De oprichter en zanger van de discogroep Boney M. en muziekproducent van popduo Milli Vanilli – Frank Farian – is op 82-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn familie dinsdag laten weten via zijn management aan Duitse media. In een verklaring van het management stond dat Farian „vredig” in zijn huis in Miami is overleden. Over zijn doodsoorzaak is nog niets bekend.
De Duitse muziekproducent Farian werd in de jaren zeventig bekend toen hij Boney M. oprichtte. Deze band scoorde wereldwijd hits met nummers als Daddy Cool, Rasputin en Mary’s Boy Child. Tijdens optredens playbackte de leadzanger en danser van de band Bobby Farrel de nummers. Farian was namelijk diegene die alle liederen inzong.
Ook het popduo van Milli Vanilli, Fab Morvan en Rob Pilatus, hebben nog nooit een noot zelf gezongen. Daarachter schuilde ook de stem van Farian. Dit schandaal zorgde ervoor dat de Grammy Award voor het nummer Girl You Know It’s True in 1990 werd geretourneerd.
Nieuw Milli Vanilli-album
Wereldwijd verkocht Farian meer dan 800 miljoen platen. Hij werd beschouwd als meest succesvolle producer van Duitsland. Voor zijn dood kondigde hij aan dat er binnenkort een nieuw Milli Vanilli-album met niet eerder uitgebrachte nummers zou verschijnen.
In 2022 beweerde Farian „dat zijn leven was gered”, omdat hij een hartoperatie zou hebben ondergaan. Daarbij kreeg een hartklep van een varken ingebracht.
Het was sensationeel, de opera Einstein on the Beach van regisseur Robert Wilson in Carré tijdens het Holland Festival, halverwege de jaren zeventig. Op muziek van minimal composer Philip Glass en de choreografie van Lucinda Childs was het publiek getuige van een vijf uur durende, bedwelmende performance.
Alles wat voordien tot ‘opera’ behoorde, werd rigoureus anders. Cijferreeksen verschenen als lichtprojecties, de dansers maakten ogenschijnlijk eindeloos dezelfde bewegingen, maar er zaten minimale verschillen in de danspatronen. Het allermooiste was de eenzame, vioolspelende man die Einstein vertolkte op de rand van de bühne. Voor velen, zowel makers als toeschouwers, is dit nog steeds een van de allerbelangwekkendste performances.
De Amerikaanse regisseur Robert (Bob) Wilson die verantwoordelijk was voor deze meeslepende esthetiek, is afgelopen donderdag 31 juli overleden, hij werd 83 jaar. Wilson was veel meer dan alleen theaterregisseur; hij was videokunstenaar, beeldend kunstenaar, performer, lichtontwerper. Het sleutelwoord tot al zijn werk, en dat is immens veel, zou je kunnen omschrijven als ‘licht’. Dat is de herinnering ook aan zijn werk waarvan veel in Nederland te zien is geweest, niet alleen Einstein on the Beach (1976), ook I Was Sitting on My Patio This Guy Appeared I Thought I Was Hallucinating (1977) in het toenmalige Mickery Theater in Amsterdam, Death Destruction & Detroit (1979) en het fenomenale spektakelstuk waarvan hij de premières verdeelde over schouwburgen in verschillende Europese steden, waaronder Rotterdam. Het heette Civil Wars: A Tree Is Best Measured When It Is Down (1984).
Beeld uit de opera ‘Einstein on the Beach’ van Robert Wilson en Philip Glass in The Brooklyn Academy of Music Opera House, Brooklyn, New York, in 1984. Foto Jack Vartoogian
Emotionele problemen
Wilson werd op 4 oktober 1941 geboren in Waco (Texas), waar zijn vader advocaat was. Aanvankelijk begon hij aan een studie bedrijfskunde, maar brak die af; hij voelde zich aangetrokken tot de kunsten. Zijn homoseksuele geaardheid bracht emotionele problemen teweeg, temeer daar zijn vader dat als een ziekte zag. Wilson verliet Texas en vertrok in 1963 naar Brooklyn, New York, waar hij abstract-expressionistische schilderkunst studeerde bij George McNeil en binnenhuisarchitectuur aan het Pratt Institute.
Al snel na zijn afstuderen richtte hij in 1968 zijn eigen experimentele theatergroep op, The Byrd Hoffman School of Byrds. Zijn loft in Soho, Lower Manhattan, diende als repetitieruimte en opvoeringsplek voor zijn eerste werken, zoals The King of Spain (1969) en The Life and Times of Sigmund Freud (1969). Historische figuren en historische gebeurtenissen hebben Wilson altijd gefascineerd. Dat hij de natuurkundige Albert Einstein tot hoofdpersoon maakte in Einstein on the Beach had een duidelijke reden. De atoomdreiging was in die tijd nog altijd nabij. De performance eindigde met een onvergetelijke nucleaire lichtshow van duizelingwekkend goud. Over het licht in zijn werk zei Wilson: „Ik schilder, ik bouw, ik componeer met licht. Licht is een toverstaf.”
