Ruud de Wild presenteert de mooiste Nederlandse liedjes sinds het jaar 1300 (wij kozen er 10)


Liedjestentoonstelling Van Hadewijch en Vondel tot André Hazes en Maarten van Roozendaal. Huis van het Boek in Den Haag exposeert een ‘reis langs de mooiste Nederlandse liedjes’. Wij selecteerden er 10.

Ruud de Wild, ‘Songbook’ in Huis Van Het Boek.
Ruud de Wild, ‘Songbook’ in Huis Van Het Boek.

Foto Frank Jansen

André Hazes stond in een eeuwenlange traditie. Er loopt een rechtstreekse lijn van de door hem bejubelde liefdestrouw in ‘Zij gelooft in mij’ naar het eeuwig durende geluk dat drieënhalve eeuw eerder door Joost van den Vondel dichterlijk werd omschreven in de bewoordingen „waar werd oprechter trouw/ dan tussen man en vrouw/ ter wereld ooit gevonden…” Alle twee brachten ze een ode aan de onvoorwaardelijke liefde, hoezeer hun woordkeus ook verschilde. Hazes zou zich nooit hebben gewaagd aan het beeld van ‘twee zielen, gloeiend aaneen gesmeed’, terwijl Vondel waarschijnlijk geen ‘toekomst voor ons allebei’ in het vooruitzicht zou hebben gesteld. Maar de gevoelens waren dezelfde.

Dit onverwachte verband tussen Hazes en Vondel wordt aannemelijk gemaakt in de tentoonstelling Ruud de Wild, Songbook. Reis langs de mooiste Nederlandse liedjes in het Haagse museum Huis van het Boek – ook bekend onder de vroegere naam Meermanno. De bezoeker wordt „een reis langs de mooiste Nederlandse liedjes” beloofd, hetgeen enigszins schuurt met het on-Nederlandse woord Songbook in de titel. Dit taalgebruik draagt wellicht de sporen van de radio-dj Ruud de Wild, die hier als gastconservator en naamgever optreedt. Maar van verdere popularisering is nauwelijks sprake. Door middel van pamfletjes uit vroeger tijden, bladmuziek uit de twintigste eeuw en veel opengeslagen liedbundeltjes achter glas, laat de tentoonstelling zien hoe het populaire Nederlandse lied zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Hoe het zich soms vernieuwde. En hoe het – vaker – teruggreep op traditionele thema’s. Niet voor niets is de uitstalling niet chronologisch, maar thematisch. Zodat alle liedjes over de liefde in één zaaltje bij elkaar te vinden zijn. Net als alle liedjes over godsdienst, feesten, zeelieden en nog zes andere onderwerpen.

Het materiaal is bijeengebracht door de historici Garrelt Verhoeven en Martine de Bruin die er duidelijk meer verstand van hebben dan De Wild. Ze konden bovendien gebruikmaken van baanbrekend onderzoek dat twintig jaar geleden is verricht door de intussen overleden liedkenner Louis Peter Grijp. Daaruit bleek dat veel teksten die in de geschiedschrijving al vele honderden jaren als gedichten worden vermeld, oorspronkelijk werden geschreven om te zingen. Het zijn dus geen gedichten, maar liedjes.

Grijp ontdekte dat het destijds hoogst gebruikelijk was teksten te schrijven op bestaande melodietjes. Voor zulke teksten op bestaande muziek bleek zelfs een woord te bestaan dat niet in de Van Dale staat, maar wel een eigen Wikipedia-lemma heeft: contrafacten. Zo kan de dertiende-eeuwse dichteres Hadewijch, van wie heel wat poëzie bewaard is gebleven, nu ook worden bewonderd om de liedjes die ze schreef. Net als Vondel trouwens. Diens onsterfelijke strofen over de huwelijkse trouw (en bijvoorbeeld ook over ‘de kerstnacht schoner dan de dagen’) waren niet bedoeld voor plechtige declamatie, zoals de toneeltraditie heeft voorgeschreven, maar om dienst te doen als gezangen. Conclusie: ook veel verzen van Vondel zijn liedjes.

