Opinie | Laat kunst weer een onnavolgbare utopische koers varen

Als het nieuwe rechtse kabinet er komt, ziet het er somber uit voor de cultuursector. Verkiezingswinnaar PVV wil alle kunstsubsidies afschaffen. De cultuurparagraaf van de VVD, dat cultuurinstellingen vooral graag ondernemender ziet worden, is niet veel langer dan een Wilders-tweet. Het verkiezingsprogramma van Omtzigts NSC bepleit neutraal vrijblijvend zonder voelbare ambities het belang van erfgoed, bevordering van „nationale en streekproducties” en bereikbaarheid van cultuurvoorzieningen in de regio.

Assertiever is de BBB, die cultuursubsidies evenredig over heel Nederland wil verdelen. Wat een redelijke wens lijkt is ook een waarschuwing. De Nationale Opera en Museum Boijmans Van Beuningen zijn niet langer centrum van het universum. In het BBB-programma staat letterlijk: „Plattelandscultuur is ook cultuur”. Bij alle potentiële PVV-coalitiegenoten frappeert de concentratie op de regio en de volkscultuur. Voelbaar is de onvrede over de mores van de grote stad die iedereen de wet voorschrijft. In die rancune wortelt bij de BBB de obligate sneer naar het inclusiedenken: „Daarnaast vindt BBB dat cultuur in zichzelf van waarde is en niet via beleid politiek gemaakt moet worden, zoals nu veel gebeurt via opgelegde inclusie- en diversiteitspolitiek.”

Dit is hoe een aanzienlijk deel van de kiezers nu over cultuur lijkt te denken; een wereld waarin anderen voor hen bepalen wat cultuur is.

De hypothetische genadeklap

Daar staat de verlichte Randstad dan met zijn rijkscultuurfondsen, zijn Raad voor Cultuur, zijn luisterrijke kunstenplannen met hun nobele visies op de plaats van cultuur in de samenleving. Dat stelsel kreeg een eerste klap toen in 2011 VVD-staatssecretaris Halbe Zijlstra namens Rutte I 200 miljoen op de cultuursector bezuinigde. Klap twee was het coronavirus, waarna het kabinet Rutte III met honderden miljoenen overigens wel grootmoedig eerste hulp verleende. Nu lijkt voor het eerst de hele sector op het spel te staan. Toch hing die hypothetische genadeklap al in de lucht.

Buikspreker van het nationale ongenoegen was op sociale media rapper Boef, die in de openbare ruimte op een lelijk beeld stuitte. De taalfouten heb ik al elitair gecorrigeerd: „Ik haat belasting. Ze laten je de helft van alles wat je verdient betalen om er uiteindelijk een standbeeld van te bouwen dat ik spuuglelijk vind.” Daar sprak bij monde van het nieuwe geld de onderbuik die uitgerekend Boef het liefst per ommegaande uit het land zou schoppen.

Wat als cultuur niet verbindt maar juist isoleert en uitsluit?

Sinds Zijlstra wordt de sloop van de cultuur aan rechts geweten. Maar misschien gaan aan de goede kant de hoeders van het stelsel evenmin vrijuit. Ze hebben de kunst opgetuigd tot een van staatswege gefinancierd cohesie-instrument dat wordt geacht de samenleving een verbindende en waar nodig emancipatoire spiegel voor te houden die op barsten staat. In de uitgangspuntenbrief cultuursubsidies 2025-2028 van ex-staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur en Media, D66) stond nog: „Kunst moet niets maar kan heel veel”. Dat klonk verfrissend na decennia waarin kunst vooral van alles moest, van middenin de samenleving staan tot op straffe van uitsluiting de vooruitgang dienen.

De brief helpt je snel uit de droom. Officieel staat kwaliteit als beoordelingscriterium bij subsidieaanvragen voorop, maar kunst wordt ouderwets gestreng op haar cultuurmaatschappelijke opdracht aangesproken. Dit schreef de Raad voor Cultuur, adviesorgaan van de regering, al eerder vorig jaar in zijn advies over de kunstenplanperiode 2025-2028 over de cruciaal geachte wisselwerking tussen kunst en samenleving; „De invloed (en tevens de verantwoordelijkheid) van culturele instellingen reikt verder dan het culturele domein; voorstellingen, concerten, tentoonstellingen, ontwerp en andere artistieke/inhoudelijke activiteiten reflecteren op de maatschappij, agenderen maatschappelijke thema’s en leveren concrete bijdragen aan het maatschappelijk debat.”

De stilte gehate Code Diversiteit en Inclusie

Doen ze dat niet, dan leren ze het maar. Opdat iedereen zich in het aanbod kan herkennen zijn er codes. Artistiek-inhoudelijke kwaliteiten, ‘maatschappelijke betekenis’ en ‘toegankelijkheid’ worden getoetst aan onder meer de controversiële en in stilte gehate Code Diversiteit en Inclusie, die waakt over de gewenste pluriformiteit van programmering, publiek, partners en personeel.

