Zaterdag begint in het Muziekgebouw in Amsterdam de Strijkkwartet Biënnale. Wat is het toch met dit genre, waar liefhebbers over praten zoals wijnfanaten over druivenrassen? En luister je naar een strijkkwartet anders dan bijvoorbeeld naar een orkest?
1Het strijkkwartet als stijlvolle krachtpatser
Muziek voor vier strijkinstrumenten bestond al toen het strijkkwartet tegen 1770 zijn serieuze intrede deed op muziekavondjes in Oostenrijkse salons. Die eerdere kwartetten klonken vaak als een kinderfiets met zijwieltjes: de eerste viool (het voorwiel) bepaalde de koers, als melodievoerder en ster van de avond. De cello (het achterwiel) stuwde de boel met ‘simpele’ basloopjes voort. De tweede viool en altviool (de zijwieltjes) boden alleen maar wat extra ondersteuning. In korte tijd werd het strijkkwartet echter de four-wheel drive van de klassieke muziek: een stijlvolle krachtpatser aangedreven door vier gelijkwaardige, onmisbare stemmen.
Die vier stemmen verhouden zich tot elkaar als verstandige mensen die een gesprek voeren, meende Goethe. Als luisteraar waan je je als een vlieg op de muur: je luistert naar hoe de instrumenten elkaar aanvullen en in de rede vallen, hoe ze grapjes vertellen en je op de clou laten wachten, hoe ze vragen stellen en die beantwoorden. Hoe ze nu eens argumenten over en weer gooien en dan weer eensgezind hun weg vervolgen.
Lees ook
Handleiding: hoe te houden van het strijkkwartet
Goethe had het over de strijkkwartetten van Joseph Haydn (1732-1809). Die wordt vaak de vader van het genre genoemd, wat niet helemaal waar is, want ook tijdgenoten als František Xaver Richter en Luigi Boccherini gingen met het kwartet aan de slag. Toch mag Haydn met 68 stuks vol vernieuwingen met de eer strijken. Vergelijk maar eens de oudere vierstemmige concertini van Giovanni Battista Sammartini, waarin de eerste viool het hoogste woord voert, met het keuvelende openingsdeel van Haydns opus 20, nr.4.
2Het strijkkwartet als klankbouwwerk
Makkelijk misverstand: componeren voor vier strijkers zal vergeleken met componeren voor een tachtigkoppig orkest een eitje zijn. Integendeel. Als je luistert naar een strijkkwartet is het alsof er iemand met een volgspot elke noot in de schijnwerpers zet. Als een melodie eigenlijk net niet interessant is, dan is er geen dik tapijt van andere orkestinstrumenten en orkestrale timbres die dat verhult. Met slechts het klankenpalet van de vioolfamilie tot de beschikking, moet de componist ervoor zorgen dat elke stem en elke lijn op zichzelf staat. Voor componisten voelt een strijkkwartet componeren als een proeve van bekwaamheid.
Bij strijkkwartetten hoor je componisten als klankarchitecten aan het werk. Je ziet ze bijna aan de tekentafel staan: hier het fundament, daar een pilaar, een dwarsbalk, en dan de ornamenten. Als luisteraar zit je met je neus bovenop een muzikaal idee dat zich ontwikkelt, patronen vormt en weer wordt opgeknipt. En dat met een heel spectrum aan strijkersklanken, want met slechts die vier strijkinstrumenten kun je zowel fluisterzachte lyrische lijnen als snijdend harde grooves, en alles daartussen, laten horen.
Lees ook
Animato Kwartet: ‘Het is soms heel goed om een slecht idee uit te proberen’
Voor de musici is dat geen sinecure, want net als de componist kunnen ook zij zich niet achter andere instrumenten verschuilen. Ze moeten voortdurend oog hebben voor hun steeds wisselende rol in de muzikale constructie. Ritme, tempo, articulatie, frasering, dynamiek: voor de vier musici is het alsof ze samen ademen met één set longen. Verschillen ze onderling van mening, dan stort het bouwwerk in elkaar.
Toen Mozart (1756-1791) met het strijkkwartet aan de slag ging, slaagde hij met vlag en wimpel. Zijn serie van zes uit 1773, waaronder het onheilspellende Dissonantenkwartet, konden de goedkeuring van ‘Papa Haydn’ wegdragen. Honderd jaar later gooide Johannes Brahms’ (1833-1897) twintig kwartetten in de prullenbak voordat hij er een durfde te publiceren. Toch kon ook hij uit één muzikaal bouwsteentje de schitterendste monumenten laten verrijzen. Maurice Ravel (1875-1937) mag ook niet onvermeld blijven: hij kleurde zijn enige kwartet zo virtuoos in dat je soms vergeet dat je maar naar vier musici zit te luisteren.
3Het strijkkwartet als muzikale krachtmeting
Het strijkkwartet werd hét genre waarin componisten elkaar het vuur aan de schenen legden met nieuwe technieken en expressiemogelijkheden. Je vindt er de meest intense en experimentele vergezichten. Toen Beethoven (1770-1827) aan het eind van zijn leven zijn kwartetten componeerde, schudde hij niet slechts de kaarten opnieuw, maar introduceerde hij een voor het genre compleet nieuw spel. De emotionele intensiteit, complexiteit en onvoorspelbaarheid van zijn opus 131 waren ongehoord.
In de eerste helft van de 20ste eeuw woelde Béla Bartók (18811945) wederom het speelveld om met zijn hypnotiserende kwartetten, die bol stonden van nieuwe muzikale effecten. Neem bijvoorbeeld het zogenaamde Bartók-pizzicato: daarbij wordt er zo fel aan een snaar geplukt dat hij percussief terugklapt, zoals veelvuldig gebeurt in het vierde deel van zijn Vierde strijkkwartet.
4Het strijkkwartet als intiem dagboek
Wil je componisten echt leren kennen: luister naar een strijkkwartet. Daarin vind je hun persoonlijkste ontboezemingen. Componisten zoals Bedrich Smetana (1824-1884), die in de 19de eeuw geacht werden opera’s en symfonieën te componeren rond nationalistische sentimenten, konden hun eigen zielenroerselen kwijt in het strijkkwartet. Toen de Sovjet-autoriteiten Dmitri Sjostakovitsj’ (1906-1975) symfonieën nauwlettend in de gaten hielden, stortte ook hij zijn hart vrijelijk uit in zijn kwartetten. Zijn grimmige Achtste strijkkwartet pakt je bij je lurven en laat niet meer los.
Luisteren naar een strijkkwartet blijft een intieme belevenis met vier individuen op een podium, die met vier instrumenten en vier verschillende stemmen één verhaal vertellen. Samen fixeren ze oor en oog op dat wonder van muzikale verbeeldingskracht.