10 opvallende liedjes op Ruud de Wild, Songbook

1 Hadewijch
Als ons dit nuwe jaer ontsteet (dertiende eeuw)

Over dichteres Hadewijch is weinig bekend. Ze was misschien een begijn, maar ze beperkte zich niet tot religieuze of mystieke gedichten. Haar poëzie is wonderbaarlijk veelzijdig. Zie bijvoorbeeld dit lied bij de jaarwisseling, waarvan de middeleeuwse titel eenvoudigweg staat voor: „als het nieuwe jaar begint”. Een nieuw jaar betekent ook dat iedereen al gauw weer gaat hopen op de komst van het seizoen van de liefde, aldus Hadewijch. En als het zo ver is, dienen ook de vele minnaars zich weer aan – zij die „de zoete minne” gaan opzuigen.

Der minnen ghebruken, dat es een spel
Dat niemant wel ghetonen en mach.
Ende al mocht dies pleghet iet toenen wel,
Hine const verstaen dies noeit en plach:
Hoe minne wilt minne ende niet el
Van al dat ie besceen die dach.
Die loep des troens en es niet so snel
So der minnen loep es inder minnen.

2 G.A. Bredero
Snachts rusten meest de dieren (1622)

De populaire dichter en toneelschrijver G.A. Bredero was een zeventiende-eeuwse veelschrijver die vooral uitblonk in het bezingen van de liefde – al dan niet met een amoureuze afloop. In dit lied beschrijft hij het droeve lot van een jonge minnaar die ’s nachts eenzaam door de straten zwiert terwijl „mijn lief goedertieren” vredig ligt te slapen. Net zo vredig als de in de titel vermelde dieren.

Ik zie het zwerrick drijven
Ik zie de klare Maan,
Ik zie, dat ik moet blijven
Alleen mistroostig staan!
Ach lief, wilt mij gerijven
Met troostelijk vermaan!

Onwillekeurig roept Bredero’s gezang de sfeer op van Ramses Shaffy die drieënhalve eeuw later een vergelijkbare route aflegde. Maar in zijn lied ‘’t Is stil in Amsterdam’ liet hij de dieren onvermeld.

3 Valerius
Merck toch hoe sterck (1626)

Adriaen Valerius was ambtenaar, later schepen en patriciër – maar vooral bekend als dichter. Zijn bekendste werk was de bundel Neder-lantsche Gedenck-clanck waarin hij een groot aantal geuzenliederen – deels van eigen makelij – voor de eeuwigheid vastlegde. Dit klinkende voorbeeld gaat over het ontzet van Bergen op Zoom tijdens de tachtigjarige oorlog.

Merck toch hoe sterck nu int werck sich al steld!
Die’t allen ty Soo ons vryheyt heeft bestreden:
Siet hoe hij slaeft, graeft en draeft met geweld!
Om onse goet en ons bloet en onse steden.

4 Joost van den Vondel
Waer werd oprechter trouw (1637)

Vondel schreef dit vers voor zijn toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel, als een ode aan de echtelijke liefde tussen kasteelheer Gijsbrecht en diens vrouw Badeloch. Hij legde zijn nobele woorden in de mond van de Rey van Burghzaten, het koor van kasteelbewoners dat commentaar levert op de angsten die Badeloch moet doorstaan terwijl haar Gijsbrecht de stad Amsterdam verdedigt tegen de Kennemers en de Waterlanders.

Waar werd oprechter trouw
dan tussen man en vrouw
ter wereld ooit gevonden?
Twee zielen gloende aaneengesmeed
of vastgeschakeld en verbonden
in lief en leed.

5 Auteur onbekend
Heer Halewijn (1838)

Heer Halewijn zong een liedekijn
al die dat hoorde wou bij hem zijn

En dat vernam een koningskind
Die was zoo schoon en zoo bemind.

Zi ging voor haren vader staen:
‘Och vader, mag ik naer Halewijn gaen?’

‘Och neen, gy dochter, neen, gy niet:
Die derwaert gaen, en keeren niet!’

Aldus de beginregels van een beroemde ballade die al in de Middeleeuwen de ronde had gedaan voordat er in 1838 een min of meer definitieve versie werd gepubliceerd. Het lied vertelt hoe de zoetgevooisde Halewijn een koningsdochter weet te verleiden om met hem mee het bos in te gaan, waar zij ontdekt dat hij bloeddorstige plannen met haar heeft. Maar ze weet de seriemoordenaar te onthoofden en keert zegevierend huiswaarts.