Het is klassiek sociaaldemocratisch denken. Eind jaren negentig wilde PvdA-cultuurstaatssecretaris Rick van der Ploeg cultuur al tot de haarvaten van de samenleving laten doordringen. En zo, als een maatschappelijke opdracht, vat de PvdA/GroenLinks-tandem de kunst nog altijd op: „Juist in een samenleving waar onderling vertrouwen en respect in zwaar weer verkeert is kunst en cultuur uiterst belangrijk als stimulator van geloof in en respect voor wat mooi en goed is. Kunst en cultuur moet naast overdracht van cultureel erfgoed ook ruimte geven aan kunst, die schuurt en uitnodigt tot debat.”

„Schuurt”. Maar dan wel graag volgens de spelregels.


Lees ook
Hoe beoordeel je of een kunstinstelling voldoende divers is?

Bezoekers van een voorstelling in Koninklijk Theater Carré.

Het gevaar van het systeem is dat het cultuurinstellingen tot opportunisme dwingt. Het is in hun belang ’s rijks adviseurs te gerieven; anders geen geld. Die bereidheid neemt soms karikaturale vormen aan. In maart gaat bij De Nationale Opera The Shell Trial in première, muziektheater over de klimaatzaak van Milieudefensie tegen Shell. Communicatie-afdeling: „Deze actuele opera laat zien dat de klimaatcrisis boven alles een verantwoordelijkheidscrisis is.” Het klimaat, de actualiteit, helemaal goed!

Misschien wordt het prachtig. Componiste Ellen Reid won een Pulitzerprijs, dirigent Manoj Kamps is een geweldenaar, en muziek wint op de bühne helaas altijd van de boodschap. Maar zo is kunst dus nu. Stelt vragen, grote vragen. Over mens en samenleving, kunst en publiek, het koloniale verleden, identiteit en klimaatverandering. Houdt nederig zichzelf tegen het licht. Slaat bruggen naar andere culturen en verbindt daar elke oprisping van ongewenst maatschappelijk conflict met uitgestoken hand aan flarden.

Onuitspreekbare bewondering

Ik snap heel goed waarom iedereen op die trein springt. De staatskas eist en prijst de wisselwerking tussen samenleving en (nieuw) publiek. Intussen heeft de door heel keurig Nederland verfoeide Elon Musk met Tesla meer aan de energietransitie en de strijd tegen Big Oil bijgedragen dan enige operavoorstelling.

Maar Musk is een schurk en schurken tellen niet. Voorbeeldigheid is een must. De mythe van de kunst als baken van rechtschapenheid is een erfstuk uit de tijd waarin kunst nog klassiek verheffing was. Een van de doelwitten was mijn vader, jongetje uit een kansarme Amsterdamse volkswijk. Dat ging in 1950 op zijn tiende met de meester van de buurtschool naar de Zevende symfonie van Beethoven met het Concertgebouworkest onder Rafael Kubelik. Keerpunt in zijn leven, hield hij vol. Hij had geen antwoord op de vraag waarom. Zijn Beethoven-ontdekking wekte een stomme, onuitspreekbare bewondering voor de dondergod die belangeloos, uit niets dan innerlijke aandrang, zoiets groots als die extatische muziek had gecreëerd voor iedereen die kon en wilde horen. De Zevende zaaide een levenslange hoop op wonderen.

Wat als je van die wonderen niets leert? Er geen beter mens van wordt? Wat als cultuur niet verbindt maar juist isoleert en uitsluit, bijvoorbeeld omdat dat tienjarige jongetje in zijn klas de enige was die het daar in het Concertgebouw zo machtig voelde? Dan verliest de kunst in één klap zijn maatschappelijke legitimiteit. Als dat zo is, wordt elk argument voor kunstsubsidie prekerige willekeur en ga je het BBB-ressentiment tegen de bedillerige beoordelingscriteriumcultuur bijna begrijpen.

Wurgcontract

De maatschappelijke impact van cultuur is nihil. Een nieuwe Houellebecq leidt tot debat en in de openbare ruimte richt een enkel beeld een haatzaaiende storm in een glas water aan. Maar de meeste kunst, ook grote, komt en gaat geruisloos – door een enkeling herkend, door een minderheid bewonderd, door de meerderheid genegeerd. Brak bij de première van Stravinsky’s Sacre du Printemps nu bijna 111 jaar geleden in Parijs nog authentiek de pleuris uit, dankzij de institutionalisering van de contramine, ‘het mag schuren’, is zelfs het schandaal van het toneel verdwenen.

De kunst die trots zijn utopisch onnavolgbare koers zou moeten varen heeft zich aangepast aan het voorzieningensysteem, een mausoleum van tijdig begrepen en rechtvaardig beloonde goede bedoelingen. Het is een wurgcontract waarvoor een Beethoven hysterisch op de vlucht zou slaan. Helaas hebben de Nederlandse kunstenaars van nu dat privilege niet. Die staan met de rug tegen de muur door een hardnekkig misverstand over hun inzet. Ik hoop zo dat ze het overleven. Maar dan moet eerst dat uitgewoonde stelsel op de schop. Anders blijft Van der Plas tevreden en met reden schuddebuiken.


Lees ook
Iedereen mag meedoen, iedereen is kunstenaar

<strong>De expositie ‘The Grand Palace of Everyone’</strong> in Nest, Den Haag. Met werk van Bas Kosters en Ayse Somuncu.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/01/opinie-laat-kunst-weer-een-onnavolgbare-utopische-koers-varen-1.jpg”><br />
</a> <dmt-util-bar article=