De klimaatdreiging mag geen achtergrondruis worden

Marijn Kruk

Dat zich een klimaattop in Parijs afspeelde besefte ik destijds wel. En ook dat die een succes was. Maar echt doordringen deed het niet. Er waren zojuist grote aanslagen geweest, en er waren talloze doden en gewonden te betreuren, de meeste in poptempel Bataclan. Dagen achtereen had ik verslag gedaan, de meest hartverscheurende verhalen aangehoord en opgetekend. Van de COP21, die het belangrijke klimaatakkoord van Parijs voortbracht, kreeg ik weinig mee.

De hoofdpersoon van Tasmanië, de nieuwe roman van de Italiaanse schrijver Paolo Giordano, is speciaal voor de top naar Parijs gekomen. Maar ook bij hem ontbreekt het aan betrokkenheid. Als er geen klimaatconferentie was geweest, was hij wel ergens anders heen gegaan; zolang hij maar kon opgaan in „iets anders en groters dan mijn eigen zorgen”. Samen met zijn vrouw probeert hij een kind te krijgen, maar dat mislukt. Hun relatie stagneert.

Tasmanië is een klimaatroman zoals je die wil lezen, een al te menselijk drama met de klimaatdreiging als achtergrond. Het is ook een boek dat onderzoekt hoe vreselijke dingen normaal worden, vertelde Giordano onlangs in een interview in NRC. Hoe alles, „hoe erg ook, achtergrondruis in onze levens wordt”. Hij wees op de aanslagen en aanslagjes die op die in de Bataclan zouden volgen, of op de oorlog in Oekraïne.

Maar wie is die ‘ons’? Dat hangt nogal van je gezichtspunt af. Het scheelt nogal of je tijdens de aanslagengolf in Frankrijk in Rome zit of in Parijs. Wie in Kiev woont kan lastig zeggen dat de oorlog ‘achtergrondruis’ in zijn leven is. Die staat op de voorgrond en blijft dat.

Iets tot achtergrondruis in je leven verklaren is iets wat je je moet kunnen permitteren. Dat geldt ook voor de klimaatcrisis: het ene gebiedsdeel wordt veel zwaarder getroffen dan het andere. Het scheelt of je in een land woont met de financiële middelen om de dijken te verhogen, of dat je bent overgeleverd aan de elementen.

Tegelijk kunnen we het probleem alleen op een mondiale schaal aanpakken. We moeten allemaal meedoen. En daar wringt het. Na de Bataclan riep de Franse president de noodtoestand uit en kon hij op brede instemming rekenen; Zelensky hoeft helemaal niemand in zijn land te overtuigen. De klimaatcrisis slaat overal ter wereld toe, maar omdat we nu eenmaal geen wereldregering hebben moeten we het doen met afspraken tussen landen onderling en met akkoorden zoals die in Parijs. Nageleefd wordt dat akkoord niet.

Het levert de terechte vraag op of we geen hogere autoriteit nodig hebben, een regime dat dit kan afdwingen. Het nucleaire afschrikkingsregime van de Koude Oorlog is een voorbeeld van zo’n regime: een stelsel van afspraken, codes en dreiging dat ervoor zorgde dat de twee supermachten, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, de wereld niet in een vernietigende atoomoorlog zouden storten. Paix impossible, guerre improbable, zo omschreef de Franse filosoof Raymond Aron deze toestand in Le grand schisme in 1948, onmogelijke vrede, onwaarschijnlijke oorlog. Maar dit stond of viel bij de bereidheid van twee landen. En het leverde geen duurzame aanpak op voor het probleem van nucleaire proliferatie. Het aanhoudende gescherm met atoomwapens door Poetin bewijst dat.

We moeten het veel eerder zoeken in het creëren van een wijdere betrokkenheid, en in nieuwe vormen van politieke representatie. Tijdens de Watersnoodramp van 1953 dachten bewoners van Gelderland ook niet: dit is een Zeeuws probleem. Het was een probleem van ons hele land. Het is zaak die betrokkenheid in de geografische ruimte uit te breiden, juist om te voorkomen dat zoiets groots en alomvattends als klimaatverandering tot achtergrondruis van ons leven wordt, dat het normaal wordt.

Marijn Kruk is historicus en journalist. Hij schrijft om de week een column over politiek en verbeelding van de klimaattijd.