Mijn theater is het theater van de traagheid. Een langzame ervaring is de meest intense
Zijn groots opgezette serie Civil Wars (1984) bracht Wilson onder meer in de Rotterdamse Schouwburg, het was gepland voor de Olympische Zomerspelen van dat jaar maar werd nooit in zijn geheel opgevoerd. Wilson repeteerde destijds tot diep in de nacht. Het was fascinerend om daarvan getuige te zijn. Hij zocht perfectie tot op de millimeter. In extreem langzame bewegingen droegen acteurs een boomstam over de speelvloer.
Verbijsterend harde werker
Die vertraagde precisie bracht hij ook op het Oerol Festival in 2008. Wilson was op het Waddeneiland Terschelling aanwezig, witte cowboyhoed op. In samenwerking met ontwerper Theun Mosk verrees er op Oost-Terschelling een soort zwarte tempel, een black box. Daar begon Walking, een stiltewandeling langs duin en kwelder. De opdracht van Wilson aan de deelnemers was: „Langzaam lopen, tergend traag, stap voor stap, zonder te haasten: probeer het maar eens.” Walking duurde vier uur; Wilson zelf was gefascineerd door de grilligheid van het weer op het eiland, en dat voor een regisseur die alles wil beheersen. Hierover zei hij in NRC: „De veranderende weersomstandigheden en het licht dat geen seconde hetzelfde is, maken van de omgeving een telkens veranderend decor. Normaal gaat men daaraan voorbij. Met Walking wil ik de toeschouwer confronteren met die voortdurende wisseling van het visuele landschap. Mijn theater is het theater van de traagheid. Een langzame ervaring is de meest intense.”
Wilson was een verbijsterend harde werker die op verschillende plekken zo ongeveer tegelijkertijd regisseerde, hoewel het leek of hij op Terschelling de tijd stilzette. In het jaar dat hij The Black Rider (1990) regisseerde met muziek van Tom Waits en tekst van William Burroughs, die ook in Nederland was te zien, deed hij King Lear (Frankfurt), Tsjechovs Zwanenzang (München), Orlando naar Virginia Woolf in West-Berlijn.
In 2012 was ook in Carré The Life and Death of Marina Abramovic te zien, een reeks tableaux vivants waarin Abramovic zelf haar moeder speelde. De performancekunstenares had Wilson gevraagd alvast haar dood te ensceneren. Het werd een weergaloos enerverende uitvoering waarin de mateloze precisie van Wilson prachtig harmonieerde met de dwingende, naturalistische heftigheid van Abramovic. Opnieuw is de belichting van de personages op een bijna geheel leeg podium oogverblindend mooi. Dat liet vooral die ene scène zien, waarin Abramovic toont hoe je een mes in eigen hand moet steken: tergend traag, extreem exact, een performance van pure blinkende scherpte.
Met zijn toegewijde, obsessieve nauwgezetheid gaf hij het theater een nieuwe impuls: over elke beweging en elke lichtval werd nagedacht, cerebraal en beredeneerd, maar ongekend emotioneel. Tot die tijd was dat nooit eerder op de bühne getoond.
De Noorse fotograaf en blogger Maria Gros Vatne keerde het stadsleven de rug toe en ging met haar gezin op een afgelegen boerderij wonen. Zelfvoorzienend, ze leefden van de eigen grond, haar vier kinderen gaf ze zelf onderwijs. De documentaire A New Kind of Wilderness (Ukjent landskap, NPO Doc) begint met idyllische beelden van Maria die haar kinderen filmt in de natuur. In een reeks foto’s duikt ze kort op met een voedingssonde. Dan zien we een foto waarop de oudste dochter haar kaalscheert.
En na vijf minuten blijkt hoofdpersoon Maria overleden. Haar tienjarige dochter Freja zet geplukte bloemen bij haar foto en zegt: „Ik mis haar geur. Ik heb een trui waaraan ik kan ruiken maar de geur is niet vers meer. Ze ruikt zo lekker, aardig en veilig.”
De kinderen en hun Engelse vader Nik moeten niet alleen Maria missen, ze moeten afscheid nemen van hun hele leefwijze. Nik blijft zitten met drie jonge kinderen. De vierde kan het verdriet in huis niet aan en vertrekt. Het gezin was georganiseerd rond de moeder. ‘Leven van de natuur’ betekende dat ze leefden van haar inkomen als fotograaf en blogger. Nu moet Nik de boerderij verkopen, naar de stad trekken, werk zoeken en zijn kinderen op school doen.
