Oscarwinnende filmregisseur Norman Jewison (97) overleden

Eerst een misverstand uit de weg: regisseur-producer Norman Jewison was niet Joods. Zijn Canadese ouders waren winkeliers van Engels-protestantse komaf. Helemaal WASP dus, white anglo-saxon protestant. Maar als schooljongen in Toronto werd hij in de jaren dertig gepest als ‘Jodenzoon’ en als volwassene werd hij vanwege zijn achternaam afgewezen als lid van de Scarsdale Golf Club bij New York.

Dat Jewison vanaf eind jaren zestig furore maakte als geëngageerd regisseur van films over racisme en antisemitisme – de raciale thriller in zwart-wit In the Heat of the Night (1967), het kleurrijk-folkloristische Fiddler on the Roof (1971) over Asjkenazische Joden – lag in zekere zin voor de hand. Die laatste hitmusical ging over de orthodoxe Joden die houvast vinden in hun traditie in een wereld van armoede en altijd dreigende pogroms – een precair evenwicht, als een violist spelend op een scheef dak. Jewison shockeerde naar eigen zeggen studio United Artists door halverwege uit de kast te komen als goy (niet-Joods). Geruchten dat hij zich alsnog tot het Jodendom wilde bekeren, deed hij af met een grap: dan zou hij zijn naam wel veranderen in Norman Christianson.

In de periode van Fiddler on the Roof was Jewison vaak in Israël te vinden: hij raakte naar eigen zeggen betoverd door de orthodox-Joodse traditie, de klaarheid van hun overtuigingen, de theatrale, muzikale aspecten. Al klonk er twee jaar later harde Joodse kritiek op zijn volgende hitfilm, de in de Negev-woestijn opgenomen rockopera Jesus Christ Superstar. Die schreef Jezus’ kruisdood eens te meer toe aan een intrige van de Joodse priesterkaste; Pontius Pilatus wast namens de Romeinen zijn handen in onschuld.

Zeer verdachte huidskleur

Van zijn – in het toenmalige jargon – ‘maatschappelijk relevante’ films is de met vijf Oscars bekroonde In the Heat of the Night het hoogtepunt: Sidney Poitier wordt als zwarte politieman Virgil Tubbs op doorreis door een racistische zuidelijke sheriff opgepakt voor moord: hij heeft een zeer verdachte huidskleur. Tubbs lost de misdaad ondanks witte tegenwerking op, de sheriff is diep onder de indruk. Dat trucje had Poitier vaker gedaan: de zwarte man die wit respect wint door dubbel zo nobel, beheerst en aseksueel te zijn. Wat deze film uniek maakte, was ‘de klap’: geeft de lokale witte patriarch Tubbs een oorvijg, dan slaat de zwarte inspecteur direct terug: een tijdige primeur – de film ging enkele weken na verwoestende rassenrellen in Detroit en Newark in première. Poitier stelt dat hij Jewison overhaalde Tubbs niet waardig te laten afdruipen, zoals in het script stond. Het duo besloot de tegenspelers niet te waarschuwen dat Poitier zou terugslaan: hun verbijstering is ongeveinsd.

Jewison bleef zijn hele actieve loopbaan sociaal-politiek drama maken. F.I.S.T. (1978), met Sylvester Stallone als vakbondsleider Jimmy Hoffa, door fabrieksbazen in handen van de maffia gedreven, daarna gecorrumpeerd. Hurricane (1999) met Denzel Washington als de valselijk van moord beschuldigde bokser Rubin Carter.

Jewison was afkomstig uit het lichte amusement en was ook daar heel goed in. Hij behoorde met zijn vriend Sidney Lumet tot een lichting filmmakers die het vak leerde bij de televisie. Dat werkte een flexibele, no-nonsense houding in de hand, gericht op script, acteren en issue, en zonder nadrukkelijke handtekening of pretenties een ‘filmauteur’ te zijn.

Sylvester Stallone in F.I.S.T. (1978), in een regie van Norman Jewison

Dubbelklapper Steve McQueen

Jewison diende in 1944-1945 in de Canadese marine en reisde daarna door de VS: de segregatie in het zuiden schokte hem – in Memphis werd hij uitgescholden omdat hij in het zwarte deel van de bus zat. Tijdens zijn studie aan de universiteit van Toronto regisseerde, schreef en speelde hij bij het toneel; na zijn bachelor in de vrije kunsten woonde hij enkele jaren in Londen, scharrelde daar in de marge van het toneel en schreef scripts voor kinderprogramma’s van de BBC. Bij terugkeer klom hij bij de in 1952 opgerichte Canadese staatszender CBC op van stagiair tot regisseur. Hij huwde ex-model Margaret Ann ‘Dixie’ Dixon, met wie hij drie kinderen kreeg – ze overleed in 2004.

Nadat het Amerikaanse NBC hem in 1958 rekruteerde, kwam hij via muziek- en varietyshows en ‘specials’ rond entertainers als Harry Belafonte, Danny Kaye en Judy Garland op Hollywoods radar. Zijn filmloopbaan startte met lichte kost: Tony Curtis vroeg hem de deels in Disneyland opgenomen komedie 40 Pounds of Trouble (1962) te regisseren, twee films met Doris Day volgden. Jewison regisseerde daarna Steve McQueen in een dubbelklapper. Jewison verving de ontslagen Sam Peckinpah in The Cincinnati Kid (1965), met McQueen als jonge, hanige pokerspeler versus oude rot Edward G. Robinson, en regisseerde McQueen opnieuw als gladde bankier die in The Thomas Crown Affair (1967) hoopt weg te komen met een perfecte misdaad.

In 1987 bewees hij zijn lichte, elegante toets nog lang niet kwijt te zijn met romkom Moonstruck (1987), waarin Cher wil trouwen, uit angst om te eindigen als oude vrijster, maar valt voor de broer van de beoogde bruidegom – Nicolas Cage als eenarmige, oververhitte bakker. Moonstruck was Jewisons derde Oscar-nominatie als regisseur. In totaal werd hij zevenmaal voorgedragen; driemaal als regisseur, viermaal als producer. Dat Hollywood deze alleskunner in 1999 een oeuvre-Oscar gunde, de Irving J. Thalberg Award, was wel het minste.

https://www.youtube.com/watch?v=9aq_tDlpc6g