Daer wierd gehouden een banket
Het hoofd werd op de tafel gezet.

6 J.H. Speenhoff
De schutterij/Daar komen de schutters (1903)

Wie dit marsritme moeiteloos kan meeklappen, maar nooit echt op de tekst heeft gelet, zou kunnen denken dat de dichter-zanger J.H. Speenhoff een loflied schreef over de toenmalige burgermilitie van Rotterdam. Niets is echter minder waar. In werkelijkheid dreef de geharnaste Speenhoff juist de spot met de schutterij van toen. „Daar komen de schutters, daar komen ze an”, is niet de correcte tekst – die luidt: „Daar komen de schutters, ze lopen zich lam.” Want alleen met behulp van een stevige slok kwamen „de mannetjesputters van Rotterdam” in actie.

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En ’t plichtsbesef.

7 Jean-Louis Pisuisse
Mensch durf te leven (1917)

Onsterfelijk motto van het Nederlandse cabaret: neem het heft in eigen handen, laat je niet door anderen vertellen wat te doen en wat te geloven. De tekst is geschreven door de houthandelaar Dirk Witte, die volgens kenners zo’n burgerlijk leven leed dat het leek alsof hij die striemende woorden voor zichzelf had bedoeld – zo burgerlijk was zijn bestaan. De eerste versie staat op naam van meestercabaretier Jean-Louis Pisuisse, en Ramses Shaffy zong het vele jaren later ook. Net als Wende Snijders en heel veel anderen.

Het leven is heerlijk, het leven is mooi
maar – vlieg uit in de lucht, en kruip niet in een kooi
mensch, durf te leven!
Je kop in de hoogte, je neus in de wind
En lap aan je laars hoe een ander het vindt!
Hou een hart vol van warmte en van liefde in je borst
Maar wees op je vierkante meter een vorst!
Wat je zoekt kan geen ander je geven!
Mens, durf te leven!

8 Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink
Op een mooie pinksterdag (1965)

Op deze plaats hadden net zo goed honderden andere liedjes kunnen staan, want het oeuvre van Annie M.G. Schmidt (tekst) en Harry Bannink (muziek) is bijna onuitputtelijk. Wat ze allemaal gemeen hebben, is een typisch Nederlandse toonhoogte waarin een laconiek soort lyriek subliem samengaat met relativering, ironie en herkenbaarheid. Twee vaders bezingen hoe hun dochters zich ooit zullen losmaken van het vaderlijk gezag:

Morgen kan ze zwanger zijn
’t kan ook nog vandaag
’t kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of iemand uit Den Haag…

9 André Hazes
Zij gelooft in mij (1980)

Noem het een levenslied of een liefdeslied. Zelf betitelde André Hazes, de beste blueszanger van Nederland, zijn genre als ‘levenspop’. Hij verruilde de traditionele accordeonwalsjes voor de pakkende popritmiek van zijn generatie en schiep zodoende een geheel eigen sound. ‘Zij gelooft in mij’ groeide na zijn dood uit tot titelsong van een veelbekeken documentaire en een veelbezochte musical. In feite is dit nummer ook een contrafact, want Hazes schreef de tekst op het bestaande ‘She believes in me’ van de Amerikaanse singer-songwriter Steve Gibb.

Ze lag te slapen,
‘K vroeg haar gisteravond
„Wacht op mij”
Misschien ben ik vanavond vroeger vrij,
Ze knikte wel van ja,
Maar zij kent mij (oh jah)
Nu sta ik voor je
Ik ben weer blijven hangen in de kroeg…

10 Maarten van Roozendaal
Red mij niet (2000)

Jouw hemel is voor mij de hel
Een hemel met jou is de hel voor mij.

Een vurig begin van deze nieuwe eeuw: het vrijgevochten lied van de veel te vroeg gestorven Maarten van Roozendaal. Laat iedereen een geloof naar eigen keuze aanhangen, zegt de tekst:

Leg een steen onder je kussen
Brand voor mijn part een kaars
Slacht een lam
Maar red mij niet.

Deze zanger zit niet te wachten op verlossing door een hogere macht:

Laat mij m’n kont tegen de krib
laat mij dit goddeloze lied
hef jij je handen maar ten hemel
maar red mij niet.