‘School is gevangenis’
Aanvankelijk doet de documentaire denken aan Captain Fantastic en Leave No Trace – speelfilms over kinderen die opgroeien in de natuur en dan teruggaan naar de beschaving. Maar het grote verschil is dat de verwachte botsing tussen het idyllische en het conformistische leven goeddeels uitblijven. De kinderen gaan op de eerste dag met grote tegenzin naar school – de ouders hebben hen geleerd dat het ‘de gevangenis’ is waar je gestraft wordt omdat je kind bent. Maar ze vinden snel hun draai en vragen of ze voltijds naar school mogen. Verrukt verzamelen de kinderen zich rond de iPad die Freja van school meekrijgt. De weerzin tegen het moderne leven die hun ouders ze meegaven, schudden ze vrij makkelijk weer af.
Die idealen lijken ook voornamelijk van de moeder te komen. Zij had Nik uitgezocht op zijn stoerheid en kracht, maar hij blijkt zonder zijn vrouw vooral een lieve, meegaande man. Hij valt zijn kinderen wel de hele tijd lastig met zijn wens om Noorwegen te verlaten en terug te keren naar Engeland. Ook dat conflict loopt met een sisser af. Vooral de tienjarige Freja is de onverschrokken heldin. Niet de vader maar zij is de nieuwe spil van de familie.
Regisseur Silje Evensmo Jacobsen registreert het gezinsleven zonder commentaar, met prachtige beelden vol Scandi-romantiek: de uitgestrekte bossen, mist en sneeuw, schattige blonde kinderen met bolle wangen, wollen mutsen en Noorse truien. Het gebrek aan harde confrontaties blijkt de kracht van de film. Natuurleven versus stadsleven blijkt een bijzaak: het gaat over omgaan met verlies. Zacht en liefdevol legt Jacobsen vast hoe het gezin in rouw na de grote klap weer opkrabbelt en het nieuwe leven aangaat.
„What makes a man?”, vraagt de verteller zich aan het begin van cultfilm The Big Lebowski af. De film is het antwoord. Hoewel het gieren, lachen en brullen is met Jeff – The Dude – Lebowski en zijn bowlingmakkers Donny en Walter, die het niet kan laten bij alles wat hem overkomt een parallel te trekken met zijn Vietnamverleden, heeft The Big Lebowski wel iets te vertellen. De gebroeders Coen willen ons graag amuseren, maar stiekem ook een lesje meegeven. Zo zien we op een televisiescherm in de supermarkt, waar The Dude in ochtendjas een pakje melk met een cheque afrekent, met de helft van het pakje al in zijn baard, George Bush sr. over de Eerste Golfoorlog verklaren: „This aggression will not stand.” Ook The Dude (Jeff Bridges) laat niet over zich heen lopen als hem onrecht wordt aangedaan. Maar dan wel met behoud van zijn integriteit.
André Waardenburg
Rustig eilandrijkjes bouwen
In de tijd van Sim City moest een stadsbouwgame nog gevaren kennen: uit de hand gelopen verkeer, aardbevingen, aliens. Maar de afgelopen jaren is de relaxte bouwgame in opkomst: spellen waar je soms met helemaal niks rekening hoeft te houden, behalve je eigen fantasie. Islanders: New Shores bewandelt een middenweg. De speler krijgt de macht over piepkleine eilandrijkjes, en moet elke beurt kiezen wat er geplaatst moet worden. Een brouwerij? Een boerderij? Of toch een vuurtoren? Elk gebouw kan punten opleveren of aftrekken. Komt de teller op 0 te staan, dan is het afgelopen. Het maakt Islanders tot heerlijk rustige bouwgame met net genoeg spelelementen om de speler mee uit te dagen. De eilandvibes helpen het vakantiegevoel.
Len Maessen
Veul interviewt Bergman
Zaterdagavond interviewt Nicolaas Veul (Een valse start: 100 dagen in de jeugd- en gezinszorg) drie uur lang Sunny Bergman in Het Marathoninterview . Ze kreeg onlangs van de jury van de Nipkowschijf een eervolle vermelding voor haar meest recente documentaire Blauwe ballen en andere verkrachtingsmythes. Hierin onderzoekt ze waarom seksueel geweld zo wijdverbreid is en waarom het zo moeilijk is om de daders voor de rechter te krijgen. Haar persoonlijke overtuiging is meestal het startpunt van haar verhaal. Bergman schuwt taboes niet en is als geen ander in staat om de olifant in de kamer te benoemen. Ze maakte onder anderen de films Beperkt houdbaar, Zwart als roet, Oproerkraaiers en de serie Sunny Side of Sex. In 2023 verscheen Mijn nazi-opa, een spraakmakende memoir over een pijnlijke familiegeschiedenis.